Aardrijkskunde; Vervoer & Ruimtelijke inrichting.
Hoofdstuk 1. Vervoer en vervoerssystemen.
- Vervoer: het verplaatsen van mensen, goederen, energie of informatie.
- Transport: het verplaatsen van goederen of energie.
- Migratie: langdurige verandering van locatie van mensen.
- Forensisme: kortdurende verandering van locatie van mensen.
- Communicatie: het verplaatsen van informatie.
- Verkeer: bewegingen die vervoermiddelen maken.
- Infrastructuur: alle ruimtelijke elementen die nodig zijn vervoer mogelijk te maken.
- Logistiek: alle handelingen die met vervoer te maken hebben.
- Diensten die een transportonderneming kan bieden aan een klant:
> Los transport. Alleen vervoermiddel en bestuurder.
> Transportcentrum. Planning en uitvoering transport.
> Distributiecentrum / logistiek centrum. Goederen onder beheer, opslag en vervoer.
- Ruimtelijke differentiatie: verschil tussen gebieden.
- Ruimtelijke interactie: ruimtelijke verplaatsingen tussen gebieden.
- Interactietheorie van Ullman:
> Complementariteit. Aanvullende kwaliteiten uit ander gebied.
> Intervening opportunity. Dichterbij liggende gebieden met zelfde kwaliteiten.
> Transferability. Absolute en relatieve afstand.
- Factoren die de route van een nieuwe vervoerslijn bepalen:
> Invloed van natuurlijk milieu.
> Aanlegkosten, gebruikersgemak en de gebruikerskosten.
> Politiek-economisch systeem van het betreffende land.
- Argumenten voor de Noord-zuidlijn (metro van noord naar zuid Amsterdam):
> Het openbaar vervoer rondom Amsterdam wordt alternatief voor de auto.
> De lijn is een diepte-investering in een milieuvriendelijke toekomst.
> De trams krijgen meer ruimte op de drukst bereden routes.
> Met de aanleg is blijvende werkgelegenheid gegarandeerd, ong. 10.000 banen.
- Argumenten tegen de Noord-zuidlijn:
> De lijn gaat ten koste van bus en tram.
> De kosten kunnen beter worden geïnvesteerd in bestaande openbaar vervoer.
> Metrostations moeten permanent bewaakt zijn, anders niet veilig.
> Er wordt geen rekening gehouden met de hoge kosten van het onderhoud.
- Vervoerssysteem: transportnetwerk; samenhangend geheel van knooppunten en transportverbindingen.
> Hubs and spokes: knooppunten en verbindingen.
- Collectienetwerk: verzamelnetwerk; vervoerssysteem dat nodig is om de goederen op één plaats te verzamelen.
- Verplaatsingsnetwerk: vervoerssysteem dat nodig is om goederen te verplaatsen.
- Distributienetwerk: verdeelnetwerk; vervoerssysteem om goederen vanuit één plaats te verdelen.
- De vier fases waarin een vervoerssysteem zich ontwikkelt:
> Fase 1: beginstadium met plaatselijke verbindingen.
> Fase 2: koppeling of integratie, losse verbindingen worden samen.
> Fase 3: intensivering en/of uitbreiding van de verbindingen.
> Fase 4: selectie, onrendabele verbindingen worden afgesloten.
- Knooppunt: de plaats waar twee transportnetwerken aan elkaar worden verbonden.
- Vervoermodaliteit: vervoermodus; vervoermiddel waarmee men de verplaatsing van mensen, goederen, energie of informatie uitvoert.
- Multimodaal knooppunt: knooppunt met veel soorten vervoermiddelen.
- Mainport: intercontinentaal knooppunt.
- Interregionaal knooppunt: knooppunt met overwegend nationale herkomst en bestemming
- Intraregionaal knooppunt: knooppunt met overwegend regionale herkomst en bestemming
- Groupage: goederen worden samengevoegd.
- Degroupage: goederen worden gesplitst.
- Locatiefactoren voor een bedrijf:
> Op de plaats van de grondstoffen. Bij groot gewicht van grondstoffen.
> Bij een knooppunt. Makkelijk vervoeren naar en van het bedrijf.
> Bij de afzetmarkt. Weinig en lichte grondstoffen / kwetsbaar eindproduct.
> Zichtlocaties. Reclame voor het bedrijf.
- Locatiefactoren voor kantoren:
> Bij knooppunt van openbaar vervoer. Voor de werknemers.
> Bij een autoweg. Ambulanten (veel onderweg) en visualisten (reclame).
> Historische en statige omgeving. Classicisten (locatie geeft status).
Hoofdstuk 2. Vervoer en concurrentie om de ruimte.
- Regionale specialisatie: een gebied legt zich steeds meer op één activiteit toe.
- Ruimtelijke concentratie: opeenhoping van activiteiten op één plaats.
- Terminals: begin of eindstation.
- Comparatief voordeel: relatieve verschil in productiekosten (incl. transport)
- Just in time delivery (JIT): vervoer van een klein aantal productiemiddelen, snel vervoerd.
- Modal shift: verschuiving in de vervoermiddelen die meestal gebruikt worden.
- Oorzaken groei van het vervoer:
> Bevolkingsgroei en individualisering.
> Welvaartsgroei en daarmee toename van het autobezit.
> Meer afstand tussen wonen en werken.
> Werkgelegenheid in vervoersector.
> Ruimtelijke ontwikkelingen: meer afstand tussen dingen.
> Goederenvervoer ook grotendeels via de weg.
- Ruimtedruk stijgt door de groei van de Nederlandse bevolking, groei van de economie, de welvaartsgroei en de mobiliteitsgroei. Hierdoor moet er efficiënter om worden gegaan met de weinige ruimte die er is.
- Locatiebeleid: Wonen, werken, recreëren en andere activiteiten centreren in en rondom een grote stad waardoor mensen geneigd zijn met de fiets te gaan. Ook bedrijven waarbij gebruik gemaakt moet worden van het openbaar vervoer moeten zich aanpassen en makkelijk bereikbaar zijn met het openbaar vervoer.
- Parkeerbeleid: Via betaald parkeren het niet-noodzakelijke verkeer afremmen. Om bezoekers van steden de mogelijkheid te geven aan de rand van de steden van auto over te stappen naar openbaar vervoer heeft men zogenaamde transferia (= knooppunt met overstapmogelijkheid van de auto naar openbaar vervoer) aangelegd.
- Oplossingen drukte op de aansluitingen op het hoofdwegennet:
> Toeritdosering. Auto’s druppelsgewijs toelaten op de wegen.
> Doelgroepstroken. Rijstroken reserveren voor bepaalde doelgroepen.
> Spits- en wisselstroken. Meer rijbanen voor de drukste rijrichting.
> Dynamische verkeersinformatie. Verkeersinformatie over precieze plaats en lengte files.
> Lagere maximumsnelheden.
- Mainports moeten beschikbaar blijven voor het achterland:
> Achterlandverbindingen moeten filevrij gemaakt worden.
> Wegtransport verminderen, meer via spoorweg en water.
- Hoofdtransportassen: corridors; belangrijke aders voor weg- water of railtransport.
- Uitgangspunten ruimtelijke ordeningsbeleid:
> Geen maatregelen meer om spreiding van inwoners te bevorderen.
> Concentratiebeleid. Woning, werken en voorzieningen in of bij de stad. Voordelen:
* Beperkt aantasting ecologische en landschappelijke waarde.
* Gaat onnodige mobiliteit tegen.
* Versterkt het stedelijke draagvlak.
* Stimuleert gebruik van fiets en openbaar vervoer.
> Om te voorkomen dat stadsgewesten aan elkaar komen te liggen worden bufferzones
toegewezen. Dit zijn groengebieden met recreatieve of landbouwfunctie.
> Intergemeentelijke samenwerking voor aanleg van woon- en werkgebieden,
grootschalige recreatiegebieden en de bijbehorende infrastructuur.
- Belevingswaarde:zodanige inrichting van de ruimte dat iedereen een leefbaar bestaan heeft.
- Toekomstwaarde: inrichting waarbij toekomstige generaties leefbaar bestaan hebben.
- Gebruikswaarde: zo optimaal mogelijk benutten van de beschikbare ruimte.
- Tweede structuurschema verkeer en vervoer, grote problemen:
> Afname van de bereikbaarheid van de economische centra.
> Milieuvervuiling.
> Stijging van het aantal verkeersslachtoffers.
> Verminderde concurrentiepositie van Nederland.
- Duurzame samenleving: Samenleving is zo ingericht dat het rekening houdt met komende generaties.
Onderzoeksopdracht: Vervoer in Nigeria.
- Ruimtelijke model ontwikkeling vervoersnetwerken in ontwikkelingslanden:
> Fase 1. Ontwikkeling van kuststeden met omringende verzorgingsgebieden.
In deze fase groeien als gevolg van overzeese handelscontacten enkele nederzettingen aan de
kust uit tot kleine havensteden. Zij vormen handelscentra voor producten uit het omringende
achterland en hebben voor dit gebied tevens een verzorgende functie. Tussen de steden onderling bestaan nauwelijks handelsrelaties.
> Fase 2. Ontwikkeling van “feeders” naar het binnenland (lineair of vertakt patroon).
De kolonisten veroveren vanuit de kuststeden langzaam het binnenland. Naast uitbreiding van het territorium is het binnenland vooral van belang als leverancier van agrarische en minerale grondstoffen. Vanuit de kuststeden ontstaan verbindingen naar het achterland. Aan het eind van deze verbindingen ontwikkelden zich nederzettingen bij mijnbouwgebieden en plantages. De grondstoffen worden via deze “feeders” naar de zich verder ontwikkelende havensteden gebracht om van daaruit per schip te kunnen worden geëxporteerd. Tussen deze kuststeden bestaan geen dwarsverbindingen. Alleen rechtstreeks naar de achterlanden waar dingen te halen viel.
> Fase 3. Ontwikkeling van dwarsverbindingen tussen nederzettingen (circuitpatr.)
Aan de “feeder”-routes ontwikkelen zich nieuwe nederzettingen. Voor en tijdens de dekolonisatieperiode vormden zich dwarsverbindingen tussen plantages, mijnbouw- en havensteden, waardoor er minstens 1 circuit (gesloten netwerk) ontstaat.
> Fase 4. Ontwikkeling van een complex vervoerssysteem.
Tussen de verschillende nederzettingen ontstaan allerlei verbindingswegen. De grote steden zijn met elkaar verbonden met hoofdwegen. Daardoor nemen deze belangrijke steden verder in omvang toe. Ook tussen kleine nederzettingen ontwikkelden zich allerlei dwarsverbindingen. Er ontstaat een transportnetwerk met meerdere circuits. Steden zijn via verschillende verbindingen te bereiken. De kustgerichtheid van verbindingswegen is niet meer nadrukkelijk aanwezig.
- Resultaat: Door deze ontwikkelingen konden de kuststeden zich goed ontwikkelden, zij werden een centrumgebied. Dit ging ten koste van de binnenlanden die in dienst stonden van de havensteden. De binnenlanden werden periferiegebieden genoemd.
- Backwash-effect: het weghalen van productiemiddelen uit perifere gebieden naar het centrumgebied.
Hoofdstuk 1. Vervoer en vervoerssystemen.
- Vervoer: het verplaatsen van mensen, goederen, energie of informatie.
- Transport: het verplaatsen van goederen of energie.
- Migratie: langdurige verandering van locatie van mensen.
- Forensisme: kortdurende verandering van locatie van mensen.
- Communicatie: het verplaatsen van informatie.
- Verkeer: bewegingen die vervoermiddelen maken.
- Logistiek: alle handelingen die met vervoer te maken hebben.
- Diensten die een transportonderneming kan bieden aan een klant:
> Los transport. Alleen vervoermiddel en bestuurder.
> Transportcentrum. Planning en uitvoering transport.
> Distributiecentrum / logistiek centrum. Goederen onder beheer, opslag en vervoer.
- Ruimtelijke differentiatie: verschil tussen gebieden.
- Ruimtelijke interactie: ruimtelijke verplaatsingen tussen gebieden.
- Interactietheorie van Ullman:
> Complementariteit. Aanvullende kwaliteiten uit ander gebied.
> Intervening opportunity. Dichterbij liggende gebieden met zelfde kwaliteiten.
> Transferability. Absolute en relatieve afstand.
> Invloed van natuurlijk milieu.
> Aanlegkosten, gebruikersgemak en de gebruikerskosten.
> Politiek-economisch systeem van het betreffende land.
- Argumenten voor de Noord-zuidlijn (metro van noord naar zuid Amsterdam):
> Het openbaar vervoer rondom Amsterdam wordt alternatief voor de auto.
> De lijn is een diepte-investering in een milieuvriendelijke toekomst.
> De trams krijgen meer ruimte op de drukst bereden routes.
> Met de aanleg is blijvende werkgelegenheid gegarandeerd, ong. 10.000 banen.
- Argumenten tegen de Noord-zuidlijn:
> De lijn gaat ten koste van bus en tram.
> De kosten kunnen beter worden geïnvesteerd in bestaande openbaar vervoer.
> Er wordt geen rekening gehouden met de hoge kosten van het onderhoud.
- Vervoerssysteem: transportnetwerk; samenhangend geheel van knooppunten en transportverbindingen.
> Hubs and spokes: knooppunten en verbindingen.
- Collectienetwerk: verzamelnetwerk; vervoerssysteem dat nodig is om de goederen op één plaats te verzamelen.
- Verplaatsingsnetwerk: vervoerssysteem dat nodig is om goederen te verplaatsen.
- Distributienetwerk: verdeelnetwerk; vervoerssysteem om goederen vanuit één plaats te verdelen.
- De vier fases waarin een vervoerssysteem zich ontwikkelt:
> Fase 1: beginstadium met plaatselijke verbindingen.
> Fase 2: koppeling of integratie, losse verbindingen worden samen.
> Fase 3: intensivering en/of uitbreiding van de verbindingen.
- Knooppunt: de plaats waar twee transportnetwerken aan elkaar worden verbonden.
- Vervoermodaliteit: vervoermodus; vervoermiddel waarmee men de verplaatsing van mensen, goederen, energie of informatie uitvoert.
- Multimodaal knooppunt: knooppunt met veel soorten vervoermiddelen.
- Mainport: intercontinentaal knooppunt.
- Interregionaal knooppunt: knooppunt met overwegend nationale herkomst en bestemming
- Intraregionaal knooppunt: knooppunt met overwegend regionale herkomst en bestemming
- Groupage: goederen worden samengevoegd.
- Degroupage: goederen worden gesplitst.
- Locatiefactoren voor een bedrijf:
> Op de plaats van de grondstoffen. Bij groot gewicht van grondstoffen.
> Bij een knooppunt. Makkelijk vervoeren naar en van het bedrijf.
> Zichtlocaties. Reclame voor het bedrijf.
- Locatiefactoren voor kantoren:
> Bij knooppunt van openbaar vervoer. Voor de werknemers.
> Bij een autoweg. Ambulanten (veel onderweg) en visualisten (reclame).
> Historische en statige omgeving. Classicisten (locatie geeft status).
Hoofdstuk 2. Vervoer en concurrentie om de ruimte.
- Regionale specialisatie: een gebied legt zich steeds meer op één activiteit toe.
- Ruimtelijke concentratie: opeenhoping van activiteiten op één plaats.
- Terminals: begin of eindstation.
- Comparatief voordeel: relatieve verschil in productiekosten (incl. transport)
- Just in time delivery (JIT): vervoer van een klein aantal productiemiddelen, snel vervoerd.
- Oorzaken groei van het vervoer:
> Bevolkingsgroei en individualisering.
> Welvaartsgroei en daarmee toename van het autobezit.
> Meer afstand tussen wonen en werken.
> Werkgelegenheid in vervoersector.
> Ruimtelijke ontwikkelingen: meer afstand tussen dingen.
> Goederenvervoer ook grotendeels via de weg.
- Ruimtedruk stijgt door de groei van de Nederlandse bevolking, groei van de economie, de welvaartsgroei en de mobiliteitsgroei. Hierdoor moet er efficiënter om worden gegaan met de weinige ruimte die er is.
- Locatiebeleid: Wonen, werken, recreëren en andere activiteiten centreren in en rondom een grote stad waardoor mensen geneigd zijn met de fiets te gaan. Ook bedrijven waarbij gebruik gemaakt moet worden van het openbaar vervoer moeten zich aanpassen en makkelijk bereikbaar zijn met het openbaar vervoer.
- Parkeerbeleid: Via betaald parkeren het niet-noodzakelijke verkeer afremmen. Om bezoekers van steden de mogelijkheid te geven aan de rand van de steden van auto over te stappen naar openbaar vervoer heeft men zogenaamde transferia (= knooppunt met overstapmogelijkheid van de auto naar openbaar vervoer) aangelegd.
> Toeritdosering. Auto’s druppelsgewijs toelaten op de wegen.
> Doelgroepstroken. Rijstroken reserveren voor bepaalde doelgroepen.
> Spits- en wisselstroken. Meer rijbanen voor de drukste rijrichting.
> Dynamische verkeersinformatie. Verkeersinformatie over precieze plaats en lengte files.
> Lagere maximumsnelheden.
- Mainports moeten beschikbaar blijven voor het achterland:
> Achterlandverbindingen moeten filevrij gemaakt worden.
> Wegtransport verminderen, meer via spoorweg en water.
- Hoofdtransportassen: corridors; belangrijke aders voor weg- water of railtransport.
- Uitgangspunten ruimtelijke ordeningsbeleid:
> Geen maatregelen meer om spreiding van inwoners te bevorderen.
> Concentratiebeleid. Woning, werken en voorzieningen in of bij de stad. Voordelen:
* Gaat onnodige mobiliteit tegen.
* Versterkt het stedelijke draagvlak.
* Stimuleert gebruik van fiets en openbaar vervoer.
> Om te voorkomen dat stadsgewesten aan elkaar komen te liggen worden bufferzones
toegewezen. Dit zijn groengebieden met recreatieve of landbouwfunctie.
> Intergemeentelijke samenwerking voor aanleg van woon- en werkgebieden,
grootschalige recreatiegebieden en de bijbehorende infrastructuur.
- Belevingswaarde:zodanige inrichting van de ruimte dat iedereen een leefbaar bestaan heeft.
- Toekomstwaarde: inrichting waarbij toekomstige generaties leefbaar bestaan hebben.
- Gebruikswaarde: zo optimaal mogelijk benutten van de beschikbare ruimte.
> Afname van de bereikbaarheid van de economische centra.
> Milieuvervuiling.
> Stijging van het aantal verkeersslachtoffers.
> Verminderde concurrentiepositie van Nederland.
- Duurzame samenleving: Samenleving is zo ingericht dat het rekening houdt met komende generaties.
Onderzoeksopdracht: Vervoer in Nigeria.
- Ruimtelijke model ontwikkeling vervoersnetwerken in ontwikkelingslanden:
> Fase 1. Ontwikkeling van kuststeden met omringende verzorgingsgebieden.
In deze fase groeien als gevolg van overzeese handelscontacten enkele nederzettingen aan de
kust uit tot kleine havensteden. Zij vormen handelscentra voor producten uit het omringende
> Fase 2. Ontwikkeling van “feeders” naar het binnenland (lineair of vertakt patroon).
De kolonisten veroveren vanuit de kuststeden langzaam het binnenland. Naast uitbreiding van het territorium is het binnenland vooral van belang als leverancier van agrarische en minerale grondstoffen. Vanuit de kuststeden ontstaan verbindingen naar het achterland. Aan het eind van deze verbindingen ontwikkelden zich nederzettingen bij mijnbouwgebieden en plantages. De grondstoffen worden via deze “feeders” naar de zich verder ontwikkelende havensteden gebracht om van daaruit per schip te kunnen worden geëxporteerd. Tussen deze kuststeden bestaan geen dwarsverbindingen. Alleen rechtstreeks naar de achterlanden waar dingen te halen viel.
> Fase 3. Ontwikkeling van dwarsverbindingen tussen nederzettingen (circuitpatr.)
Aan de “feeder”-routes ontwikkelen zich nieuwe nederzettingen. Voor en tijdens de dekolonisatieperiode vormden zich dwarsverbindingen tussen plantages, mijnbouw- en havensteden, waardoor er minstens 1 circuit (gesloten netwerk) ontstaat.
> Fase 4. Ontwikkeling van een complex vervoerssysteem.
Tussen de verschillende nederzettingen ontstaan allerlei verbindingswegen. De grote steden zijn met elkaar verbonden met hoofdwegen. Daardoor nemen deze belangrijke steden verder in omvang toe. Ook tussen kleine nederzettingen ontwikkelden zich allerlei dwarsverbindingen. Er ontstaat een transportnetwerk met meerdere circuits. Steden zijn via verschillende verbindingen te bereiken. De kustgerichtheid van verbindingswegen is niet meer nadrukkelijk aanwezig.
- Resultaat: Door deze ontwikkelingen konden de kuststeden zich goed ontwikkelden, zij werden een centrumgebied. Dit ging ten koste van de binnenlanden die in dienst stonden van de havensteden. De binnenlanden werden periferiegebieden genoemd.
REACTIES
1 seconde geleden