Hoofdstuk 1 Politiek en ruimtelijk gedrag
§1 Spreiding en bereikbaarheid van voorzieningen
§1.1 Op reis in ruimte en tijd
In de 19e eeuw begon de industrie op te komen. Industrialisering betekende ook verstedelijking: mensen trokken naar de stad om werk te vinden.
Het wonen in steden werd als onplezierig ervaren:
- Het was er druk,
- Vies,
- Te lawaaierig en
- Er was te weinig speelruimte en groen voor de kinderen.
Actieradius: de afstand die iemand binnen een bepaalde tijd kan afleggen.
Tijd-ruimte diagram: grafische weergave van de verplaatsing van iemand in de tijd en ruimte.
§1.2 Drempelwaarde en reikwijdte
Drempelwaarde: minimum aantal klanten die een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.
Reikwijdte: maximale afstand die iemand bereid is af te leggen voor een bepaalde voorziening.
Verschillende niveau’s van voorzieningen:
- Dagelijkse goederen en diensten: van deze voorzieningen maak je een of enkele malen per week gebruik;
- Periodieke goederen en diensten: deze voorzieningen heb je ongeveer een of enkele malen per maand nodig;
- Luxe goederen en diensten: deze voorzieningen bezoek je eenmaal of enkele malen per jaar.
§1.3 Een modelvoorziening
Kristaller-model (versimpeling van de werkelijkheid)
Enige criterium dat bij de grootte van verzorgingsgebieden een rol speelt is: afstand.
K-3 model van Kristaller (3 niveau’s van verzorgingsgebieden)
Nederlandse plaatsen ingedeeld in drie categorieën op grond van het verzorgingsniveau:
- Regionale hoofdcentra of primaire verzorgingscentra: het hoogste niveau;
- Regionale centra of secundaire verzorgingscentra: het middelste niveau;
- Kleine regionale centra of tertiaire verzorgingscentra: het laagste niveau.
Ruimtelijk patroon: systematische verdeling van een verschijnsel in de ruimte.
Verzorgingsgebied: omvang van het gebied waar mensen wonen die van een bepaalde voorziening gebruikmaken.
§1.4 Het postdistrict Groningen
Een aantal zaken waar je op moet letten tijdens het bestuderen van een patroon:
- Er is een duidelijk verschil in het niveau van de voorzieningen.
- Verschil in de frequentie van de verschillende soorten postkantoren.
- De ligging is belangrijk. Twee principes:
- iedere postvoorziening moet een bepaald niveau binnen de daarvoor geldende reikwijdte hebben;
- iedere voorziening moet een bepaalde drempelwaarde halen.
§1.5 Theorie en praktijk
Kristaller ging bij het ontwerpen van zijn model uit van:
- De bevolking is gelijkmatig over het gebied verspreid;
- Alle plaatsen zijn even gemakkelijk te bereiken;
- Er is geen verschil in inkomen tussen mensen en gebieden;
- Iedereen is volledig op de hoogte van vraag en aanbod en iedereen heeft dezelfde consumptievoorkeuren.
§2 Agglomeratie, stad en suburb
§2.1 Urbanisatie
Samenhangende oorzaken van de groei van steden:
- Ontwikkeling van de industrie. Er kwam een groei van werkgelegenheid in de steden door de uitvinding van machinaal produceren. Pullfactor: aantrekkingskracht: positieve reden om zich in een bepaald gebied te vestigen.
- Het sterftecijfer daalde als gevolg van een groeiende welvaart en daaraan gekoppeld een betere gezondheidszorg. Het geboortecijfer bleef hoog en de bevolking groeide snel.
Het dubbele transitiemodel: grafische weergave van de ontwikkeling van het geboorte- en sterftecijfer
- In de landbouw vond mechanisatie plaats. Veel mensen trokken van het platteland naar de stad. Pushfactor: afstotende kracht: negatieve redenen om uit een bepaald gebied te vertrekken. Het verlies van werkgelegenheid in de landbouw vormde een pushfactor. Urbanisatie: situatie van bevolkingsontwikkeling waarbij de kern sneller groeit dan de ring en de agglomeratie ook groeit.
§2.2 Suburbanisatie, desurbanisatie en reürbanisatie
Suburb: plaats in de buurt van de grote stad die voor werk en voorzieningen sterk afhankelijk is van die grote stad.
Pushfactoren van de stad:
- Er waren weinig goede woningen beschikbaar, terwijl een deel van het woningbestand sterk was verouderd;
- De woonwensen van mensen met kinderen (tuin, veilige speelruimte) konden in de stad moeilijk gerealiseerd worden;
- De woningen in de stad waren relatief duur;
- De stad werd meer gezien als vies en onveilig;
- De individualisering van de samenleving verdroeg zich niet met het dicht op elkaar wonen in de stad.
Pullfactoren van een suburb:
- Rust, ruimte en groen;
- Beschikbaarheid van moderne, comfortabele woningen.
Migratiesaldo: verschil tussen het aantal mensen dat zich in een bepaald gebied vestigt en het aantal mensen dat uit het gebied vertrekt.
Agglomeratie: grote stad plus de vastgegroeide aangrenzende gemeenten die sterk van elkaar afhankelijk zijn.
Suburbanisatie: situatie van bevolkingsontwikkeling waarbij de bevolkingsgroei in de ring groter is dan die in de kern en de agglomeratie als geheel groeit.
Desurbanisatie: situatie van bevolkingsontwikkeling waarbij de daling in de kern leidt tot een daling van de bevolking van de agglomeratie.
Reürbanisatie: situatie van bevolkingsontwikkeling waarbij de kern sneller groeit dan de ring en agglomeratie.
§2.3 Factoren die de ontwikkelingen van een gebied bepalen
Vier fases en drie gebieden van stedelijke ontwikkeling onderscheiden. Drie gebieden:
- Kern: de centrale stad in het gebied;
- Ring: de dorpen en eventueel kleinere steden in het gebied die voor hun werkgelegenheid en voorzieningen sterk op de kern zijn georiënteerd en waarvan het grondgebied een gesloten geheel vormt;
- Agglomeratie: kern en ring samen.
Vier fasen:
- Urbanisatie: deze vindt plaats als de bevolkingsgroei van de kern groter is dan die van de ring, en de bevolking van de agglomeratie als geheel groeit;
- Suburbanisatie: deze vindt plaats als de bevolkingsgroei van de ring groter is dan die van de kern, en de agglomeratie nog steeds groeit;
- Desurbanisatie: deze vindt plaats als de daling van de kern leidt tot een daling van de bevolking van de agglomeratie;
- Reürbanisatie: deze vindt plaats als bij een afnemende agglomeratiebevolking het aandeel van de kern in de totale bevolking van de agglomeratie weer toeneemt.
§2.4 Gewijzigde spreiding van voorzieningen na suburbanisatie
Door suburbanisatie daalt het inwonertal van veel steden. Doordat de drempelwaarde niet gehaald werd nam het aantal voorzieningen af. Voor andere voorzieningen betekende de herverdeling dat er een nieuwe locatie gevonden moest worden. Bijvoorbeeld ziekenhuizen kwamen aan de rand van de stad aan belangrijke toegangswegen te liggen.
§3 Verschillen in bevolkingssamenstelling tussen stad en suburb
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden