Politiek en Ruimte H.1-3

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1132 woorden
  • 6 mei 2008
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Hfst 1 Conflicten om ruimtelijke indeling
1.1 Territoriale conflicten
A. Territorium:
Afgrensbaar gebied, grenzen worden gerespecteerd door anderen
Mensen identificeren zich ermee, identiteit van gebied bepaald door cultuur van bevolking
Mensen maken er exclusief aanspraak op, hebben alleenrecht op een gebied
stellen wetten/regels op wat mag binnen het territorium
Territoriale conflicten: conflicten tussen de bevolking binnen een regio of regio`s
(mondiaal: tussen groepen landen, zoals NAVO-Warschaupact in Koude Oorlog)
onderwerp van deze conflicten: -grenzen, identiteit en zeggenschap
B. Typen van territoriale conflicten:
1 Regionalisme, (een bep. bevolk. groep wil meer zelfstandigheid /autonomie)
2 Separatisme (een bep. bevolk. groep wil zich afscheiden van een land - eigen staat)
3 Irredentisme (een bep. bevolk. groep wil bij een andere groep - afsplitsing ander land)
Eigen staat betekend: erkende grenzen en territoriale onschendbaarheid

1.2 Oorzaken territoriale conflicten
A.Regionaal bewustzijn: de verbondenheid en identificatie van mensen met bepaald gebied
Factoren die een rol spelen bij regionaal bewustzijn,
- sociaal-cultureel (bevolkingsgroep, taal, cultuur)
- economisch (bestaanswijze, zoals landbouw)
- politiek (organisatie van de samenleving)
- ruimtelijk (ligging, situatie - centrum en periferie)
- relationeel (relaties binnen en tussen gebieden, arm / rijk)
- bevolking (taal, religie, politiek systeem, welvaart, etniciteit)
- gebied (bestaansbronnen, bevolkingsdichtheid en – spreiding)
* hoe groter de verschillen tussen de kenmerken van het gebied en de kenmerken van het grotere geheel waar het gebied toe behoort
hoe minder kenmerken overeenkomen - hoe sterker regionaal bewustzijn en kans conflicten
B. Politiek-ruimtelijke eenheden: regio`s die onder hetzelfde bestuur vallen
Staatsvorm: verhouding tussen centraal bestuur en regionaal bestuur (centraliteit van gezag)
Ø Bondsstaat: regionale besturen veel macht en recht (VS, Duitsland)
Ø Eenheidsstaat: regionale besturen ondergeschikt aan centrale bestuur (Nederland)
Bestuursvorm: manier waarop een land bestuurt wordt (democratisch/dictatoriaal)
C. Voormalige koloniën zijn steeds op zoek naar nationaal verbindend gevoel
Conflicten ontstaan: - regionaal bewustzijn + politiekruimtelijke organisatie niet samen gaan
- regionaal bewustzijn sterk is en de politiekruimtelijke organisatie sterke invloed heeft

1.3 Oplossing territoriale conflicten
A.Oplossing regionaal bewustzijn – komt niet overeen met politiekruimtelijke structuur:
1. gedwongen migratie, groepering laten verdwijnen in de massa (etnische zuivering)
2. migratie van andere bevolkingsgroep naar dat gebied, zodat de oorspronkelijke groep in de minderheid raakt (eisen voor meer vrijheid zijn niet gerechtvaardigd meer)
3. de cultuur van een groepering onderdrukken / verbieden
B.andere oplossing: aanpassen politiekruimtelijke structuur aan regionaal bewustzijn:
Bij bepaling van nieuwe grenzen bijvoorbeeld. Eisen waar deze grenzen aan moeten voldoen
1. samenvallen met het regionale bewustzijn (geen nieuwe minderheden ontstaan)
2. nieuwe territorium moet economisch levensvatbaar zijn (voldoende grondstoffen)
C. decentralisatie is ook oplossing voor territoriale conflicten:
In dat gebied worden rechten toegekend aan één bevolkingsgroep, die dan dingen kan bepalen, wel rekening houden met de verschillende andere groepen/minderheden
Zelfbeschikking: niet een gebied krijgt bepaalde rechten, maar een bevolkingsgroep

Aantekeningen Hoofdstuk 1

Vier fasen van regionalisme:
1) Territoriale vorm (begrenzing v/e gebied, via landschap – Australië)
2) Symbolische vorm (bewustwording, wij-gevoel, stereotypen, symbolen als vlag, volkslied, taal – Noord en Zuid Korea)
3) Institutionele vorm (belangrijke rol overheid, symbolische vorm overgenomen door media en onderwijs – Noord- en Zuid-Nederland
4) Functionele vorm (regio gaat functioneren, rol van regio binnen schaalniveau`s en grote verbanden, bv forensen/vakantie, veel dynamiek – Groene Hart)
Identiteitsvorming: Territorialiteit een belangrijke factor, meerdere schaalniveau`s
Identiteit: manier waarop mens zichzelf ziet en beoordeeld - kwetsbaar
Bedreiging identiteit: aanwijzing zondebok
Gebieden worden sociaal zwakker als individu sterker wordt - als je zwakke persoonlijkheid hebt, zoek je aansluiting bij een grote omgeving (gebieden = leefomgeving)

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk gedrag en bestuurlijke grenzen

2.1 Ruimtelijk gedrag van een Nederlander
A.In 1900: ontwikkeling spoorwegnet - nog wel kleine verplaatsingen
Verandering in ruimtelijke gedrag van Nederlanders:
1. Steeds complexere verplaatsingspatronen
(meer meervoudige verplaatsingen: huis-kinderdagverblijf-werk-winkelcentrum-enz.)
2. Vergroting van ruimtelijk bereik door modernere transportmiddelen
3. Sneller, grotere afstanden, ingewikkeldere patronen
B. Gemiddelde Nederland reist meer auto dan openbaar vervoer en meer privé dan voor werk

2.2 Bestuurlijke indeling van Nederland
B. Drie politiekruimtelijke organisaties: Rijk / provincie / gemeente
Politiek: gaat om democratisch gekozen en gecontroleerd bestuurd
Ruimtelijk: gaat om ruimtelijke schalen van grondgebied
C. er zijn steeds minder gemeentes - gemeentelijke herindeling
Reden voor schaalvergroting - sterkere bestuurskracht, efficiënter en professioneler

2.3 Connectie gemeentelijke herindeling met ruimtelijk gedrag
A.Grotere gemeenten hebben meer bestuurskracht
Sterke gemeenten - beter in staat om ruimtelijk gedrag te beïnvloeden
Er moet (zeker in stedelijk gebied) goed geconcentreerd gebouwd worden om natuurgebieden en groene corridors te sparen - goede samenwerking op ruimtelijke schaal
Vragen van geograaf bij gemeentelijke herindeling:
- functioneel: vallen de verplaatsingspatronen nu binnen het kader en hangen ze nu meer samen dan eerst? / kunnen ruimtelijke problemen nu beter aangepakt worden?
- Regionale bewustzijn: voelen de nieuwe bewoners zich voldoende betrokken?
- Fysiekruimtelijke structuur: komen samenhangende gehelen (bebouwing, landschap, en infrastructuur) binnen de nieuwe grenzen of worden ze nu juist versneden?

Aantekeningen Hoofdstuk 2
Meer verplaatsingen: technische veranderingen, toegenomen vrije tijd en sociale verandering
Verplaatsingspatronen: - enkelvoudig (huis-werk-huis, werk dichtbij)
- meervoudig (huis-school-werk-school-supermarkt-huis)
gedragsruimte: ruimte waarin mensen gebruik maken voor dagelijks activiteiten/leefstaal
functionele gedragsruimte: commerciële diensten en niet-commercieel (huis,werk)
mentale gedragsruimte: binding die je voelt met een ruimte
In stedelijk gebieden minder autogebruik, meer openbaar vervoer of lopen
Voor schaalvergroting gemeente Tegen schaalvergroting gemeente
Kleine gemeenten weinig draagvlak geld Minder betrokken bij gemeente, bevolking
Klein gemeenten weinig geld voorzieningen Voorzieningen verspreid over gemeente
Meer bestuurskracht en beschikbare ruimte Opslokken gemeente, geen zeggenschap meer
Politici en ambtenaren vrezen verlies positie
Bewoners vrezen hogere belasting, en het verliezen van ‘hun’gemeente

Hoofdstuk 3 Economie, politiek en ruimte

3.1 Rol EU in Nederland
A. NL economie is afhankelijk van EU - hoog percentage export/import
Productie neemt toe - buitenlandse ondernemingen investeren in NL industrie en transport
(vooral landbouw, industrie en diensten)
B. Door minder handelsbelemmeringen - vrije markt
Regionale specialisatie ontstaat als er: genoeg vraag naar het product is en er
relatief voordeel bestaat op een bepaald terrein (klimaat, know-how, lonen, enz)
D. Nederland is doorvoer- en distributieland door ligging en goede transportfaciliteiten

3.2 Balans tussen samenwerking en tegenwerking
A. Factor Voordeel Nadeel
Sociaal-cult. Afzetmarkt, goede onderwijssamenwerking Verlies identiteit
Economisch Verschillende producten, arme regio`s gesteund, vrij verkeer, concurrentiepositie t.o.v. andere handelsblokken Kost EU veel geld, rijke regio`s betalen voor arme regio`s
Politiek Vredesbewaring, betere welvaartsverdeling, sterke onderhandelingspositie t.o.v. andere handelsblokken Landen moeten aanpassen aan elkaar, bureaucratie, weinig onderhandelingsruimte

B. Veel internationale handel EU - grotere afzetmarkt, verminderen invoerrechten
Band vroegere koloniën versterken - culturele overeenkomsten met andere landen
Samenwerking met niet-EUlanden - grotere politieke invloed van de EU
C. Binnen EU exclusieve economische zone, vrijhandel, gemeenschappelijk handelsbeleid
Bij buitengrenzen EU protectionisme - tegengaan daling werkgelegenheid

3.3 Gevolgen van samenwerking in EU-verband
A. Midden- en OostEuropa hebben een intensievere samenwerking met de EU:
Voordeel: minder afhankelijk Rusland, bescherming en steun van de EU, toegang vrije markt
Nadeel: zwakke positie eigen producten op EU-markt, zwakke onderhandelingspositie
B. Ontwikkelingslanden hebben ene intensievere samenwerking met de EU:
Voordeel: financiële steun, handelsakkoorden (invoerrechten) en toegang vrije markt
Nadeel: eenzijdig belang van EU, zwakke onderhandelingspositie
C. NAFTA en Japan hebben intensievere samenwerking met de EU:
Weinig negatieve gevolgen vanwege sterke onderhandelingspositie - afhankelijk van elkaar
ACP-landen: vroegere koloniën van EU in Afrika, Caribisch gebied en Pacifische Oceaan
EU en Middellandse Zee-landen hebben een associatieovereenkomst:
1) Handelsconcessies tav beperkte uitvoer mediterrane producten naar EU
2) Economische en financiële samenwerking - in de toekomst vrijhandelzone

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.