Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 1 Paragraaf 8
Paragraaf 8: Welvaart in Ghana, Tunesië en Nederland
- Tunesië behoort tot de semiperiferie. Tunesië zit in de overgang van fase II naar fase III in het demografisch transitiemodel -> komt door snelle daling van vruchtbaarheid -> na 1990 en hangt samen met de snel stijgende welvaart.
- Ghana behoort tot de periferie
- Nederland behoort tot het centrum
De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?
Volg ons op TikTokParagraaf 2: Een grens tussen rijk en arm
Koopkracht= de hoeveelheid goederen of diensten die je in een land voor één dollar kunt kopen. Beroepsbevolking= dat deel van de bevolking dat tegen een betaling een beroep uitoefent plus de werklozen. (hiermee kun je het verschil in welvaart mee onderscheiden)
Veel mensen in landbouw à arm land. Handel, transport, de financiële sector, onderwijs en gezondheidszorg: hoog ontwikkeld.
Mexico: veel mensen in dienstensector, maar dan in de informele sector= de niet-officiële economie.
Bevolkingsdichtheid=gemiddeld aantal inwoners per km2. à zegt niet veel, omdat mensen onregelmatig over het land verdeeld zijn. Bevolkingsspreiding=de manier waarop de bevolking over een gebied is verdeeld. à geeft beter beeld.
Arme landen: jonge, snelgroeiende bevolking. (Mexico) Geboortecijfer= het aantal levendgeborenen per duizend inwoners per jaar. Sterftecijfer= het aantal sterfgevallen per duizend inwoners per jaar.
VS & Mexico: cultuurgrens. VS: Westerse cultuurgebied, Mexico: Latijns-Amerikaanse cultuurgebied. Kenmerken: verschil in taal, godsdienst, bouwstijl en gebruiken. (Mexico en een groot deel van het zuidwesten van de VS waren een Spaanse kolonie.
Cultuurelementen=kenmerken waaraan je een cultuur kunt herkennen, bijvoorbeeld taal, godsdienst en gewoonten. Grensregio= grensgebied dat vaak een eigen cultuur en identiteit ontwikkeld (mengcultuur)
Paragraaf 3: Relaties, handel en investeringen
Handelsbalans= overzicht van de waarde van de goederen die in- en uitgevoerd worden:
- bepalen economische relatie tussen 2 landen
- verschil zichtbaar: waarde van geïmporteerde en geëxporteerde goederen
Noorden van Mexico: General Motors of Detroit South.
In de grensregio grote assemblagebedrijven (Maquiladora’s), hier worden onder andere: automotoren en andere onderdelen in elkaar gezet (tot 1 gemaakt). De VS maakt gebruik van de lage lonen in Mexico. Door de gunstige ligging (aan de grens) zijn de maquiladora’s een groot succes, de arbeiders zijn goedkoop (laaggeschoold), gunstige belastingen.
1994: Verdrag tussen Canada, VS en Mexico, een vrijhandelszone (hierdoor werd het ook mogelijk maquiladora’s buiten de grenszone te stichten.) ‘Hoe verder je naar het zuiden gaat in Mexico, hoe lager de lonen worden’.
Het word niet verder uitgebreid want:
- Mexicanen kosten €2 per uur, Chinezen 50 cent!
Slechte natuurlijke omstandigheden, winter; koud en zomer; heet. Ligt aan de grens: dus veel maquiladora’s. In 1965 onwijs veel mensen komen daarheen, economie stukken beter! Maar veel arbeiders leven in krotjes, en in 2001 liep de werkgelegenheid terug.
Toename/afname van de bevolking:
- Geboorte en sterfte
- Migratie: immigratie en emigratie
Paragraaf 4: ‘Go north, Young Mexican’
Illegale Mexicaanse immigranten werken in de landbouw, bouw en horeca. Vrouwen werken in huishoudens. Herkomstgebieden:
- Grenszone
- Arme en overbevolkte regio ten noorden van Mexico City
Pushfactor: armoede. Verhuizen vaak naar eenzelfde dorp waar familie ook woont. (volgmigratie=migratie die het gevolg is van eerdere migratie, bijvoorbeeld als na de eerste migranten later ook familieleden overkomen)
Afstandsverval =situatie waarbij het voorkomen van een ruimtelijk verschijnsel afneemt naarmate de afstand tot het brongebied toeneemt. (bijv. hoe verder je in de VS van de grensregio tussen de VS en Mexico afgaat, hoe minder het percentage hispanics).
Dubbelstad=situatie waarbij twee dicht bij elkaar gelegen steden, soms gescheiden door een internationale grens, op een aantal terreinen een eenheid vormt.
Door migratie en komst van maquiladora’s zijn ingedutte grensplaatsjes in Mexico uitgegroeid tot forse steden.
El Paso ligt in Amerika, maar 70% vd bevolking is van Mexicaanse afkomst:
- Door toestroom van mexicaanse migranten
- Sterke culturele en sociaal-economische banden met buurland (Mexico)
- Ciudad Juárez: industriestad, El Paso: dienstencentrum
Juárez maakt het, maar El Paso maakt het mogelijk!
Migratie:
- Arbeidsmigratie : voor werk
- Seizoensmigratie: verhuizen voor werk in bepaald seizoen
- Cirkelmigratie: verhuizen voor werk, later moment terugkomen
- Volgmigratie: ene persoon verhuist (werk), andere persoon volgt
Arbeidsintensief = vooral handwerk en er is heel lang over gedaan.
Paragraaf 5: Mexico en de VS voor eeuwig verbonden
Migranten:
- Migrantengeld is 2e bron van inkomsten in Mexico, na de olie-export, wat wordt verdient in de VS.
- VS profiteert
- Goedkoop
- Doen het vuile werk
- Probleem: de illegalen verdringen de legale arbeidskrachten
Rio grande: ligt op grensgebied.
- Bedrijven en steden gebruiken het als open riool
- Doordat de rio grande op beide landen ligt, kan alleen internationale aanpak de rivier schoon maken
- Grote bedrijven: geen probleem, houden rekening met milieu
- Kleine bedrijfjes: hét probleem. Lozen chemisch afval
- Mexico heeft goede milieuwetgeving, alleen onvoldoende controle
- Te snelle groei van steden, veel mensen hebben geen riolering
Paragraaf 6: Arm & Rijk
Meten van welvaart:
- BNP per inwoner (waarde goederen + diensten in een land + inkomsten uit buitenland / aantal inwoners)
- VN-welzijnsindex à niet alleen geld:
-alfabetiseringsgraad
-levensverwachting
Welzijnsindex = van 0 tot 1
Ook bij ontwikkeling van een land:
- verdeling van beroepsbevolking
- toegang tot schoon drinkwater, scholing en gezondheidszorg
- de voedselsituatie
nadelen van het gebruiken BNP/hoofd:
- dollar is niet overal evenveel waard (koopkracht)
- de informele sector, ruilhandel en zelfvoorziening tellen niet mee
- het is het gemiddelde, dus dat zegt niets over iedereen daar (sociale ongelijkheid)
- Welvaart soms ongelijk verdeeld tussen gebieden in een land (regionale ongelijkheid)
Paragraaf 7: Centrum-periferie
Rijke landen à centrum
Laatste 20 jaar flinke economische groei à semi-periferie
Armste landen à periferie
Verschillen in economische macht (oorzaak) à wereld werd verdeeld in centrum, semi-periferie en periferie (gevolg)
Welvaart slecht verdeeld:
- Interne oorzaken
- Natuurlijke (ongunstig klimaat, zeer bergachtig)
- Menselijke (slecht bestuur, corruptie = niet betrouwbaar: zegt A doet B, oorlogen)
- Externe oorzaken
- Hoe afhankelijk een arm land is van een ander land (goederen, arbeid, kapitaal = leningen uit centrum)
Centrum-Periferieverhouding komt door:
- Koloniaal verleden (koloniën)
- Centrum vaak koloniaal moederland
- Periferie vaak voormalige kolonie
Koloniën à politiek zelfstandig, maar economisch afhankelijk (van centrum)
BBP à alles wat binnen de landgrenzen wordt geproduceerd/verdiend
Internationale arbeidsindeling= de verdeling van de beroepsbevolking in de verschillende delen van de wereld à specialisatie van werkgelegenheid
Aflezen aan:
- Exportpakket
- Samenstelling van beroepsbevolking
Fragmentarische modernisering= de ontwikkeling en modernisering blijft beperkt tot bepaalde sectoren of gebieden.
Centrum:
- Rijke westerse landen
- Economisch overheersend
- Beslissingen worden genomen
- Economisch hoogwaardige sectoren (hoofdkantoren, zakelijke diensten)
Periferie:
- In Afrika, sommigen in Azië en een paar in Zuid-Amerika
- Economisch afhankelijk van centrum
- Leverancier van: grondstoffen, landbouwproducten en goedkope arbeid
- Kolonie geweest
NIC (Newly Industrial Countries) à China, Taiwan, Zuid-Korea, Brazilië & Mexico
Hebben belangrijk deel van industriële productie van Westerse landen overgenomen.
Paragraaf 9: Bevolkingsspreiding en Migratie
Bevolkingsspreiding: (vooral bij)
- Randen van continenten
- Kustvlaktes
- Langs rivieren + vruchtbare gebieden
Goed beeld krijgen van bevolkingsspreiding à van schaalniveau wisselen (vooral inzoomen)
Verklaring bevolkingsspreiding:
- Natuurlijke mogelijkheden
- Geschikt klimaat
- Vruchtbare bodems
- Water
- Geen bergen
- Ligging
- Gunstige ligging t.o.v. economische kerngebieden (dichter bevolkt)
- Koloniale verleden
- Vooral in kustgebieden
Push- en Pullmodel (migratiemodel)
- Heeft invloed op elkaar
- Migratie wordt veroorzaakt door push en pullfactoren
Pushfactor=afstotende kracht
Pullfactor= aantrekkende kracht
- Een positief beeld van een land bevordert de migratie (perceptie)
Suburbanisatie= uit de stad weggaan
Urbanisatie= naar de stad toe gaan
Paragraaf 10: Bevolkingsgroei
Arme landen, hoog geboortecijfer à redenen :
- Jonge leeftijdsopbouw
- Veel vrouwen in vruchtbare leeftijd
- Scholing
- Vruchtbaarheid daalt à meisjes hogere scholing
- Vrouwen betere carrièremogelijkheden à kinderen passen niet in het patroon
- Religie
- Sommige geloven tolereren voorbehoedsmiddelen niet
- Cultuur
- Groot gezin = aanzien (vrouw)
- Gezondheidssituatie
- Hoge zuigelingensterfte (= aantal baby’s per 1000 onder de 1 jaar dat overlijdt)
- Armoede
- Welvaart stijgt à kindersterfte daalt, mensen beter opgeleid, invloed godsdienst neemt af, sociale zekerheid (pensioen) wordt groter
- Noodzaak om een groot gezin te stichten verdwijnt (hoge welvaart)
Demografisch transitiemodel = laat ontwikkeling zien van geboorte- en sterftecijfer (opgedeeld in 4 perioden)
Periode 1:
- Pre-transitie fase
- Hoog geboorte en sterftecijfer
- Totale bevolking groeit nauwelijks
- Snelheid bevolkingsgroei laag
- Vooral stammen in deze fase (ontwikkelingslanden zijn er al doorheen)
Periode 2:
- Transitie fase
- Hoog geboorte cijfer, maar dalend sterfte- cijfer
- Totale bevolking groeit
- Jonge, piramidevormige leeftijdsopbouw
- Arme landen (periferie)
Periode 3:
- Transitie fase
- Dalend geboortecijfer en laag sterftecijfer
- Totale bevolking groeit verder (maar minder snel)
- Steeds meer ouderen (leeftijdsopbouw van een klok)
- Landen die in ontwikkeling zijn (semi-periferie)
Periode 4:
- Post-transitie fase
- Laag geboorte- en sterftecijfer
- Totale bevolking groeit niet meer
- Erg veel ouderen (leeftijdsopbouw vorm van urn)
- Landen die goed ontwikkeld zijn (centrum)
Paragraaf 12
Cultuur à waarden en normen: opvattingen en gebruiken die een groep gemeenschappelijk heeft
è Krijgt vorm in cultuurelementen (inrichting gebied, bouwstijl, bewerken land, kleding enz.)
Immaterieel (onzichtbaar)
- Waarden en normen
- Taal
- Godsdienst
- Kan je niet vastpakken
Materieel (zichtbaar)
- Bouwstijl
- Kleding
- Inrichting woning
- Kan je wel vastpakken
Godsdienst bepaalt: eetgewoontes, feesten, rituelen, kleding, bouwstijl
Cultuur kaart (waar geloven zijn) in het verleden veranderd door: veroveringen en kolonialisme
In moderne tijd: toerisme, migratie, moderne communicatiemiddelen
Paragraaf 13
Diffusie= verspreiding vanuit een kerngebied van een ruimtelijk verschijnsel
Vaak ingepast in de bestaande cultuur à cultuurvermenging
2 tegengestelde bewegingen in de wereldcultuur:
- Homogenisering
- Verwestering vervagen de cultuurgrenzen (het centrum van verschillende steden lijkt op elkaar)
- We worden hetzelfde
- Heterogenisering
- Migratie zorgt voor een mix van westerse en niet westerse cultuurelementen (multiculturele wijken)
- Transnationale identiteit (mensen die 2 culturen in zich verenigen)
- Verharding culturen
- Fundamentalisme (mensen die staan voor hun eigen cultuur)
Bollywood films: zonder seks, musicalachtig
Fundamentalisme = strikt willen leven volgens de regels van het geloof. Bijvoorbeeld islamitisch fundamentalisme (Al Qaida)
Hoofdstuk 2 Klimaatzones en landschappen
Paragraaf 2: klimaat
Middellandse zee = binnenzee zonder eb en vloed
Middellandse zeeklimaat/mediterraan klimaat
à warme droge zomers – zachte natte winters
Bodemerosie = de bovenste vruchtbare laag van de bodem spoelt met het regenwater langs de hellingen de rivier in. à hoe meer neerslagintensiteit, hoe meer bodemerosie.
Mediterrane vegetatie= natuurlijke vegetatie van kurkeikenbos, cypressen en dennenbomen. Tegenwoordig bestaat het door ontbossing en landbouw uit struikachtig kreupelhout dat goed tegen de droge zomer is opgewassen.
Paragraaf 3: aardbevingen en vulkanisme
Verticale beweging – convectiestroming (wordt aangedreven door hitte van de aardkern)
Horizontale beweging – platentektoniek
Alpiene plooiingsgebied à de alphen, de atlas en de Pyreneeën (Afrikaanse en Euraziatische plaat botsen)
Subductiezone is als 1 plaat onder de ander schuift.
Plaat à smelt diep in de aarde à gesmolten gesteente is lichter dan omgeving à stijgt op in de mantel en aardkorst à ontstaan van vulkanen.
Platentektoniek à gebergten gevormd
Temperatuurverschillen, wind, neerslag enz. à gebergten afgebroken (verwering)
Gletsjers + rivieren à schuren diepe dalen uit
Erosie = schuren van stenen en met zand beladen water en ijs
Sedimentatie= rivieren die materiaal vervoeren naar laaggelegen gebieden
Geulerosie à door intensieve neerslag, en in gebieden met weinig plantengroei
Vormen van landschap = landvormen of egomorfologie
Paragraaf 4: landbouw
Mediterrane landbouw (tarwe, boom en wijnstok)
Middellandse zeegebied à geen koeien
Nomadische veeteelt= herders trekken met hun kuddes rond opzoek naar voedsel.
è In Noord-Afrikaanse landen
Irrigatielandbouw= landbouw waarbij de grond kunstmatig met water wordt bevloeid
Duurzaam landgebruik à minder bestrijdingsmiddelen gebruiken, kunstmest gebruiken, waterzuinige irrigatie, altijd vegetatie op de grond toe te passen.
Paragraaf 5: landdegradatie
- Verdroging : waterbalans negatief
- Waterbalans = de verhouding tussen de hoeveelheid water dat een gebied ontvangt en verliest
- Meer neerslag dan verdamping à positieve waterbalans
- In middellandse zeegebied in de winter een positieve waterbalans, in zomer een negatieve waterbalans
- Ook invloed op waterbalans: toerisme, bevolkingsgroei, welvaartsgroei, irrigatielandbouw
- Bodemerosie : het verdwijnen van het bovenste vruchtbare laagje van de bodem
- Door: wind of water
- In middellandse zeegebied: versnelde bodemerosie
- Oorzaak: bodem vaak niet bedekt met vegetatie
- Geulerosie
- Badlands = kale rots waarop niets groeit à neerslagintensiteit zorgt voor bodemerosie
- Verwoestijning : gebied veranderd langzaam in woestijn
- Oorzaak: verdroging > versnelde bodemerosie> verwoestijning
- Overbeweiding speelt wereldwijd een belangrijke rol
- Verzilting = het zouter worden van de bodem en het grondwater
- oorzaak : verdamping is zo groot dat irrigatiewater te weinig tijd heeft om de bodem in te zakken naar het grondwater
- gevolg: het wordt weer omhoog gezogen en neemt zouten uit de bodem mee. Het water verdampt aan het oppervlak en de zouten en mineralen blijven achter.
- Ernstig probleem: te zout voor vegetatie, dus er groeit niks meer.
Soorten plaatbewegingen:
- Divergente plaatbewegingen:
- Twee platen bewegen uit elkaar
- Ontstaan riffen en mid-oceanische ruggen
- Convergente plaatbewegingen
- Twee platen bewegen naar elkaar toe
- Transforme plaatbewegingen
- Platen schuiven langs elkaar
- Ontstaan aardbevingen
Paragraaf 6: Mondiale lucht- en zeestromen
Luchtdruk = aan het aardoppervlak ong. 1013 millibar (mbar). Elke cm3 drukt 1 kilo op je.
Koude lucht à zwaarder dan warme lucht, waardoor het ook daalt en warme lucht stijgt.
Hogedrukgebied à dalende koudere lucht (maximum)
Lagedrukgebied à stijgende warmere lucht (minimum)
- Als op de ene plek een hoge druk heerst, en op de andere plek een lage druk, dan zullen deze naar elkaar toestromen à WIND ontstaat.
- Grotere drukverschillen = wind waait harder
Lucht verplaatst zich van de evenaar naar de Noordpool
Polen
- Heerst altijd een hoge druk gebied
- Lucht daalt hier
- Polair Maximum
Evenaar
- Heerst een lage druk gebied
- Lucht stijgt hier
- Equatoriaal minimum
!! Deze 2 luchtstromingen stromen langs elkaar, en nemen elkaars plaats in !!
= mondiale luchtcirculatie (word aangedreven door de zon)
35 graden NB en 35 graden ZB heerst een subtropisch maximum
60 graden NB en op 60 graden ZB heerst een subpolair minimum
- Tussen deze subtropisch maximum en subpolair minimum gaan de verschillende luchtstromingen heen en weer
- Bij het botsen van warme subtropische lucht en koude poollucht komen veel depressies voor (grote lagedrukgebieden)
Zeestromen
- Warme zeestromen bewegen van de evenaar naar het Noorden en Zuiden
- Koude zeestromen bewegen vanaf de polen in de richting van de evenaar
- Aangedreven door de wind
- Zuid-Afrika & Zuid-Amerika hebben zulke sterke zeestromingen van zich af dat er water uit de diepte wordt aangezogen
Buys Ballot = oprichter van het KNMI
è Zijn wet: lucht beweegt van een hogedrukgebied naar lagedrukgebied, waarbij met de wind in de rug geldt dat op het noordelijk halfrond de wind een afwijking heeft naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
Paragraaf 7: Klimaatzones
Weer= toestand van atmosfeer, op een bepaalde plaats en op een bepaald moment. Hoeveelheid neerslag, temperatuur, wind.
Klimaat= het gemiddelde weer gemeten over 30 jaar.
Klimaatzones=gebied op aarde met hetzelfde klimaat
è Köppen hoort hierbij
Door Bergen ontstaan loef- en lijzijden
- Loefzijden: regent veel
- Met vocht beladen lucht stijgt tegen de bergen op, koelt af: wolken ontstaan
- Neerslag is al gevallen, lijzijde: geen neerslag
Moesson= halfjaarlijkse land- of zeewind, die lange tijd een constante richting aanhoudt
è Als hij over de zee komt: veroorzaakt veel neerslag.
Tussen 40 graden NB en 60 graden ZB: zee zorgt voor een matige werking op winter- en zomer- temperatuur
Interglacialen= relatief warme periode in de geologische geschiedenis (NU)
Glacialen= relatief koude periode in de geologische geschiedenis (groot deel van de aarde bedekt met ijs)
Paragraaf 9: Landschapzones de droge en warme gebieden op aarde
Fysisch-geografische zones (landschapzones) = in die zones heersen bepaalde klimaten, waardoor er een bepaalde natuurlijke vegetatie is.
- Geografische breedte ligging speelt een rol
- Bodem & Reliëf ook
Tropische landschapzone= gebied waar tropisch regenwoudklimaat en het savanneklimaat liggen (gem. tussen 18 en 15 graden C)
è Groeit rond de evenaar, het regent hier veel.
è Zelfvoorzienende akkerbouw
Grenzing tropisch regenwoud: droge periode zomer; veel regen in natte tijd (moesson)
Minder neerslag in natte periode: natuurlijke vegetatie=savanne (grasvlakte met een aantal bomen)
Aride zone= woestijnklimaat en steppeklimaat overheersen
- Woestijnklimaat valt in hevige stortbuien regen
- Rivieren lopen dan vol, en worden dan woeste stromen
- Mensen verdrinken
- Snachts: heel koud, overdag: heel warm
- Bijna geen begroeiing
- Steppeklimaat
- Neerslag valt in korte periode
- Meer planten dan in woestijnklimaat
Paragraaf 10: Landschapzones: de koude en gematigde gebieden
Subtropische zone
- Rond de middellandse zee
- Minder neerslag dan tropische zone en lagere temperatuur
- Begroeiing is anders
- Tussen 30 graden NB en 40 graden ZB
Gematigde zone en boreale zone
- Grote verschillen in temperatuur tussen winter en zomer
- Landklimaat
- Naaldwoud = begroeiing
- (boreale zone)
- Veel bewoning
- Winters niet heel koud, zomers niet heel warm
- (gematigde zone)
è Veeteelt en akkerbouw is goed mogelijk
Polaire zone
- Geen warme periode
- Toendraklimaat + hooggebergte/sneeuw-klimaat
- Sneeuwklimaat à kan je niet leven, geen vegetatie, ijskap
- Toendraklimaat à nomaden trekken rond
- Hooggebergteklimaat à kan overal plaats vinden op hoge bergen
Paragraaf 12: Mens en landschap: landdegradatie en klimaat-verandering
Landschap= dynamisch systeem
è Zichtbare deel van aarde
è Klimaat, lucht, gesteente, reliëf, bodem, water, planten, dieren en mens : hierdoor word het landschap bepaald
è Geofactoren!
Luchtstromen – waterstromen – planten – dieren : oefenen invloed uit op landschap
è Kan langzaam of snel gebeuren
Landdegradatie
- Versterkte bodemerosie
- Verzilting
- Verwoestijning
è De mens versnelt processen door te grote bevolkingsdruk
Natuurlijke broeikaseffect= het verschijnsel dat de atmosfeer (vooral de aanwezigheid van kooldioxide, methaan en waterdamp) een deel van de warmtestraling van de aarde tegenhoud
è Versterkte broeikaseffect zorgt voor opwarming van de aarde
Paragraaf 13: Mens en landschap: vormen van landdegradatie en duurzame landbouw
Versnelde bodemerosie= vruchtbare bovenlaag van de bodem word weggeblazen door de wind (soms: hele laag aarde verdwijnt)
è Reliëf speelt belangrijke rol
è Begroeide bodem: beschermd tegen erosie
è De hoeveelheid en intensiteit neerslag
Verzilting= het zouter worden van de bodem
Proces:
- Verdamping is groot
- Irrigatiewater kreeg geen kans om door de bodem heen te zakken
- Naar het grondwater toe
- Word omhooggezogen
- Neemt zouten mee
- Water verdampt
- Zouten en mineralen uit water blijven achter
Verwoestijning= verdroging à versnelde bodemerosie à verwoestijning. Kale vlaktes breiden zich uit
è Onzorgvuldig landgebruik van de mens versterkt processen
Duurzaam landgebruik= bodem beschermen
- Gewassen in stroken naast elkaar te verbouwen
- Akkers braak laten liggen
- Bodem laten herstellen
- Grazen van vee te beperken, zodat vegetatie niet vernield word
Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 3 par 2,3 en 5
Paragraaf 2: Voor wie is de stad?
Stedelijke distributie=het bevoorraden van winkels en horeca
Door stedelijke distributie botsen belanghebbende vaak met elkaar:
1) Transportondernemingen moeten zorgen voor vertrouwen en redelijke tarieven
2) Kleine zendingen -> veel verkeer (winkeliers)
3) Winkelpubliek wil sfeervol winkelen en dichtbij parkeren, maar -> parkeerplaatsen en straatmeubilair vreten ruimte
4) Stadsbestuur wil binnensteden verdichten, maar -> dan moet de stad jarenlang op de schop
-> slecht voor de winkelomzet
In binnensteden is altijd ruimtegebrek -> grond duur -> concurrentie om de ruimte is fel
Grotere bedrijven (Gamma, Karwei) hebben een grote ruimtebehoefte door -> distributie en veel parkeerplaatsen -> dus kiezen voor lagere grondprijzen -> buiten de binnenstad -> betere bereikbaarheid:
Liggen vaak bij verkeersknooppunt=punt waar meerdere wegen bij elkaar komen (water, lucht, spoor of autowegen)
Verkeersknooppunt werkt vaak als economische motor: op deze plek wordt altijd geld verdiend en er is werkgelegenheid.
Draagvlak= het aantal mensen dat in de buurt woont en gebruik maakt van een bepaalde voorziening
Drempelwaarde= het minimum aantal klanten dat een winkel/voorziening nodig heeft om te bestaan
Verzorgingsgebied=het gebied dat voor voorzieningen op een bepaalde stad is aangewezen
Reikwijdte= de afstand die je maximaal wilt afleggen om een voorziening te bereiken
Hoe groter de reikwijdte hoe groter het verzorgingsgebied is.
Paragraaf 3: De nieuwe stedelijke economie
Kenniseconomie zijn de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht op de ontwikkeling van nieuwe technologie.
Twee soorten:
- ‘harde’ technologische kennis: vooral in de industrie (superlichte racefiets maken)
- Hoe kunnen we de nieuwste snufjes ontwikkelen?
- ‘zachte’ sociale kennis: vooral in handel en dienstverlening -> kennis
- Hoe kunnen we het beste onze zaken doen?
In een kenniseconomie is uitwisseling van kennis belangrijk.
Tertiaire sector= alle handel en dienstverlening
In kenniseconomie -> vooral zakelijke dienstverlening belangrijk=verleent diensten aan het bedrijfsleven en overheid
Crisis:
- Stedelijke crisis tussen 1975 en 1990
- Economische activiteit vertrok uit de stad: schaarste aan ruimte
- In jaren ’90: creatieve stad
- Economie ontwikkelde weer door opkomst creatieve beroepen
Creatieve stad= stad met hoog aandeel werkenden in creatieve beroepen(kunst, media, entertainment, mode, interieur ontwerpers, architecten)
Creatieve stad is vooral motor achter economische ontwikkeling:
1) Creatieven wonen graag in steden, geven relatief veel geld uit
2) Veel, vooral ook nieuwe bedrijven vestigen zich graag in de buurt van creatieven
Bedrijven halen uit elkaars nabijheid allerlei agglomeratievoordelen:
1) Lagere productiekosten
2) Investeringen van overheid en andere bedrijven
3) Stad broedplaats van nieuwe ideeën ‘samen denken en doen’
Stadsbesturen willen veel bedrijven aantrekken voor:
- Werkgelegenheid
- Belastingopbrengsten
Paragraaf 5: Aanpak van problemen in de stad
Duale arbeidsmarkt=tweedeling van de arbeidsmarkt in banen voor hoog- en voor laagopgeleiden
Laag/niet opgeleid -> slecht betaalde baan
Hoog opgeleid -> schaars -> hoge salarissen
Ruimtelijke polarisatie=laagopgeleide mensen wonen in wijken met goedkope huurhuizen en weinig voorzieningen, hoogopgeleiden in dure wijken met mooie winkels.
Grootste groep is de middenklasse
Duale arbeidsmarkt
Laag opgeleid Hoog opgeleid
Slecht betaald werk Goed betaald werk
Goedkoop huis Duur huis
Weinig voorzieningen Veel voorzieningen
Stedelijke vernieuwing:
- Stadsvernieuwing:
- Verbeteren van woning kwaliteit, door opknappen of slopen en nieuwbouwen
- Herstructurering:
- Buurt creëren met woningen in verschillende prijsklassen
- Slechte huurwoningen vervangen door dure koopwoningen
-> Afname ruimtelijke polarisatie
Voordeel: middenklasse en hogere sociale klasse verhuizen weer naar de stad
Gentrificatie= als in een voorheen slechte buurt weer mensen met hogere inkomens komen wonen
- Gentry = Engels voor mensen met een goede sociale positie
- Een buurt of stadsdeel wordt opgewaardeerd
Stadsbestuur wil multiculturele stad bevorderen= verschillende bevolkingsgroepen krijgen gelijke kansen op sociale en economische posities en hun eigen cultuur kunnen beleven.
Onder allochtonen heerst meer werkloosheid en armoede.
Sociale polarisatie = proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot spanning en onenigheid.
- Gemeenten willen een multiculturele samenleving stimuleren maar:
- Allochtonen en autochtonen hebben soms negatieve opvattingen over elkaar
- Spanningen
- Als tegenstellingen tussen groepen steeds groter worden en er onenigheid kan ontstaan spreekt men van sociale polarisatie
Paragraaf 6: Samenwerking: 1 + 1 = 3
Regionale samenwerking=samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening over de gemeentegrens heen
> Afspraken bij regionale samenwerking: over woningbouw, groen, grootschalige voorzieningen(ziekenhuizen, winkelcentra)
2 soorten bestuurlijke netwerken:
- Netwerksteden
- Stad + omgeving
- Krijgen geld van overheid
- Stedennetwerk
- Meerdere steden die samenwerken
- Vb. Brabantstad
Publiek-private samenwerking=samenwerking op financieel en kennisgebied tussen bedrijfsleven en overheid (wie ervan profiteert kan ook best bijdragen)
Paragraaf 7: Buurtprofiel
Woonwijken -> buurten
In buurtprofiel: kenmerken van woningen en kenmerken van bewoners.
Woningkenmerken:
- Ouderdom(bouwjaar)
- Eigendom (koop, huur)
- Woningtype(vrijstaand, rijtjeshuis, galerijflat)
- Staat van onderhoud(goed, slecht, gerenoveerd)
Bewonerskenmerken:
- Grootte van huishoudens
- Etniciteit (afkomst)
- Inkomen
- Gezinsfase
Paragraaf 9: De woonomgeving
Sociale onveiligheid=bedreiging van de veiligheid die niet van buiten komt (misdrijf)
- Objectieve:getelde criminele feiten
- Subjectieve:gevoel van onveiligheid
Sociale cohesie=bereidheid om een actieve rol te spelen in de buurt
Sociale netwerken=relaties die bewoners in de buurt met elkaar hebben
Plekken toegankelijk houden:
- Onderhoud (schoon houden, lichtvoorziening)
- Overzichtelijkheid
- Toezicht (aanspreekpersoon)
Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 3 par 2,3 en 5
Paragraaf 2: Voor wie is de stad?
Stedelijke distributie=het bevoorraden van winkels en horeca
Door stedelijke distributie botsen belanghebbende vaak met elkaar:
1) Transportondernemingen moeten zorgen voor vertrouwen en redelijke tarieven
2) Kleine zendingen -> veel verkeer
3) Winkelpubliek wil sfeervol winkelen en dichtbij parkeren, maar -> parkeerplaatsen en straatmeubilair vreten ruimte
4) Stadsbestuur wil binnensteden verdichten, maar -> dan moet de stad jarenlang op de schop
-> slecht voor de winkelomzet
In binnensteden is altijd ruimtegebrek -> grond duur -> concurrentie om de ruimte is fel
Grotere bedrijven (Gamma, Karwei) hebben een grote ruimtebehoefte door -> distributie en veel parkeerplaatsen -> dus kiezen voor lagere grondprijzen -> buiten de binnenstad -> betere bereikbaarheid:
Liggen vaak bij verkeersknooppunt=punt waar meerdere wegen bij elkaar komen (water, lucht, spoor of autowegen)
Verkeersknooppunt werkt vaak als economische motor: op deze plek wordt altijd geld verdiend en er is werkgelegenheid.
Draagvlak= het aantal mensen dat in de buurt woont en gebruik maakt van een bepaalde voorziening
Drempelwaarde= het minimum aantal klanten dat een winkel/voorziening nodig heeft om te bestaan
Verzorgingsgebied=het gebied dat voor voorzieningen op een bepaalde stad is aangewezen
Reikwijdte= de afstand die je maximaal wilt afleggen om een voorziening te bereiken
Hoe groter de reikwijdte hoe groter het verzorgingsgebied is.
Paragraaf 3: De nieuwe stedelijke economie
Kenniseconomie zijn de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht op de ontwikkeling van nieuwe technologie.
Twee soorten:
- ‘harde’ technologische kennis: vooral in de industrie (superlichte racefiets maken)
- Hoe kunnen we de nieuwste snufjes ontwikkelen?
- ‘zachte’ sociale kennis: vooral in handel en dienstverlening -> kennis
- Hoe kunnen we het beste onze zaken doen?
In een kenniseconomie is uitwisseling van kennis belangrijk.
Tertiaire sector= alle handel en dienstverlening
In kenniseconomie -> vooral zakelijke dienstverlening belangrijk=verleent diensten aan het bedrijfsleven en overheid
Crisis:
- Stedelijke crisis tussen 1975 en 1990
- Economische activiteit vertrok uit de stad: schaarste aan ruimte
- In jaren ’90: creatieve stad
- Economie ontwikkelde weer door opkomst creatieve beroepen
Creatieve stad= stad met hoog aandeel werkenden in creatieve beroepen(kunst, media, entertainment, mode, interieur ontwerpers, architecten)
Creatieve stad is vooral motor achter economische ontwikkeling:
1) Creatieven wonen graag in steden, geven relatief veel geld uit
2) Veel, vooral ook nieuwe bedrijven vestigen zich graag in de buurt van creatieven
Bedrijven halen uit elkaars nabijheid allerlei agglomeratievoordelen:
1) Lagere productiekosten
2) Investeringen van overheid en andere bedrijven
3) Stad broedplaats van nieuwe ideeën ‘samen denken en doen’
Stadsbesturen willen veel bedrijven aantrekken voor:
- Werkgelegenheid
- Belastingopbrengsten
Paragraaf 5: Aanpak van problemen in de stad
Duale arbeidsmarkt=tweedeling van de arbeidsmarkt in banen voor hoog- en voor laagopgeleiden
Laag/niet opgeleid -> slecht betaalde baan
Hoog opgeleid -> schaars -> hoge salarissen
Ruimtelijke polarisatie=laagopgeleide mensen wonen in wijken met goedkope huurhuizen en weinig voorzieningen, hoogopgeleiden in dure wijken met mooie winkels.
Grootste groep is de middenklasse
Duale arbeidsmarkt
Laag opgeleid Hoog opgeleid
Slecht betaald werk Goed betaald werk
Goedkoop huis Duur huis
Weinig voorzieningen Veel voorzieningen
Stedelijke vernieuwing:
- Stadsvernieuwing:
- Verbeteren van woning kwaliteit, door opknappen of slopen en nieuwbouwen
- Herstructurering:
- Buurt creëren met woningen in verschillende prijsklassen
- Slechte huurwoningen vervangen door dure koopwoningen
-> Afname ruimtelijke polarisatie
Voordeel: middenklasse en hogere sociale klasse verhuizen weer naar de stad
Gentrificatie= als in een voorheen slechte buurt weer mensen met hogere inkomens komen wonen
- Gentry = Engels voor mensen met een goede sociale positie
- Een buurt of stadsdeel wordt opgewaardeerd
Stadsbestuur wil multiculturele stad bevorderen= verschillende bevolkingsgroepen krijgen gelijke kansen op sociale en economische posities en hun eigen cultuur kunnen beleven.
Onder allochtonen heerst meer werkloosheid en armoede.
Sociale polarisatie = proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot spanning en onenigheid.
- Gemeenten willen een multiculturele samenleving stimuleren maar:
- Allochtonen en autochtonen hebben soms negatieve opvattingen over elkaar
- Spanningen
- Als tegenstellingen tussen groepen steeds groter worden en er onenigheid kan ontstaan spreekt men van sociale polarisatie
REACTIES
1 seconde geleden