Paragraaf 1: Planeet aarde
Tijdschalen
- De ouderdom van de aarde wordt geschat op 4.6 miljard jaar, deze enorme tijd is in te delen door tijdschalen
- Geologische tijdschaal: De tijdschaal is onderverdeeld in tijdperken, perioden en tijdvakken. Deze methode wordt gebruikt door geologen.
- Relatieve tijdschaal: De volgorde was bekend, maar de werkelijke ouderdom kon niet worden vastgesteld. Er werd gebruikt gemaakt van kenmerkende fossielen voor elk tijdvak. Aanvankelijk was alleen deze tijdschaal er.
- Pas later kon er een nauwkeurigere schatting gemaakt worden door gebruik te maken van radioactief afval à mogelijke jaartallen koppelen aan relatieve tijdschaal.
Opbouw van de aarde
- Niemand heeft het ooit gezien maar door studie naar het gedrag van aardbevingen weten we toch dat de aarde is opgebouwd uit een aantal bolschillen:
- Kern
- Mengsel nikkel en ijzer
- Binnenkern is vast (Door hoge temp. à Hoge druk)
- Buitenkern is min of meer vloeibaar (Lagere druk)
- Mantel
- Binnenmantel is vast
- Buitenmantel is taai-vloeibaar
- Korst
- Bestaat uit gesteenten die grotendeels verbindingen van zuurstof en ijzer, calcium, magnesium, natrium en aluminium zijn.
- Onder oceanen tussen 7-10 km dik.
- Onder continenten tussen 35-40 km dik
- Onder grote gebergten kan de dikte oplopen tot wel 70 km.
- Kern
- De grens tussen de korst en mantel is de moho-laag
- De lithosfeer is de buitenste schil van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het vaste, buitenste gedeelte van de aardmantel. Deze is 100-150 km dik en onderverdeeld in twee delen
- Continentale korst: Graniet met een soortelijke massa van 2.8
- Oceanische korst: Basalt met een soortelijke massa van 3.0
Paragraaf 2: Drijvende continenten
Catastrofe of niet?
- Tot ongeveer het midden van de 19e eeuw dachten wetenschappers dat continenten en oceanen vast lagen
- Toch waren er gedachtes dat de Amerikaanse continenten door aardbevingen losgerukt waren van Europa en Azië en ook zag iemand dat Zuid-Amerika als puzzelstukje in Afrika past. Maar niemand snapte dit dus ging er niemand op in.
- Catastrofetheorie: De aarde is zo tot stand gekomen door ingrijpende veranderingen.
- Wetenschappers kwamen erachter dat de aarde geen duizenden jaren bestond, maar miljoenen jaren. à principe van actualisme à heden is de sleutel tot het verleden.
Alfred Wegener
- Kwam in 1912 met nieuwe aanwijzingen
- Overeenkomsten tussen flora en fauna op verschillende continenten
- Sporen van gelijktijdige vergletsjering
- Gesteenten en gebergten bij kusten van Afrika en Zuid-Amerika sloten precies op elkaar aan.
- Supercontinent Pangea à Uit elkaar geschoven
- Zijn theorie staat bekend als de theorie van continental drift.
Bewijzen
- Paleomagnetisme: Het gedrag van het aardmagnetisme uit het verre verleden. In Engeland ontdekte men dat het magnetisch veld van Europa op een bepaald tijd aansloot bij dat van Europa.
Paragaaf 3: Bewegingen van platen
Asthenosfeer en convectiestromingen
- De lithosfeer bestaat uit platen die op de asthenosfeer drijven. Hierin komen allerlei stromen voor
- Deze beweging ontstaat door de inwendige warmte van de aarde.
- Een convectiestroom is een stroming van vloeibaar gesteente
Soorten bewegingen
- Divergentie: Uit elkaar bewegen van platen
- Als er materiaal omhoog komt ontstaan er mid-oceanische ruggen.
- Het vulkanisme wat hierbij hoort is vrij rustig
- Platen kunnen ook scheuren
- Convergentie: Naar elkaar bewegen van platen
- Oceanische plaat botst tegen continentale plaat à zware aardbevingen
- Botsing tussen twee oceanische platen à vulkanisch eilandentrog met diepzeetrog
- Botsing tussen twee continentale platen à plooiing, vaak met aardbevingen
- Transforme beweging: Langs elkaar schuiven van platen
- Horsten in hoge zones, slenken in lage zones
- Breukgebergten
Paragraaf 4: De aarde brandt en beeft
Vulkanisme
- Bij een eruptie(vulkaanuitbarsting) komt doorgaans gesmolten gesteente(magma) naar buiten.
- Het herkomstgebied van het magma is de haard.
- Zodra het magma aan het aardoppervlak komt, heet het lava.
- De top van een gesmolten pluim is een hotspot.
Soorten vulkanen
- Schildvulkaan
- Heel vloeibare lava
- Effusieve uitbarsting met verschillende dunne lavastromen
- Flauwe hellingen
- Komen voor bij hotspots en mid-oceanische ruggen
- Spleetvulkaan
- Effusieve uitbarsting
- Stroomt uit kilometerslange scheuren in de lithosfeer over uitgestrekte gebieden.
- Stratovulkaan
- Lava is taai-vloeibaar
- Vaak te vinden bij subductiezones
- Zeer explosief
Aardbevingen
- Door de bewegingen in de lithosfeer bouwen zich spanningen op tussen platen à ontladen à seismische trillingen
- Het punt waar de beving ontstaat is het hypocentrum
- Het punt loodrecht aan het oppervlak waar de beving het meest is te voelen is het epicentrum
- Kan behalve door platentektoniek ook lang kleinere breukvlakken ontstaan
Tsunami’s
- Extreem hoge golven die ontstaan door aardbevingen in oceanen
Hoofdstuk 2: Afbraak en opbouw van het landschap
Paragraaf 1: Systeem aarde
Systeem aarde
- De aarde is opgebouwd uit 4 sferen
- Atmosfeer à de lucht
- Lithosfeer à het vaste gesteente
- Hydrosfeer à het water
- Biosfeer à het leven
- Een verandering in de ene sfeer heeft gevolgen voor de andere sfeer. Een uitbarsting in de lithosfeer zorgt bijvoorbeeld voor aswolken in de atmosfeer.
- De invloed die deze sferen op elkaar hebben, zie je terug in kringlopen, waarvan drie belangrijke zijn:
- Gesteentekringloop: Een proces waarbij een gesteente steeds opnieuw fasen doorloopt van verwering, erosie, sedimentatie en nieuwe gesteentevorming.
- Gesteenten: alle vaste stoffen die in de aardkorst voorkomen
- Cyclus bestaat uit:
- Stollingsgesteente: Afgekoeld magma, 95% van aardkorst
- Graniet, basalt
- Sedimentgesteente: Door afzetten van materiaal aangevoerd door lucht, water, ijs
- Kalksteen, zandsteen
- Metamorfgesteente: Stolling + Sediment gaat door hoge druk en temperatuur een metamorfose ondergaan
- Marmer, gneiss, leisteen.
- Stollingsgesteente: Afgekoeld magma, 95% van aardkorst
- Hydrologische kringloop: Proces waarbij de oppervlakte van de aarde een nooit eindigende kringloop van verdampingen, transport, condensatie en neerslag doorloopt
- Lucht, land, water
- Evaporatie, transpiratie, evapotranspiratie
- Koolstofkringloop
- De verhouding en overganssituaties tussen de hoeveelheden koolstof in de atmosfeer, biosfeer, lithosfeer en hydrosfeer
- Gesteentekringloop: Een proces waarbij een gesteente steeds opnieuw fasen doorloopt van verwering, erosie, sedimentatie en nieuwe gesteentevorming.
Paragraaf 2: Exogene processen aan het aardoppervlak
- Verwering: uiteenvallen van gesteenten
- Mechanisch à scheikundige samenstelling verandert niet
- Chemisch à verandering scheikundige samenstelling
- Organogene àdoor planten of dieren
- Massabeweging: Naar beneden glijden van verweringsmateriaal onder invloed van de zwaartekracht door 3 factoren
- De aard van het materiaal
- Steilheid van de helling
- De mate waarin het verweringsmateriaal is verzadigd met het water (modderstromen/steenslawines)
- Aardverschuivingen
- Het materiaal beweegt niet langzaam, maar niet zo snel als een sneeuwlawine
- Duizenden tonnen aarde
- Door trilling
- Puinhelling: naar beneden geschoven puin
- Erosie: De uitschurende werking van met puin belande water, ijs en wind
- Sedimentatie: een verschijnsel dat los materiaal na transport door wind, water en ijs op aardoppervlak wordt afgezet.
Paragraaf 3: Water, ijs, wind
- Stroomgebied: Gebied dat boven- en ondergrond afwatert op een rivier
- Hoeveelheid hangt af van de temperatuur, vegetatie en doorlatendheid van het gesteente
- Een rivier heeft drie zones:
- Bovenloop à erosie
- Steile hellingen
- Nauwe rivierbedding
- Een krachtige rivier zorgt voor insnijding
- Diepte-erosie à V-vormige dalen
- Materiaal dat los raakt uit de bovenloop wordt meegenomen, rolt over bodem
- Middenloop à transport
- Benedenloop à sedimentatie
- Vlakker
- Dalende stroomsnelheid
- Meegevoerde materiaal wordt afgezet
- Zwaardere deeltjes sedimenteren eerder dan lichtere
- Water stroomt sneller in de buitenbochten als in de binnenbochten hierdoor is de buitenbocht uitgesleten en slibt de rivier af in de binnenbocht
- Bovenloop à erosie
- Puinwaaier: afzetting door sedimentatie
- Landgletsjers zijn de uitlopers van het landijs op bijvoorbeeld Groenland en Antarctica
- Morenemateriaal
- Verweringsmateriaal dat wordt meegenomen door gletsjers. Alle soorten worden genoemd naar de plaats waar het zich bevindt. (Zij, midden, grond – morene.)
Hoofdstuk 3: Klimaat en landschapszones
Paragraaf 1: De atmosfeer: een omhulsel van gas
- Verschil weer en klimaat
- Weer
- Toestand dampkring
- Bepaald moment
- Bepaalde plaats
- Klimaat
- Gemiddelde toestand weer
- Lange periode
- Vaak groter gebied
- Weer
- De atmosfeer bestaat uit vier lagen die gescheiden worden door pauzes
- Troposfeer
- Hoe hoger hoe kouder à temperatuurgradiënt
- Stratosfeer
- Bevat ozongas
- Maakt uv straling zonlicht straling
- Mesosfeer
- Thermosfeer
- Troposfeer
- Albedo: weerkaatsing van zonlicht
- Invallende, kortgolvige zonnestraling
- Omgezet in warmte
- Als langgolvige straling teruggekaatst
- Deel daarvan weer geabsorbeerd
- Broeikaseffect
- Hoeveelheid straling hangt af van
- Breedteligging
- Lagere breedteligging: grotere invalshoek zonnestralen
- Hoeveelheid straling vierkante kilometer groter
- Kortere weg door dampkring
- Albedo
- Gesteldheid aardoppervlak
- Water t.o.v. land
- Warmt langzamer op
- Koelt langzamer af
- Matige invloed op klimaat
- Zonlicht dringt dieper door
- Warmte beter verdeeld door beweging
- Hogere soortelijke warmte
- Verdamping van water kost energie à warmteopbrengst door condensatie blijft in dampkring
- Water t.o.v. land
- Breedteligging
Paragraaf 2: Warmtetransport door wind en zeestromen
- De overheersende winden zijn de belangrijkste reden voor het ontstaan van zeetromen
- Verantwoordelijk voor herverdeling zonne-energie
- Noordelijk halfrond: afwijking naar rechts
- Zuidelijk halfrond: afwijking naar links
- Binnen elke oceaan bevindt zich een hoofdcirculatie die bestaat uit meerdere stromen
- Noordelijk halfrond: met de wijzers van de klok mee
- Zuidelijk halfrond: tegen de wijzers van de klok in
- Zuid-Equatoriale stroom splitst à Brazilië stroom(hogere breedte) Zuid-Equatoriale stroom (evenaar)
- Westenwinddrift ten noorden van Antarctica à ongehinderd van west naar oost van de aarde
- Twee soorten stromen
- Warmte: Brengen warm water naar de polen
- Koude: Brengen koude naar langere breedtes
- Hierdoor is de temperatuur anders dan je daar zou verwachten
- Thermoline circulatie
- Een oceaanstroming die wordt aangedreven door de dichtheidsverschillen van het oceaanwater
Paragraaf 3: Natuurlijke landschapszones
- Tropische zone
- Tropisch regenwoud/AF
- Altijd warm en vochtig
- Hele jaar door bomen, groen, bladeren vallen heel het jaar door
- Bos bestaat uit drie etages: Bladerdek, middelste etage en bosvloer
- Niet echt vruchtbare bodem
- Rode bodem
- Subtropische zone/Savanne/AW of AS
- Koeler als in tropen, heel het jaar neerslag
- Planten groeien vooral in het voorjaar
- Natuurlijke vegetatie: Loofbomen, bladverliezende vegetatie en maquis
- Gematigde zone/Loofbos/Cs/Cf
- Noordelijk halfrond (Zuiden is water)
- 15 graden in de zomer gemiddeld, maar veel variatie
- Loofboomgordel
- Redelijk vruchtbare bodem
- Boreale zone/Naaldbos/Df/Dw
- Lange, koude winters en korte, koele zomers: 10-15 graaden
- Podzolbodems
- Uitspoeling
- Oerbank
- Polaire zone/Poolgebied/ET/EH
- Zon valt hier schuin op: gemiddelde temp 10 graden
- Geen bomen
- Toendragebied, permafrost
- De bovenste laag ontdooit in de zomer à moerassen
- Aride zone/Steppe/Woestijn/BS/BW
- Grens bepaalt door hoeveelheid neerslag
- Weinig neerslag, hevige buien wat er valt
- 1/3 van aardoppervlak
- Löss
- Tropisch regenwoud/AF
Paragraaf 4: Veranderingen in landschapszones door menselijke activiteiten
- Tussen 1/3 en ½ van het landoppervlak in beslag genomen door menselijke activiteiten
- Landbouw is de grootste ruimteverslinder
- Meer aanbod als vraag naar landbouwproducten
- Ondeskundig gebruiken van de grond à landdegradatie: het verlies aan biologisch en economische producten van het land
- Erosie à nieuwe stukken grond gebruiken à ontbossing
- Verwoestijning: het proces waarbij woestijnen zich in oppervlakte uitbreiden
- Ook veroorzaakt door menselijke activiteiten, toenemende bevolkingsdruk, meer voedsel nodig: 3 gevolgen:
- Overbeweiding
- Bodem voor akker raakt uitgeput door te weinig hersteltijd
- Ontbossing à erosie
- Slechte irrigatie in aride gebieden à verzilting: gevolgen:
- Stijging grondwaterspiegel
- Planten nemen voedingsstoffen minder goed op
- Landbouw erg moeilijk/onmogelijk
- Oplossing: Druppelirrigatie of drainage à snellere afvoer overtollig water
- Bodem erosie
- Verdwijning voor plantengroei onmisbare bovenste deel verweringslaag
- Door water
- Warme gebieden met veel regen
- Af, Aw, BS, Cs
- Ontstaat door ontbossing
- Kwetsbare grond à in gebruik voor landbuw
- Bossen kappen à houtwinning
- Plantengroei weghalen à akkerbouw
- Door wind
- Bodemdeeltjes liggen los en geen begroeiing
- Door: overbeweiding, oppompen grond water akkerbouw in droge gebieden
Hoofdstuk 4: Natuurgeweld in de VS
Paragraaf 1: Wonen in California
- In Californië bewegen de Pacifische en Noord-Amerikaanse plaats transform.
- De San Adreasbreuk vormt de grens hier tussen
- Ten oosten beweegt het land naar het zuiden, ten westen naar het noorden
- Een zware aardbeving is het belangrijkste natuurlijke gevaar voor Californië. Er is sprake van een natuurramp bij veel schade en slachtoffers.
- Kleine aardbevingen komen er dagelijks voor (3 op schaal van Richter)
- 1906: Great Earthquake
- Richter 7.8
- San Francisco, platen schoven 6 meter
- San Francisco is dichtbevolkt. Pullfactoren
- Rijk aan delstoffen
- Goud gevonden in 1848
- Het aangename klimaat
- Verbouw van citrusvruchten, rijst, katoen en noten
- Strakblauwe hemel: ruimtevaartindustrie
- Filmindustrie
- Veelzijdigheid van de stad
- Silicon Valley: Het centrum van de hightech- en computerindustrie
- Rijk aan delstoffen
- De hoge bevolkingsdichtheid en het grote bedrijven maakt de regio sterk, maar kwetsbaar.
- Direct gevaar: het instorten van gebouwen en infrastructuur
- Indirect gevaar: aardverschuivingen, tsunami’s, brand door verwoesting van gasleidingen en stroomuitval
Paragraaf 2: Orkanen aan de zuidkust van de VS
- De dichtbevolkte steden langs de kust van Florida lopen net als in de andere landen rondom de golf van Mexico elk jaar de kans te worden getroffen door een orkaan.
- Brongebieden voor orkanen in Florida zijn de Caribische zee, Gold van Mexico en het tropische gedeelte van de Atlantische oceaan.
- Deze ontstaan bij de kust van Afrika tussen 10 en 20 graden NB.
- Zeewater verdampt à stijgt op à botst met koudere lucht à condenseert àhevige buien
- Tijdens de condensatie komt energie vrij waardoor de lucht nog krachtiger kan gaan stijgen
- Proces herhaalt à orkaan krachtiger
- De roterende beweging rondom het oog ontstaat door de draaiing van de aarde
- Via passaatwinden verplaats de orkaan zich westwaarts en buigt af in noord(oostelijke) richting
- In het oog van de orkaan geen wolken, windstil, lucht maakt een dalende luchtbeweging.
- Hoogste windsnelheden rondom het oog in de wolkenrand
- De orkaan verliest aan kracht wanneer hij (koeler) land bereikt of zeewater met een temperatuur lager dan 27 graden.
- Gevolgen van orkanen
- Stijging zeewater door hoge stormvloeden. Deze ontstaan door lage luchtdruk in het oog
- Door overvloedige regenval ontstaan overstromingen, modderlawines en aardverschuivingen. Gebouwen, bomen en leidingen worden door de enorme windstoten verwoest.
- Natuur kan zich goed herstelling bijvoorbeeld in de natuur in de Everglades.
- Veel mensen vestigen zich hier.
- Afwatering & gebieden drooggelegd à hogere kan overstromingen omdat het water niet goed weg kan
- Het broeikaseffect zorgt niet voor meer orkanen, maar er zijn wel aanwijzingen dat deze krachtiger worden.
Paragraaf 3: Omgaan met natuurlijke gevaren
- Natural Hazard risk management
- Het omgaan met risico’s door het inschatten van de kans op een natuurramp en eventuele schade van zo’n ramp en de maatregelen daarvoor
- Bouwtechnische maatregelen kunnen de schade beperken
- Onderzoek naar oorzaken helpt voorspellen
- Voorlichting vertelt mensen als er risico’s zijn
- Waarschuwingssystemen en rampenplannen zijn belangrijk om dreigende natuurrampen te signaleren en de bevolking te waarschuwen. Verzekeren tegen schade.
- Risicoperceptie
- ‘Het zal mij niet overkomen’
- Dat denken mensen waardoor ze blijven wonen in gebieden met natuurlijk gevaar.
- Aardbevingsgebieden
- Dagelijks worden metingen uitgevoerd, maar voorspellen van tijdstip en zwaarte is heel moeilijk
- Met gegeven over eerdere aardbevingen kunnen autoriteiten een programma van aanpak maken dat de basis is voor een rampenplan en voorlichting.
- Er kan rekening gehouden worden met de constructie van gebouwen. (brandpreventie)
- Orkaangebieden
- Voorspellingen over de route met weersatellieten en radarsystemen
- Kracht kan gemeten worden door windsnelheid
- Orkanen zorgen vaak voor overstromingen
- Evacuatie is vaak moeilijk door de hoge bevolkingsdichtheid en beperkte capaciteit van uitvalswegen
REACTIES
1 seconde geleden