Aardrijkskunde systeem aarde 5VWO H1 en H2
Het verleden van de aarde.
Aardkern: De kern van de aarde bestaat uit ijzer. Temperaturen 3000 tot 5000 graden Celsius.
Aardmantel: Magnesium en IJzer Temperaturen 1800 tot 2800 graden Celsius.
Aardkorst: buitenste dunne laag. Vast gesteente. Twee vormen:
- Continentale korst onder de continenten. Dikte 30 tot 70 KM. Licht gesteente, Graniet.
- Oceanische korst onder de oceanen. Dikte 1 tot 7 KM. Zwaar gesteente, Basalt.
Fysische samenstelling
- Lithosfeer: bovenste laag van de aarde. Dikte 60 tot 150 KM. Hard gesteente.
- Asthenosfeer: onder de Lithosfeer. Dikte 60 tot 400 KM. Zacht gesteente.
Bouwstenen.
Gesteente: Mengsel van mineralen en stoffen uit de natuur.
Mineraal: Natuurlijke verbinding met chemische eigenschap.
Soorten gesteenten:
• Stollingsgesteenten: Afgekoeld/ gestold magma.
Dieptegesteente stolt in de aarde. Duurt lang en is erg sterk
Uitvloeiinggesteente stolt na vulkaan uitbarsting buiten de aarde. Stolt snel. Minder sterk
Ganggesteente is een tussen vorm. Stolt in de vulkaan gangen net onder aardoppervlak.
• Sedimentgesteenten: Afzetting van zand of klei, samen geperst in verschillende lagen.
Klastische sedimenten zijn zand en klei die door de bovenliggende lagen door de druk worden samen geperst.
Chemische/ organische sedimenten ontstaan door het neerslaan van mineralen in een oplossing. ( Kalk in water: Kalksteen)
• Metamorf gesteente: gesteente staat langere tijd in hoge temperatuur of hoge druk. Mineralen vallen uiteen en moleculen worden nieuwe kristallen.
Schuivende continenten.
Geologische tijdschaal: Geeft de leeftijd van de aarde weer.
Verdeeld in tijdperken, perioden en tijdvakken.
Relatieve tijdschaal: deze werd vroeger gebruikt, volgorde van de tijdperken was bekend, maar de leeftijd van de aarde niet.
Schuivende continenten van Wegener.
Door de nieuwe inzichten over de ouderdom van de aarde kwam de Duitse geoloog Wegener met nieuwe aanwijzingen.
• De Flora en Fauna van de verschillende continenten hebben zoveel overeenkomsten dat de continenten ooit aan elkaar vastgezeten moeten hebben.
• De gesteenten in Zuid-Amerika en Afrika sluiten op elkaar aan.
• In verschillende continenten zijn aanwijzingen gevonden voor gelijktijdige vergletsjering.
Paleomagnetisme: Methode waarmee het aardmagnetisch veld in oude gesteenteformaties kan worden vastgelegd.
Aarde heeft magnetisch veld. Magnetisch veld wijst nu naar het noorden vlak bij de Noordpool. Dit verandert ook soms ( 5000 tot 10000 jaar) dan ligt dit veld ineens vlak bij de Zuidpool.
Platentektoniek: De theorie van de schuivende continenten ( grondlegger wegener).
Convectiestromen: stromen warm en koud magma in de Asthenosfeer.
Divergente breuklijn: Platen bewegen van elkaar af. Meestal twee oceanische platen.
Convergente breuklijn: Platen bewegen naar elkaar toe. Drie variaties mogelijk.
• Oceanisch tegen continentaal. Oceanische onder continentale plaat, er ontstaat een trog.
• Oceanisch tegen oceanisch. Oudste plaat gaan onder jongste plaat, er ontstaat een trog en vulkaan eilanden.
• Continentaal tegen continentaal. Beide platen gaan omhoog, er ontstaat een hooggebergte zonder vulkanen.
Transversale breuklijn: Platen bewegen langs elkaar.
Vulkanen
Er zijn drie soorten vulkanen.
Schildvulkaan: Dunne vloeibare magma is verspreidt over een grote oppervlakte en daarna gestold. De schildvulkaan is dus plaat en groot.
Stratovulkaan: Dikke stroperige magma stroomt langzaam uit de vulkaan. Dit wordt verspreidt over een kleine oppervlakte, hierdoor hoopt de magma zich op tot een berg.
Caldera: De opening van de stratovulkaan zit verstopt, een grote druk van magma wordt opgebouwd en de hele bovenkant van de berg explodeert.
Spleeterupties: Lava komt naar buiten via scheuren van tientallen kilometers lengte in de aardkorst.
Aardbeving: het verschuiven van de gesteenten langs de breuklijn veroorzaakt trillingen.
Hypocentrum: De plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat.
Epicentrum: direct boven het hypocentrum, waar de trilling aan het aardoppervlak komt.
Schaal van Richter: Is een schaal om aardbevingen in te delen. Te meten met een seismograaf. De eenheden lopen logaritmisch op. Wordt aangegeven met magnitudes.
Bijv. magnitude 4 is tien maal zo sterk als magnitude 3 en honderd keer zo sterk als magnitude 2.
Schaal van Mercalli: gaat uit van de intensiteit en schade.
Tsunami: een aardbeving op een breuklijn in de zeebodem veroorzaakt een golf. De golf gaat richting land en wordt steeds hoger. Op het land slaat de golf met grote kracht om.
De vier sferen.
Atmosfeer (de lucht): opgebouwd uit gassen uit het binnenste van de aarde. Ongeveer 80KM dik. De atmosfeer bestaat uit vier delen. Het onderste, waar we in leven, heet de Troposfeer.
Hydrosfeer (water): de hydrosfeer is het vloeibare gedeelte van de aardse sferen.
Lithosfeer (aardkorst) : de lithosfeer is het bovenste gedeelte van de aardkorst.
Biosfeer: Bijna alle levende organismen leven in deze sfeer. In de Biosfeer komen de drie andere sferen samen. Ofwel de biosfeer is het aardoppervlak en de eerste 100m van de oceanen.
Kringlopen.
- Gesteente kringloop: van diep uit de aarde tot gebergte vorming door de breuklijnen.
- Water kringloop: de verdamping en neerslag van het water op aarde. (regen)
- Koolstofkringloop. Als je dit wil weten dan zoek je het maar op, ik heb nu ook hoofdpijn dus…
Lagedrukgebied: Lucht die warm wordt stijgt op, hier door is er op het aardoppervlak minder lucht. (stijgende lucht)
Hogedrukgebied: De inmiddels weer afgekoelde lucht gaat weer naar beneden richting het aardoppervlak, hier is dus meer lucht. (dalende lucht)
Inter-tropische convergentiezone(ITC): lagedrukgebied bij de tropen.
Buys Ballot: stelde vast dat de luchtstroom op het noordelijk halfrond een afwijking heeft naar rechts en op het zuidelijk half rond naar links, dit is het Corioliseffect, dat optreedt door de rotatie van de aarde.
Moessons: aanlandige winden die veel neerslag meerbrengen.
Passaten: auto’s,van het merk VW, waar vooral vertegenwoordigers in rijden.
Passaten: noordoostenwinden die van het hogedrukgebied naar de ITC waaien.
Klimaat: de gemiddelde weerstoestand op een bepaalde plek gedurende 30 jaar.
Klimaatzones:
- Regenklimaat(A)
- Tropisch regenwoudklimaat (Af)
- Savanneklimaat (Aw)
- Woestijnklimaat (B)
- Steppeklimaat (BS)
- Woestijnklimaat (BW)
- Polaire klimaten(E)
- Toendraklimaat (ET)
- Sneeuwklimaat (EF)
- Hooggebergteklimaat (EH)
- Zeeklimaat (C)
- Gematigd zeeklimaat (Cf)
- Chinaklimaat (Cw)
- Middellandsezeeklimaat (Cs)
- Landklimaat (D)
Verwering:
Fysische verwering: gesteente valt uit elkaar zonder dat de samenstelling verandert.
- Water bevriest, zet uit, de steen scheurt.
- Grote temperatuur verschillen tussen dag en nacht.
- Kracht van groeiende planten wortels.
Chemische verwering: gesteente valt uit elkaar waarbij de samenstelling verandert.
Bijv. de mineralen uit het gesteente reageren met water en zuurstof.
Erosie: het verweerde materiaal van gesteenten dat door water, wind en ijs wordt getransporteerd.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
erg goede samenvatting, heb er veel van geleerd. hij is niet te kort en niet te lang, alle punten die nodig zijn staan er in!
14 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
hier had ik echt iets aan! en je hebt humor :)
14 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
wat een kut samenvatting!
14 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
bij een stratovulkaan stroomt het magma er niet effusief (langzaam) uit, maar juist explosief!
14 jaar geleden
Antwoorden