Systeem Aarde: Hoofdstuk 1

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2309 woorden
  • 20 mei 2015
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

Paragraaf 1: Planeet aarde

Tijdschalen

  • De ouderdom van de aarde wordt geschat op 4.6 miljard jaar, deze enorme tijd is in te delen door tijdschalen
    1. Geologische tijdschaal: De tijdschaal is onderverdeeld in tijdperken, perioden en tijdvakken. Deze methode wordt gebruikt door geologen.
    2. Relatieve tijdschaal: De volgorde was bekend, maar de werkelijke ouderdom kon niet worden vastgesteld. Er werd gebruikt gemaakt van kenmerkende fossielen voor elk tijdvak. Aanvankelijk was alleen deze tijdschaal er.
  • Pas later kon er een nauwkeurigere schatting gemaakt worden door gebruik te maken van radioactief afval à mogelijke jaartallen koppelen aan relatieve tijdschaal.

Opbouw van de aarde

  • Niemand heeft het ooit gezien maar door studie naar het gedrag van aardbevingen weten we toch dat de aarde is opgebouwd uit een aantal bolschillen:
    1. Kern
      • Mengsel nikkel en ijzer
      • Binnenkern is vast (Door hoge temp. à Hoge druk)
      • Buitenkern is min of meer vloeibaar (Lagere druk)
    2. Mantel
      • Binnenmantel is vast
      • Buitenmantel is taai-vloeibaar
    3. Korst
      • Bestaat uit gesteenten die grotendeels verbindingen van zuurstof en ijzer, calcium, magnesium, natrium en aluminium zijn.
      • Onder oceanen tussen 7-10 km dik.
      • Onder continenten tussen 35-40 km dik
      • Onder grote gebergten kan de dikte oplopen tot wel 70 km.
  • De grens tussen de korst en mantel is de moho-laag
  • De lithosfeer is de buitenste schil van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het vaste, buitenste gedeelte van de aardmantel. Deze is 100-150 km dik en onderverdeeld in twee delen
    1. Continentale korst: Graniet met een soortelijke massa van 2.8
    2. Oceanische korst: Basalt met een soortelijke massa van 3.0

Paragraaf 2: Drijvende continenten

Catastrofe of niet?

  • Tot ongeveer het midden  van de 19e eeuw dachten wetenschappers dat continenten en oceanen vast lagen
  • Toch waren er gedachtes dat de Amerikaanse continenten door aardbevingen losgerukt waren van Europa en Azië en ook zag iemand dat Zuid-Amerika als puzzelstukje in Afrika past. Maar niemand snapte dit dus ging er niemand op in.
  • Catastrofetheorie: De aarde is zo tot stand gekomen door ingrijpende veranderingen.
  • Wetenschappers kwamen erachter dat de aarde geen duizenden jaren bestond, maar miljoenen jaren. à principe van actualisme à heden is de sleutel tot het verleden.

Alfred Wegener

  • Kwam in 1912 met nieuwe aanwijzingen
    1. Overeenkomsten tussen flora en fauna op verschillende continenten
    2. Sporen van gelijktijdige vergletsjering
    3. Gesteenten en gebergten bij kusten van Afrika en Zuid-Amerika sloten precies op elkaar aan.
  • Supercontinent Pangea à Uit elkaar geschoven
  • Zijn theorie staat bekend als de theorie van continental drift.

Bewijzen

  • Paleomagnetisme: Het gedrag van het aardmagnetisme uit het verre verleden. In Engeland ontdekte men dat het magnetisch veld van Europa op een bepaald tijd aansloot bij dat van Europa.

Paragaaf 3: Bewegingen van platen

Asthenosfeer en convectiestromingen

  • De lithosfeer bestaat uit platen die op de asthenosfeer drijven. Hierin komen allerlei stromen voor
  • Deze beweging ontstaat door de inwendige warmte van de aarde.
  • Een convectiestroom is een stroming van vloeibaar gesteente

Soorten bewegingen

Dit wil je ook lezen:
  • Divergentie: Uit elkaar bewegen van platen
    • Als er materiaal omhoog komt ontstaan er mid-oceanische ruggen.
    • Het vulkanisme wat hierbij hoort is vrij rustig
    • Platen kunnen ook scheuren
  • Convergentie: Naar elkaar bewegen van platen
    • Oceanische plaat botst tegen continentale plaat à zware aardbevingen
    • Botsing tussen twee oceanische platen à vulkanisch eilandentrog met diepzeetrog
    • Botsing tussen twee continentale platen à plooiing, vaak met aardbevingen
  • Transforme beweging:  Langs elkaar schuiven van platen
    • Horsten in hoge zones, slenken in lage zones
    • Breukgebergten

Paragraaf 4: De aarde brandt en beeft

Vulkanisme

  • Bij een eruptie(vulkaanuitbarsting) komt doorgaans gesmolten gesteente(magma) naar buiten.
  • Het herkomstgebied van het magma is de haard.
  • Zodra het magma aan het aardoppervlak komt, heet het lava.
  • De top van een gesmolten pluim is een hotspot.

Soorten vulkanen

  • Schildvulkaan
    • Heel vloeibare lava
    • Effusieve uitbarsting met verschillende dunne lavastromen
    • Flauwe hellingen
    • Komen voor bij hotspots en mid-oceanische ruggen
  • Spleetvulkaan
    • Effusieve uitbarsting
    • Stroomt uit kilometerslange scheuren in de lithosfeer over uitgestrekte gebieden.
  • Stratovulkaan
    • Lava is taai-vloeibaar
    • Vaak te vinden bij subductiezones
    • Zeer explosief

Aardbevingen

  • Door de bewegingen in de lithosfeer bouwen zich spanningen op tussen platen à ontladen à seismische trillingen
  • Het punt waar de beving ontstaat is het hypocentrum
  • Het punt loodrecht aan het oppervlak waar de beving het meest is te voelen is het epicentrum
  • Kan behalve door platentektoniek ook lang kleinere breukvlakken ontstaan

Tsunami’s

  • Extreem hoge golven die ontstaan door aardbevingen in oceanen

Hoofdstuk 2: Afbraak en opbouw van het landschap

Paragraaf 1: Systeem aarde

Systeem aarde

  • De aarde is opgebouwd uit 4 sferen
    1. Atmosfeer à de lucht
    2. Lithosfeer à het vaste gesteente
    3. Hydrosfeer à het water
    4. Biosfeer à het leven
  • Een verandering in de ene sfeer heeft gevolgen voor de andere sfeer. Een uitbarsting in de lithosfeer zorgt bijvoorbeeld voor aswolken in de atmosfeer.
  • De invloed die deze sferen op elkaar hebben, zie je terug in kringlopen, waarvan drie belangrijke zijn:
    1. Gesteentekringloop: Een proces waarbij een gesteente steeds opnieuw fasen doorloopt van verwering, erosie, sedimentatie en nieuwe gesteentevorming.
      • Gesteenten: alle vaste stoffen die in de aardkorst voorkomen
      • Cyclus bestaat uit:
        • Stollingsgesteente: Afgekoeld magma, 95% van aardkorst
          • Graniet, basalt
        • Sedimentgesteente: Door afzetten van materiaal aangevoerd door lucht, water, ijs
          • Kalksteen, zandsteen
        • Metamorfgesteente: Stolling + Sediment gaat door hoge druk en temperatuur een metamorfose ondergaan
          • Marmer, gneiss, leisteen.
    2. Hydrologische kringloop: Proces waarbij de oppervlakte van de aarde een nooit eindigende kringloop van verdampingen, transport, condensatie en neerslag doorloopt
      • Lucht, land, water
      • Evaporatie, transpiratie, evapotranspiratie
    3. Koolstofkringloop
      • De verhouding en overganssituaties tussen de hoeveelheden koolstof in de atmosfeer, biosfeer, lithosfeer en hydrosfeer

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Paragraaf 2: Exogene processen aan het aardoppervlak

  • Verwering: uiteenvallen van gesteenten
    1. Mechanisch à scheikundige samenstelling verandert niet
    2. Chemisch à verandering scheikundige samenstelling
    3. Organogene àdoor planten of dieren
  • Massabeweging: Naar beneden glijden van verweringsmateriaal onder invloed van de zwaartekracht door 3 factoren
    1. De aard van het materiaal
    2. Steilheid van de helling
    3. De mate waarin het verweringsmateriaal is verzadigd met het water (modderstromen/steenslawines)
  • Aardverschuivingen
    • Het materiaal beweegt niet langzaam, maar niet zo snel als een sneeuwlawine
    • Duizenden tonnen aarde
    • Door trilling
    • Puinhelling: naar beneden geschoven puin
  • Erosie: De uitschurende werking van met puin belande water, ijs en wind
  • Sedimentatie: een verschijnsel dat los materiaal na transport door wind, water en ijs op aardoppervlak wordt afgezet.

Paragraaf 3: Water, ijs, wind

  • Stroomgebied: Gebied dat boven- en ondergrond afwatert op een rivier
    • Hoeveelheid hangt af van de temperatuur, vegetatie en doorlatendheid van het gesteente
  • Een rivier heeft drie zones:
    • Bovenloop à erosie
      • Steile hellingen
      • Nauwe rivierbedding
      • Een krachtige rivier zorgt voor insnijding
      • Diepte-erosie à V-vormige dalen
      • Materiaal dat los raakt uit de bovenloop wordt meegenomen, rolt over bodem
    • Middenloop à transport
    • Benedenloop à sedimentatie
      • Vlakker
      • Dalende stroomsnelheid
      • Meegevoerde materiaal wordt afgezet
      • Zwaardere deeltjes sedimenteren eerder dan lichtere
      • Water stroomt sneller in de buitenbochten als in de binnenbochten hierdoor is de buitenbocht uitgesleten en slibt de rivier af in de binnenbocht
  • Puinwaaier: afzetting door sedimentatie
  • Landgletsjers zijn de uitlopers van het landijs op bijvoorbeeld Groenland en Antarctica
  • Morenemateriaal
    • Verweringsmateriaal dat wordt meegenomen door gletsjers. Alle soorten worden genoemd naar de plaats waar het zich bevindt. (Zij, midden, grond – morene.)

Hoofdstuk 3: Klimaat en landschapszones

Paragraaf 1: De atmosfeer: een omhulsel van gas

  • Verschil weer en klimaat
    • Weer
      • Toestand dampkring
      • Bepaald moment
      • Bepaalde plaats
    • Klimaat
      • Gemiddelde toestand weer
      • Lange periode
      • Vaak groter gebied
  • De atmosfeer bestaat uit vier lagen die gescheiden worden door pauzes
    1. Troposfeer
      • Hoe hoger hoe kouder à temperatuurgradiënt
    2. Stratosfeer
      • Bevat ozongas
      • Maakt uv straling zonlicht straling
    3. Mesosfeer
    4. Thermosfeer
  • Albedo: weerkaatsing van zonlicht
    • Invallende, kortgolvige zonnestraling
    • Omgezet in warmte
    • Als langgolvige straling teruggekaatst
    • Deel daarvan weer geabsorbeerd
    • Broeikaseffect
  • Hoeveelheid straling hangt af van
    • Breedteligging
      • Lagere breedteligging: grotere invalshoek zonnestralen
      • Hoeveelheid straling vierkante kilometer groter
      • Kortere weg door dampkring
    • Albedo
    • Gesteldheid aardoppervlak
      • Water t.o.v. land
        • Warmt langzamer op
        • Koelt langzamer af
      • Matige invloed op klimaat
        • Zonlicht dringt dieper door
        • Warmte beter verdeeld door beweging
        • Hogere soortelijke warmte
        • Verdamping van water kost energie à warmteopbrengst door condensatie blijft in dampkring

Paragraaf 2: Warmtetransport door wind en zeestromen

  • De overheersende winden zijn de belangrijkste reden voor het ontstaan van zeetromen
    • Verantwoordelijk voor herverdeling zonne-energie
    • Noordelijk halfrond: afwijking naar rechts
    • Zuidelijk halfrond: afwijking naar links
  • Binnen elke oceaan bevindt zich een hoofdcirculatie die bestaat uit meerdere stromen
    • Noordelijk halfrond: met de wijzers van de klok mee
    • Zuidelijk halfrond: tegen de wijzers van de klok in
    • Zuid-Equatoriale stroom splitst à Brazilië stroom(hogere breedte) Zuid-Equatoriale stroom (evenaar)
    • Westenwinddrift ten noorden van Antarctica à ongehinderd van west naar oost van de aarde
  • Twee soorten stromen
    • Warmte: Brengen warm water naar de polen
    • Koude: Brengen koude naar langere breedtes
    • Hierdoor is de temperatuur anders dan je daar zou verwachten
  • Thermoline circulatie
    • Een oceaanstroming die wordt aangedreven door de dichtheidsverschillen van het oceaanwater

Paragraaf 3: Natuurlijke landschapszones

  • Tropische zone
    • Tropisch regenwoud/AF
      • Altijd warm en vochtig
      • Hele jaar door bomen, groen, bladeren vallen heel het jaar door
      • Bos bestaat uit drie etages: Bladerdek, middelste etage en bosvloer
      • Niet echt vruchtbare bodem
      • Rode bodem
    • Subtropische zone/Savanne/AW of AS
      • Koeler als in tropen, heel het jaar neerslag
      • Planten groeien vooral in het voorjaar
      • Natuurlijke vegetatie: Loofbomen, bladverliezende vegetatie en maquis
    • Gematigde zone/Loofbos/Cs/Cf
      • Noordelijk halfrond (Zuiden is water)
      • 15 graden in de zomer gemiddeld, maar veel variatie
      • Loofboomgordel
      • Redelijk vruchtbare bodem
    • Boreale zone/Naaldbos/Df/Dw
      • Lange, koude winters en korte, koele zomers: 10-15 graaden
      • Podzolbodems
      • Uitspoeling
      • Oerbank
    • Polaire zone/Poolgebied/ET/EH
      • Zon valt hier schuin op: gemiddelde temp 10 graden
      • Geen bomen
      • Toendragebied, permafrost
      • De bovenste laag ontdooit in de zomer à moerassen
    • Aride zone/Steppe/Woestijn/BS/BW
      • Grens bepaalt door hoeveelheid neerslag
      • Weinig neerslag, hevige buien wat er valt
      • 1/3 van aardoppervlak
      • Löss

Paragraaf 4: Veranderingen in landschapszones door menselijke activiteiten

  • Tussen 1/3 en ½ van het landoppervlak in beslag genomen door menselijke activiteiten
  • Landbouw is de grootste ruimteverslinder
    • Meer aanbod als vraag naar landbouwproducten
    • Ondeskundig gebruiken van de grond à landdegradatie: het verlies aan biologisch en economische producten van het land
    • Erosie à nieuwe stukken grond gebruiken à ontbossing
  • Verwoestijning: het proces waarbij woestijnen zich in oppervlakte uitbreiden
  • Ook veroorzaakt door menselijke activiteiten, toenemende bevolkingsdruk, meer voedsel nodig: 3 gevolgen:
    1. Overbeweiding
    2. Bodem voor akker raakt uitgeput door te weinig hersteltijd
    3. Ontbossing à erosie
  • Slechte irrigatie in aride gebieden à verzilting: gevolgen:
    1. Stijging grondwaterspiegel
    2. Planten nemen voedingsstoffen minder goed op
    3. Landbouw erg moeilijk/onmogelijk
  • Oplossing: Druppelirrigatie of drainage à snellere afvoer overtollig water
  • Bodem erosie
    • Verdwijning voor plantengroei onmisbare bovenste deel verweringslaag
    • Door water
      • Warme gebieden met veel regen
      • Af, Aw, BS, Cs
      • Ontstaat door ontbossing
      • Kwetsbare grond à in gebruik voor landbuw
        • Bossen kappen à houtwinning
        • Plantengroei weghalen à akkerbouw
    • Door wind
      • Bodemdeeltjes liggen los en geen begroeiing
      • Door: overbeweiding, oppompen grond water akkerbouw in droge gebieden

Paragraaf 4: Veranderingen in landschapszones door menselijke activiteiten

  • Tussen 1/3 en ½ van het landoppervlak in beslag genomen door menselijke activiteiten
  • Landbouw is de grootste ruimteverslinder
    • Meer aanbod als vraag naar landbouwproducten
    • Ondeskundig gebruiken van de grond à landdegradatie: het verlies aan biologisch en economische producten van het land
    • Erosie à nieuwe stukken grond gebruiken à ontbossing
  • Verwoestijning: het proces waarbij woestijnen zich in oppervlakte uitbreiden
  • Ook veroorzaakt door menselijke activiteiten, toenemende bevolkingsdruk, meer voedsel nodig: 3 gevolgen:
    1. Overbeweiding
    2. Bodem voor akker raakt uitgeput door te weinig hersteltijd
    3. Ontbossing à erosie
  • Slechte irrigatie in aride gebieden à verzilting: gevolgen:
    1. Stijging grondwaterspiegel
    2. Planten nemen voedingsstoffen minder goed op
    3. Landbouw erg moeilijk/onmogelijk
  • Oplossing: Druppelirrigatie of drainage à snellere afvoer overtollig water
  • Bodem erosie
    • Verdwijning voor plantengroei onmisbare bovenste deel verweringslaag
    • Door water
      • Warme gebieden met veel regen
      • Af, Aw, BS, Cs
      • Ontstaat door ontbossing
      • Kwetsbare grond à in gebruik voor landbuw
        • Bossen kappen à houtwinning
        • Plantengroei weghalen à akkerbouw
    • Door wind
      • Bodemdeeltjes liggen los en geen begroeiing
      • Door: overbeweiding, oppompen grond water akkerbouw in droge gebieden

Hoofdstuk 4: Natuurgeweld in de VS

Paragraaf 1:  Wonen in California

  • In Californië bewegen de Pacifische en Noord-Amerikaanse plaats transform.
  • De San Adreasbreuk vormt de grens hier tussen
  • Ten oosten beweegt het land naar het zuiden, ten westen naar het noorden
  • Een zware aardbeving is het belangrijkste natuurlijke gevaar voor Californië. Er is sprake van een natuurramp bij veel schade en slachtoffers.
  • Kleine aardbevingen komen er dagelijks voor (3 op schaal van Richter)
  • 1906: Great Earthquake
    • Richter 7.8
    • San Francisco, platen schoven 6 meter
  • San Francisco is dichtbevolkt. Pullfactoren
    • Rijk aan delstoffen
      • Goud gevonden in 1848
    • Het aangename klimaat
      • Verbouw van citrusvruchten, rijst, katoen en noten
      • Strakblauwe hemel: ruimtevaartindustrie
      • Filmindustrie
    • Veelzijdigheid van de stad
    • Silicon Valley: Het centrum van de hightech- en computerindustrie
  • De hoge bevolkingsdichtheid en het grote bedrijven maakt de regio sterk, maar kwetsbaar.
    • Direct gevaar: het instorten van gebouwen en infrastructuur
    • Indirect gevaar: aardverschuivingen, tsunami’s, brand door verwoesting van gasleidingen en stroomuitval

Paragraaf 2: Orkanen aan de zuidkust van de VS

  • De dichtbevolkte steden langs de kust van Florida lopen net als in de andere landen rondom de golf van Mexico elk jaar de kans te worden getroffen door een orkaan.
  • Brongebieden voor orkanen in Florida zijn de Caribische zee, Gold van Mexico en het tropische gedeelte van de Atlantische oceaan.
    • Deze ontstaan bij de kust van Afrika tussen 10 en 20 graden NB.
    • Zeewater verdampt à stijgt op à botst met koudere lucht à condenseert àhevige buien
    • Tijdens de condensatie komt energie vrij waardoor de lucht nog krachtiger kan gaan stijgen
    • Proces herhaalt à orkaan krachtiger
    • De roterende beweging rondom het oog ontstaat door de draaiing van de aarde
    • Via passaatwinden verplaats de orkaan zich westwaarts en buigt af in noord(oostelijke) richting
    • In het oog van de orkaan geen wolken, windstil, lucht maakt een dalende luchtbeweging.
    • Hoogste windsnelheden rondom het oog in de wolkenrand
    • De orkaan verliest aan kracht wanneer hij (koeler) land bereikt of zeewater met een temperatuur lager dan 27 graden.
  • Gevolgen van orkanen
    • Stijging zeewater door hoge stormvloeden. Deze ontstaan door lage luchtdruk in het oog
    • Door overvloedige regenval ontstaan overstromingen, modderlawines en aardverschuivingen. Gebouwen, bomen en leidingen worden door de enorme windstoten verwoest.
    • Natuur kan zich goed herstelling bijvoorbeeld in de natuur in de Everglades.
      • Veel mensen vestigen zich hier.
      • Afwatering & gebieden drooggelegd à hogere kan overstromingen omdat het water niet goed weg kan
    • Het broeikaseffect zorgt niet voor meer orkanen, maar er zijn wel aanwijzingen dat deze krachtiger worden.

Paragraaf 3: Omgaan met natuurlijke gevaren

  • Natural Hazard risk management
    • Het omgaan met risico’s door het inschatten van de kans op een natuurramp en eventuele schade van zo’n ramp en de maatregelen daarvoor
    • Bouwtechnische maatregelen kunnen de schade beperken
    • Onderzoek naar oorzaken helpt voorspellen
    • Voorlichting vertelt mensen als er risico’s zijn
    • Waarschuwingssystemen en rampenplannen zijn belangrijk om dreigende natuurrampen te signaleren en de bevolking te waarschuwen. Verzekeren tegen schade.
    • Risicoperceptie
      • ‘Het zal mij niet overkomen’
      • Dat denken mensen waardoor ze blijven wonen in gebieden met natuurlijk gevaar.
  • Aardbevingsgebieden
    • Dagelijks worden metingen uitgevoerd, maar voorspellen van tijdstip en zwaarte is heel moeilijk
    • Met gegeven over eerdere aardbevingen kunnen autoriteiten een programma van aanpak maken dat de basis is voor een rampenplan en voorlichting.
    • Er kan rekening gehouden worden met de constructie van gebouwen. (brandpreventie)
  • Orkaangebieden
    • Voorspellingen over de route met weersatellieten en radarsystemen
    • Kracht kan gemeten worden door windsnelheid
    • Orkanen zorgen vaak voor overstromingen
    • Evacuatie is vaak moeilijk door de hoge bevolkingsdichtheid en beperkte capaciteit van uitvalswegen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.