Politiek en Ruimte
Hoofdstuk 1: Ruimtelijk gedrag en politiek
§1.1 De gedragsruimte is de dagelijkse ruimte die je gebruikt voor je dagelijkse activiteiten (school) en leefsfeer: 1.) Functionele gedragsruimte: de verplaatsingen waarbij een reikwijdte is, woon-werk, winkels, ziekenhuis. Mensen uit een gebied hebben altijd een primaire gedragsruimte, dat is het gebied waar de meeste activiteiten plaats vinden. 2.) Mentale gedragsruimte: de binding met het gebied en de inwoners van dat gebied door: Gemeenschappelijke gewoonten en tradities -> de mensen in een gebied hebben eigen gewoontes en tradities zoals, taal, kleding enz. Ze hebben een eigen identiteit. Verbondenheid met het woongebied -> er is regionaal bewustzijn, de mensen zijn trots op hun dorp of landschap. Als een groep in een gebied anderen buitensluit noem je dat exclusiviteit.
§1.2 Men woont tegenwoordig niet meer op dezelfde plaats als dat men werkt, dat is mogelijk door de toename van mobiliteit, de toename van welvaart, de ontwikkelingen in het wonen en de ontwikkelingen in het werken. Ontwikkelingen in het wonen: de mensen gaan van de stad in een dorp wonen, suburbanisatie. Daardoor wordt de bevolking over een ruimer gebied verspreidt en wordt de woon - werk afstand steeds groter. Ontwikkelingen in het werken: bedrijven zoeken steeds naar betere locaties om zich te vestigen en moeten ook uitbreiden, daardoor verhuizen zij vaak naar buiten het centrum, dit noem je ruimtelijk uitschuifproces. De woon – werk afstand wordt dus niet alleen door de verhuizingen van mensen maar ook door de verhuizingen van bedrijven steeds groter.
§1.3 Mensen maken gebruik van commerciële en niet-commerciële diensten. Commerciële diensten. Commerciële diensten (profitsector) willen winst maken: winkels, banken, horeca. De gedragsruimte van commerciële diensten hangt af van: 1.) Verzorgingsgebied van dienstverlener: een winkelier vestigt zich pas ergens als hij zijn drempelwaarde (minimum aantal klanten) kan bereiken en genoeg omzet maakt, draagvlak (in klanten). Het gebied waar de klanten van een dienstverlener vandaan komen noem je het verzorgingsgebied. Dit gebied is niet bij iedere dienstverlener hetzelfde een bakker heeft een kleiner verzorgingsgebied dan een juwelier, omdat een bakker elke dag klanten heeft die brood nodig hebben en een juwelier ga je niet iedere dag naar toe. 2.) Spreidingspatroon van centrale plaatsen: de spreiding van de diensten in een gebied hangt af van de nederzettingen (bewoonde plaatsen) in een gebied. De nederzettingen zijn de centrale plaatsen. Omdat niet alleen centrale plaatsen even belangrijk zijn, zijn er ook niet overal evenveel diensten. In een stad zitten meer gespecialiseerde diensten en in een dorp alleen het hoognodige. De rangorde naar de belangrijkheid van de centrale plaatsen noem je hiërarchie. 3.) Reikwijdte van commerciële diensten: de reikwijdte is de afstand die mensen af willen leggen voor een bepaalde dienst. Voor diensten met een grote frequentie (aantal keren dat je van een dienst gebruik maakt) is de reikwijdte klein. Voor diensten met een kleine frequentie is de reikwijdte groot.
§1.4 Bij niet-commerciële diensten (non-profitsector) zoals onderwijs, brandweer, politie, ziekenhuizen enz. Is het verzorginsgebied vastgesteld door middel van een rayon, dat is het werkgebeid van een niet-commerciële dienst. De rayongrens is gelijk aan de gedragsruimte en kan bijvoorbeeld veranderen bij gemeentelijke herindeling.
§2.1 In een gedecentraliseerde eenheidsstaat worden de gebieden onderverdeeld in kleinere stukken en die weer verder onderverdeeld zodat het bestuur wat kleiner is. Overheid, provincies, gemeente met een gemeenteraad en B&W zij besturen alleen over hun eigen grondgebied. Vroeger lagen de dorpen en steden verder van elkaar af omdat de mensen nog niet zo mobiel waren, relatieve afstand. Toen is die onderverdeling ontstaan.
§2.2 De gemeenten zijn later weer samen gaan werken omdat de relatieve afstand kleiner werd doordat mensen aan suburbanisatie gingen doen en zich niks meer aantrokken van de gemeentelijke grenzen. Daardoor kwamen er gemeentelijke herindeling (minder en grotere gemeenten) en stadprovincies. De politiek-ruimtelijke schaalvergroting houdt in dat de dingen die mensen toen over steeds grotere afstanden zijn, ook het bestuur is over een steeds groter gebied.
§2.3 Motieven om gemeenten te vergroten: Hoe meer inwoners, hoe groter de bestuurskracht. Beter voorzieningenniveau en groter draagvlak voor de basisvoorzieningen. Meer kostenbesparing door samenvoeging. Extra en goedkopere uitbreidingsruimte voor steden. Steden hebben hogere uitgaven dan dorpen bij sociale wetten.
§2.4 Doordat de welvarende inwoners uit de stad de laatste jaren naar de dorpen zijn getrokken zijn er in de stad over het algemeen mensen met lage inkomens en uitkeringen over gebleven. Een stadsprovincie vervangt de huidige provincie en een deel van het gemeentelijke bestuur zij krijgt daarbij bevoegdheden van de stadsbesturen en omliggende gemeenten. Er zijn veel herindelingen om stadsprovincies te creëren.
§3.1 en §3.2 Vragen die je stelt om te kijken of te gemeentelijke herindeling een succes is: Heeft de nieuwe gemeente meer bestuurs – en daadkracht? Valt de herindeling samen met de primaire functionele gedragsruimte van de inwoners? Is er kwaliteitsverbetering van de diensten? Valt de gemeentegrens samen met de mentale gedragsruimte van de inwoners?
Politiek en Ruimte
Hoofdstuk 2: Economie en politiek-ruimtelijke organisatie.
§1.1 De relatieve afstand over de wereld wordt steeds kleiner. Mensen verplaatsten zich sneller, goedkoper en makkelijker. Informatie wordt over steeds grotere afstanden met nieuwe technieken uitgewisseld. Er ontstaat een eenheid op de wereld door intergratie, er komen steeds meer verbindingen en relaties tussen gebieden en gebied kunnen een hechte eenheid vormen, vervlechting.
§1.2 De EU was het begin van een economisch en politiek integratieproces in Europa met twee ontwikkelingen: 1.) Uitbreiding van samenwerkingsverband: er worden steeds meer landen lid van de EU en met sommige landen zijn ook associatieverdragen gesloten, voor economische en financiële hervormingen. 2.) Intensivering van de integratie: de relaties worden intensiever door versterking van: handelsrelaties -> de Europese handelsrelaties zijn sterk. Investeringsrelaties -> de Europese landen investeren veel in elkaar.
§1.3 Door de eenwording van Europa op economisch en politiek gebied vervallen de landsgrenzen en komt er meer handel en tussen meer concurrentie. Landen gaan hun goederen zo goedkoop mogelijk produceren in verhouding met andere landen dat noem je comparatief voordeel. Ook ontstaat er regionale specialisatie, producten worden geproduceerd in de landen waar de omstandigheden voor dat product het beste zijn.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden