9.1 Dorp of stad, of nog veel groter?
Nederland:
- 4 landsoorten: noord, oost, zuid en west
- 12 provincies
- meer dan 500 gemeenten
Gemeente: een gebied met een eigen bestuur (gemeenteraad), onder leiding van een burgemeester. Gemeente bestaan vaak uit nederzettingen: een ophoping van infrastructuur en gebouwen.
Kenmerken stad in vergelijking tot een dorp:
- meer inwoners en grotere bevolkingsdichtheid
- gebouwen staan dichter op elkaar en meer hoogbouw
- Nauwelijks landbouw. Meestal industrie.
- Veel voorzieningen: scholen, winkels, banken enz.
Agglomeratie: als de bebouwing van 2 nederzettingen aan elkaar groeien.
Een stad/ agglomeratie gaat vaak samenwerken met omliggende gemeente, ze maken afspraken over bijvoorbeeld afvalverwerking of de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, je spreekt dan van een stadsgewest.
Stedelijke zone: grootste deel, bestaat uit meerdere stadsgewesten die tamelijk dicht bij elkaar liggen. (Deltametropool en Brabantstad)
9.2 Landelijk of stedelijk gebied?
Stedelijke gebieden: veel steden liggen dicht bij elkaar.
Ontstaan van steden:
- bij kruispunten van wegen en/of rivieren
- bij vindplaats van elfstoffen
Stedelijke gebieden dienen ervoor om te wonen en werken, en ze hebben erg veel voorzieningen.
Landbouw gebieden: bestaan uit: landbouw- en natuurgebieden, er liggen ook dorpen.
9.3 Hoe is een stad opgebouwd?
è Stadscentrum: midden van een stad.
Kenmerken:
- wonen weinig mensen, dure grond
- industrie verdween door: ruimte gebrek en hoge grondprijzen
- veel winkels, kantoren en horecazaken
è Woongebieden: hoe verder naar buiten, hoe jonger de bebouwing.
- Vlak bij het stadscentrum: 19e eeuwswijken. Waren vroeger slechte wijken, er is nu nog steeds maar weinig speelgelegenheid en weinig groen.
Woningwet eiste dat het goed zou komen en zo… en dat gebeurde ook redelijk.
è Verschillende typen winkelcentra:
- stadscentrum: hoofdwinkelcentrum. Mensen uit de hele buurt overal komen daar winkelen. Dagelijkse boodschappen en dure/bijzondere producten.
- Buurt- of wijkwinkels: een winkel voor alleen de buurt/wijk. Dagelijkse boodschappen.
- stadsdeelwinkelcentra: aantal wijken bij elkaar met een winkelcentrum.
è Bedrijven: vestigen op plaatsen die goed bereikbaar zijn, gemakkelijke aan- en afvoerwegen. Bijvoorbeeld bij: op- of afrit snelwegkanaal of spoorweg.
Ruimtelijke geleding: manier waarop ene stad is opgebouwd.
Hart: Stadscentrum. Behoord meestal tot de binnenstad: het oudste deel van de stad. Gebouwd vóór de industriële revolutie. En er zijn vaak: grachten, fraaie oude, gebouwen en stadsmuur of een deel daarvan.
9.4 Verhuizen naar of uit de stad?
Urbanisatie of verstedelijking: begon na de industriële revolutie, de trek van mensen uit de landelijke gebieden naar de stad.
Oorzaken:
- Mechanisatie op het platteland. Sterke bevolkingsgroei.
- In de stad werden veel fabrieken gebouwd, er was daar dus veel werk in de industrie.
Na 1960 nam de welvaart toe, gevolg: de mobiliteit nam ook toe. Mensen gingen verhuizen naar de buitenwijken of naar het platteland, suburbanisatie.
Dit was van:
- Mensen, jonge gezinnen met kinderen. Ze zochten rust en veel speelruimte voor de kinderen.
- Bedrijven, zochten meer ruimte voor uitbreiding, lage grondprijzen en een betere bereikbaarheid.
Tegenwoordig is er sprake van: ree-urbanisatie, de mensen verhuizen weer terug naar de stad, dit komt doordat daar veel voorzieningen zijn.
Suburbanisatie veroorzaakt veel problemen:
è Toename van het woon- en werkverkeer veroorzaakt files en parkeerproblemen.
è Schade aan natuur en milieu:
- aanleg van wegen en woongebieden kost veel schaarse ruimte.
- uitlaatgassen, slecht voor het milieu
- schaarse energiebronnen en grondstoffen worden te snel opgebruikt.
9.5 Chaos in de grote stad?
Problemen grote steden:
- veel mensen reizennaar hun werk, dit forensisme veroorzaakt files en parkeerproblemen
- luchtverontreiniging door verkeer en industrie
- Hoge grondprijzen en schaarse ruimte. Bereikbaarheid van stad neemt af door grote drukte. Bedrijven gaan weg uit de stad.
- Jonge gezinnen willen buiten de stad wonen, gevolg: ontgroening of vergrijzing.
- Welvarende mensen trekken weg uit stad, armere mensen blijven achter.
- Allochtonen hebben achterstand in opleiding en inkomen, wonen daarom in slechtere wijken, daar wonen veel allochtonen bij elkaar, apart van andere bevolkingsgroepen, ruimtelijke segregatie. Gevolg: allochtonen komen minder in aanraking met Nederlandse cultuur.
- Ontstaan van discriminatie, doordat er meer allochtonen in steden wonen.
- Criminaliteit is hoger, in grote steden worden meer misdaden geplaagd. Hangt vaak samen met drugsoverlast, werkloosheid en prostitutie.
Laafbaarheid van stad neemt af door al deze problemen.
Verpaupering: welvarende mensen suburbaniseren, de mensen met lagere inkomsten blijven achter. Gevolg: zij wonen in slechtere huizen, er wordt weinig onderhouden, de straten en huizen raken in verval.
9.7 Waarom wordt Nederland ingedeeld in groen en rood?
Regering maakt plannen voor natuurbescherming en het zuinig omgaan met de ruimte.
Plannen voor het gebruik van de ruimte:
Ruimtelijke ordening: er worden plannen gemaakt voor het gebruik van de ruimte.
De plannen staan in: Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening.
Uitgangspunten:
- Zuinig omgaan met de ruimte, ruimte zo goed mogelijk benutten.
- Combineren van functies: waterafvoer dor rivieren combineren met natuur en recreatie.
Er wordt onderscheid gemaakt door de regering:
- Rode contourgebieden: wordt een grens getrokken rondom alle steden en dorpen. Daarbinnen is er ruimte voor nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, voorzieningen of recreatieterreinen.
- Groene contourgebieden: wordt een grens getrokken rondom natuurgebieden of mooie, oude cultuurlandschappen. Daarbinnen wordt de natuur en het landschap beschermt.
9.8 Wat doen provincies en gemeenten?
Regering: algemene plannen maken voor het inrichten van de ruimte.
Gemeenten: nauwkeurige bestemming plannen maken voor het inrichten van de ruimte op hun grondgebied.
Kenmerken:
- Plannen zijn gedetailleerd: wordt precies aangegeven wat wel en wat niet mag.
- Plannen zijn bindend: iedereen moet zich eraan houden.
Burger: heeft inspraak bij het maken van bestemmingsplannen. Je kunt eerst bezwaar maken bij de gemeenteraad. Wanneer die je geen gelijk geeft, kun je naar de provincie (GS) en ten slotte zelfs naar de Kroon (rijksoverheid) gaan.
Aandachtspunten gemeente bij ruimtelijke ordening:
è Verbetering van de kwaliteit van de woonwijken door: stadsvernieuwing. Kan op 2 manieren:
- Sanering: alle huizen worden afgebroken, er worden nieuwe ruimere huizen gebouwd. De huizen worden te duur en de oorspronkelijke bewoners moeten verhuizen.
- Renovatie: de huizen worden opgeknapt. De huur blijft hetzelfde, de oorspronkelijke bewoners blijven er wonen.
è Uitbreiding van de woonfunctie. Dit mag zo weinig mogelijke ruimte kosten, er wordt verdichting van de bebouwing toegepast:
- bouwen in de hoogte of onder de grond.
- bebouwen van open delen in de stad. Er ontstaat zo een compacte stad, waar wonen, werken en voorzieningen op een beperkte oppervlakte gecentreerd zijn.
è Voorkomen van ruimtelijke segregatie door duurdere en goedkopere woningen in dezelfde woonwijk te plaatsen.
è Vermindering van verkeers- en milieuproblemen door het bevorderen van het openbaar vervoer en het afremmen van autogebruik.
è Verbeteren van gevoel van veiligheid door cameratoezicht, het aanstellen van stadswachten en de bouw van meer cellen.
De provincies maken streekplannen: die regelen het gebruik van de ruimte op grondgebied van een provincie. Zijn vooral gericht op lange termijnen, geven alleen hoofdlijnen aan en zijn niet bindend. Bij het maken van bestemmingsplannen moet er rekening gehouden worden met het streekplan.
Nederland:
- 4 landsoorten: noord, oost, zuid en west
- 12 provincies
- meer dan 500 gemeenten
Gemeente: een gebied met een eigen bestuur (gemeenteraad), onder leiding van een burgemeester. Gemeente bestaan vaak uit nederzettingen: een ophoping van infrastructuur en gebouwen.
Kenmerken stad in vergelijking tot een dorp:
- meer inwoners en grotere bevolkingsdichtheid
- gebouwen staan dichter op elkaar en meer hoogbouw
- Veel voorzieningen: scholen, winkels, banken enz.
Agglomeratie: als de bebouwing van 2 nederzettingen aan elkaar groeien.
Een stad/ agglomeratie gaat vaak samenwerken met omliggende gemeente, ze maken afspraken over bijvoorbeeld afvalverwerking of de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, je spreekt dan van een stadsgewest.
Stedelijke zone: grootste deel, bestaat uit meerdere stadsgewesten die tamelijk dicht bij elkaar liggen. (Deltametropool en Brabantstad)
9.2 Landelijk of stedelijk gebied?
Stedelijke gebieden: veel steden liggen dicht bij elkaar.
Ontstaan van steden:
- bij kruispunten van wegen en/of rivieren
- bij vindplaats van elfstoffen
Stedelijke gebieden dienen ervoor om te wonen en werken, en ze hebben erg veel voorzieningen.
Landbouw gebieden: bestaan uit: landbouw- en natuurgebieden, er liggen ook dorpen.
9.3 Hoe is een stad opgebouwd?
è Stadscentrum: midden van een stad.
- wonen weinig mensen, dure grond
- industrie verdween door: ruimte gebrek en hoge grondprijzen
- veel winkels, kantoren en horecazaken
è Woongebieden: hoe verder naar buiten, hoe jonger de bebouwing.
- Vlak bij het stadscentrum: 19e eeuwswijken. Waren vroeger slechte wijken, er is nu nog steeds maar weinig speelgelegenheid en weinig groen.
Woningwet eiste dat het goed zou komen en zo… en dat gebeurde ook redelijk.
è Verschillende typen winkelcentra:
- stadscentrum: hoofdwinkelcentrum. Mensen uit de hele buurt overal komen daar winkelen. Dagelijkse boodschappen en dure/bijzondere producten.
- Buurt- of wijkwinkels: een winkel voor alleen de buurt/wijk. Dagelijkse boodschappen.
è Bedrijven: vestigen op plaatsen die goed bereikbaar zijn, gemakkelijke aan- en afvoerwegen. Bijvoorbeeld bij: op- of afrit snelwegkanaal of spoorweg.
Ruimtelijke geleding: manier waarop ene stad is opgebouwd.
Hart: Stadscentrum. Behoord meestal tot de binnenstad: het oudste deel van de stad. Gebouwd vóór de industriële revolutie. En er zijn vaak: grachten, fraaie oude, gebouwen en stadsmuur of een deel daarvan.
9.4 Verhuizen naar of uit de stad?
Urbanisatie of verstedelijking: begon na de industriële revolutie, de trek van mensen uit de landelijke gebieden naar de stad.
Oorzaken:
- Mechanisatie op het platteland. Sterke bevolkingsgroei.
- In de stad werden veel fabrieken gebouwd, er was daar dus veel werk in de industrie.
Na 1960 nam de welvaart toe, gevolg: de mobiliteit nam ook toe. Mensen gingen verhuizen naar de buitenwijken of naar het platteland, suburbanisatie.
- Mensen, jonge gezinnen met kinderen. Ze zochten rust en veel speelruimte voor de kinderen.
- Bedrijven, zochten meer ruimte voor uitbreiding, lage grondprijzen en een betere bereikbaarheid.
Tegenwoordig is er sprake van: ree-urbanisatie, de mensen verhuizen weer terug naar de stad, dit komt doordat daar veel voorzieningen zijn.
Suburbanisatie veroorzaakt veel problemen:
è Toename van het woon- en werkverkeer veroorzaakt files en parkeerproblemen.
è Schade aan natuur en milieu:
- aanleg van wegen en woongebieden kost veel schaarse ruimte.
- uitlaatgassen, slecht voor het milieu
- schaarse energiebronnen en grondstoffen worden te snel opgebruikt.
9.5 Chaos in de grote stad?
Problemen grote steden:
- veel mensen reizennaar hun werk, dit forensisme veroorzaakt files en parkeerproblemen
- Hoge grondprijzen en schaarse ruimte. Bereikbaarheid van stad neemt af door grote drukte. Bedrijven gaan weg uit de stad.
- Jonge gezinnen willen buiten de stad wonen, gevolg: ontgroening of vergrijzing.
- Welvarende mensen trekken weg uit stad, armere mensen blijven achter.
- Allochtonen hebben achterstand in opleiding en inkomen, wonen daarom in slechtere wijken, daar wonen veel allochtonen bij elkaar, apart van andere bevolkingsgroepen, ruimtelijke segregatie. Gevolg: allochtonen komen minder in aanraking met Nederlandse cultuur.
- Ontstaan van discriminatie, doordat er meer allochtonen in steden wonen.
- Criminaliteit is hoger, in grote steden worden meer misdaden geplaagd. Hangt vaak samen met drugsoverlast, werkloosheid en prostitutie.
Laafbaarheid van stad neemt af door al deze problemen.
Verpaupering: welvarende mensen suburbaniseren, de mensen met lagere inkomsten blijven achter. Gevolg: zij wonen in slechtere huizen, er wordt weinig onderhouden, de straten en huizen raken in verval.
9.7 Waarom wordt Nederland ingedeeld in groen en rood?
Regering maakt plannen voor natuurbescherming en het zuinig omgaan met de ruimte.
Ruimtelijke ordening: er worden plannen gemaakt voor het gebruik van de ruimte.
De plannen staan in: Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening.
Uitgangspunten:
- Zuinig omgaan met de ruimte, ruimte zo goed mogelijk benutten.
- Combineren van functies: waterafvoer dor rivieren combineren met natuur en recreatie.
Er wordt onderscheid gemaakt door de regering:
- Rode contourgebieden: wordt een grens getrokken rondom alle steden en dorpen. Daarbinnen is er ruimte voor nieuwe woonwijken, bedrijventerreinen, voorzieningen of recreatieterreinen.
- Groene contourgebieden: wordt een grens getrokken rondom natuurgebieden of mooie, oude cultuurlandschappen. Daarbinnen wordt de natuur en het landschap beschermt.
Regering: algemene plannen maken voor het inrichten van de ruimte.
Gemeenten: nauwkeurige bestemming plannen maken voor het inrichten van de ruimte op hun grondgebied.
Kenmerken:
- Plannen zijn gedetailleerd: wordt precies aangegeven wat wel en wat niet mag.
- Plannen zijn bindend: iedereen moet zich eraan houden.
Burger: heeft inspraak bij het maken van bestemmingsplannen. Je kunt eerst bezwaar maken bij de gemeenteraad. Wanneer die je geen gelijk geeft, kun je naar de provincie (GS) en ten slotte zelfs naar de Kroon (rijksoverheid) gaan.
Aandachtspunten gemeente bij ruimtelijke ordening:
è Verbetering van de kwaliteit van de woonwijken door: stadsvernieuwing. Kan op 2 manieren:
- Sanering: alle huizen worden afgebroken, er worden nieuwe ruimere huizen gebouwd. De huizen worden te duur en de oorspronkelijke bewoners moeten verhuizen.
è Uitbreiding van de woonfunctie. Dit mag zo weinig mogelijke ruimte kosten, er wordt verdichting van de bebouwing toegepast:
- bouwen in de hoogte of onder de grond.
- bebouwen van open delen in de stad. Er ontstaat zo een compacte stad, waar wonen, werken en voorzieningen op een beperkte oppervlakte gecentreerd zijn.
è Voorkomen van ruimtelijke segregatie door duurdere en goedkopere woningen in dezelfde woonwijk te plaatsen.
è Vermindering van verkeers- en milieuproblemen door het bevorderen van het openbaar vervoer en het afremmen van autogebruik.
è Verbeteren van gevoel van veiligheid door cameratoezicht, het aanstellen van stadswachten en de bouw van meer cellen.
De provincies maken streekplannen: die regelen het gebruik van de ruimte op grondgebied van een provincie. Zijn vooral gericht op lange termijnen, geven alleen hoofdlijnen aan en zijn niet bindend. Bij het maken van bestemmingsplannen moet er rekening gehouden worden met het streekplan.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
hoi,
leuk, maar er is geen §9.6 :S
later =D
13 jaar geleden
Antwoorden