→ Deze neemt veel minder oppervlakte in beslag dan de droge akkerbouw.
→ Een voordeel van deze vorm van landbouw is dat bomen en struiken nog kunnen groeien op
plaatsen waar voor de eenjarige akkerbouwgewassen te weinig water is.
Om minder afhankelijk te zijn van de neerslag, doen boeren aan irrigatielandbouw.
→ Dit soort akkerbouw en tuinbouw is zeer arbeids- en kapitaalintensief.
De veeteelt is in het grootste deel van het Middellandse Zeegebied van geringe economische betekenis en deze betekenis neemt ook steeds verder af.
→ Veeteelt is vooral intensief.
Berggebieden worden voor nomadische veeteelt of transhumance gebruikt.
→ Transhumance is de term voor de verplaatsing van vee van de hoger gelegen weiden (in de
zomer) naar de lager gelegen gebieden (in de winter).
Door de seizoensmobiliteit en de aanpassing aan het reliëf wordt het land door de nomadische veeteelt optimaal benut.
Desondanks neemt het nomadenbestaan af, hier een paar oorzaken:
- Veel weidegebieden of stoppelvelden mogen tegenwoordig niet meer zonder betaling worden begraasd door de langstrekkende kudden;
- Het passeren van de staatsgrenzen wordt ook steeds lastiger;
- Veel voormalige weidegebieden zijn tegenwoordig in gebruik genomen voor droge of geïrrigeerde akkerbouw;
- In veel gebieden legt de overheid weideverboden op om de schade aan de plantengroei te beperken en om erosie tegen te gaan;
- De moderne veeteelt in grote stallen komt in het Middellandse Zeegebied weinig voor, met uitzondering van Spanje en Israël.
Paragraaf 2
Het Middellandse Zeegebied ligt in de subtropische landschapzone en heeft volgens het klimaatsysteem van Köppen een Cs-klimaat, een gematigd klimaat met een droge zomer
(s = somertrokken → droge zomer).
Kenmerken zijn:
- Warme, droge zomers
- Zachte, neerslagrijke winters
De droogte in de zomer kan worden verklaard door de ligging van een hogedrukgebied, het Azorenhoog. Dit hogedrukgebied ligt in de zomer vaak over het gebied van Spanje tot aan Italië en zorgt daar voor dalende lucht.
→ Door die daling wordt de lucht warmer en lossen de wolken op.
In de winter ligt het Azorenhoog boven Afrika, dus krijgt het Middellandse Zeegebied te maken met een lagedrukgebied.
Lokale effecten in het Middellandse Zeegebied beïnvloeden het weer, met name de wind. De plaatselijke winden worden niet naar de windrichting genoemd, maar hebben namen. De 2 bekendste zijn:
- Mistral, een koude wind die vanuit het noorden of noordwesten in het dal van de Rhône in Zuid-Frankrijk waait.
- De wind wordt veroorzaakt door door koude lucht uit de poolstreken die ver zuidwaarts Europa binnendringt.
- De koude wind kan enkele dagen aanhouden en aantrekken tot een volle storm met windstoten van meer dan 100 km/h.
- Sirocco, een hete woestijnwind die ontstaat als lagedrukgebieden in het Middellandse Zeegebied, naar het oosten trekken en vanuit het zuiden hete en droge lucht aantrekken.
- Sirocco is een verzamelnaam, in ieder land heeft de wind een eigen naam.
- De temperatuur komt door deze, meestal erg droge wind, zo’n 10 ºC boven het normale gemiddelde te liggen.
- De Sirocco brengt veel zand en stof in de atmosfeer dat met regen naar beneden komt.
Het Middellandse Zeegebied is in de zomer erg warm waardoor de verdamping hoog is. Om in de zomer voldoende water te hebben, moet de neerslag die in de herfst- en wintermaanden valt, worden opgeslagen in grote stuwmeren.
→ Zomers toch een tekort aan water.
→ Toename bosbranden gevolg.
Toch vallen regelmatig ook zware stortbuien, maar dan kan de bodem niet alles in 1x opnemen dus veroorzaakt het overstromingen.
Het overschot of tekort aan water heeft natuurlijke en menselijke oorzaken.
→ De natuurlijke hebben te maken met de verdamping:
- De regionale verdeling van de neerslag, niet overal in het Middellandse Zeegebied valt evenveel neerslag;
- De hoeveelheid neerslag die per uur of per dag valt, heet de neerslagintensiteit. Tijdens een stortbui kan de intensiteit zo hoog zijn, dat in slechts enkele uren de helf van de jaarlijkse neerslag valt.
→ Zorg voor overstromingen omdat de bodem en de rivieren die hoeveelheid water niet meer
aan kunnen.
→ Zorgt voor een vergrote kans op bodemerosie.
- De neerslagvariabiliteit, het ene jaar of periode van een jaar valt er meer neerslag dan in het andere jaar of periode.
Het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), het klimaatpanel van de VN dat de klimaatveranderingen onderzoekt, verwacht dat de stijging van de gemiddelde jaartemperatuur tot 2099 in het Middellandse Zeegebied 3 tot 3,5 ºC zal zijn.
De klimaatzones zullen naar het noorden opschuiven met alle gevolgen van dien.
De geringere neerslag in combinatie met de hogere verdamping kan de waterbalans in de toekomst verstoren.
→ De waterbalans is een overzich van de winst en het verlies van de hoeveelheid water in een gebied.
Vooral in het noorden van Afrika zijn de veranderingen in waterhuishouding een probleem. De groei van de bevolking en de vervanging van de oorspronkelijke vegetatie door (geïrrigeerde) akkerbouw zijn de belangrijkste boosdoeners.
Om het watertekort op te lossen, worden ondergrondse watervoorraden (aquifers) aangeboord waaruit men op grote schaal water naar de oppervlakte pompt. → Fossiele watervoorraden.
Paragraaf 3
De begroeiing van het Middellandse Zeegebied bestaat van oorsprong uit zomergroen loofwoud en steppevegetatie. Deze samenstelling is in de meeste gebieden verdwenen.
De planten die nu in het Middellandse Zeegebied groeien, kun je als overgangsvorm zien. Ze zijn niet de oorspronkelijke soorten en zullen in de toekomst ook weer verdwijnen om plaats te maken voor soorten die de mens voor agrarische doeleinden aanplant.
De invloeden van ontbossing, verwoestijning, verzilting, aandverschuivingen, overstromingen en erosie, leiden tot afname van de productiecapaciteit van de bodem. → landdegradatie.
- Ontbossing is lang geleden begonnen, door mensen die hout nodig hadden voor brandhout of bouwmaterialen. Of omdat er plek nodig was voor akkers.
- Ontbossing kan verwoestijning tot gevolg hebben.
→ Er is sprake van verwoestijning als de woestijnen zich in oppervlakte uitbreiden.
→ Vanwege het gebrek aan akkerland speelt in sommige delen van het gebied veeteeld, met
name de geitenhouderij een grote rol. Ze eten alles wat ze tegenkomen, daardoor
verdwijnen de bodembedekkende gewassen en kunnen plantenwortels de grond niet meer
vasthouden.
→ Zo ontstaat verwoestijning en/of erosie.
- Als het zoutgehalte van de bodem of van het grond- of oppervlaktewater toeneemt, spreek je van verzilting. Het verziltingsproces kan in gang worden gezet door overstromingen vanuit zee en door zoute kwel waarbij zeewater via de ondergrond het land binnendringt.
→ In het Middellandse Zeegebied raakt de bodem in verreweg de meeste gevallen verzilt door
onzorgvuldige irrigatiemethoden.
→ In droge gebieden trekt het grondwater omhoog en neemt daarbij de opgeloste zouten mee. Het water verdampt aan de oppervlakte, maar de zouten blijven op de bodem achter.
Geomorfologie is de wetenschap die zich gezighoudt met het beschrijven en verklaren van de landschapsvormen.
In gebieden met veel reliëf neemt het afstromende water de toplaag van de bodem gemakkelijk mee omlaag. → afspoeling.
- Als er veel gesteente en verweerd materiaal van de helling naar beneden stroomt, onstaat er een aardverschuiving (of landslide).
- Erosie is de schurende werking van wind, water en ijs. Door erosie verandert de vorm van het aardoppervlak voortdurend.
→ Geulerosie is een vorm van erosie waarbij het afspoelende water steeds diepere geulen in
de helling schuurt.
→ De combinatie van kaalgekapte hellingen en kanalisatie van rivieren zorgt ervoor dat grote
hoeveelheden regenwater zich in een zeer korte tijd kunnen verplaatsen.
→ Dat heeft versnelde bodemerosie tot gevolg.
Begrippen H3 uitgewerkt
Begrip
Uitleg
Aardverschuiving
Het plotseling naar beneden schuiven van grote hoeveelheden aarde.
Afspoeling
Het naar beneden spoelen van de bovenste grondlaag van de bodem door stromend water.
Cs-klimaat
Klimaat met warme, droge zomers en gematigde, neerslagrijke winters, mediterraan klimaat.
Geomorfologie
Wetenschap die zich bezighoudt met het beschrijven en verklaren van de landschapsvormen.
Geulerosie
Vorm van erosie waarbij het afspoelende water steeds diepere geulen in de helling schuurt.
Irrigatielandbouw
Landbouw die plaatsvindt door kunstmatig water op de akkers te brengen.
Landdegradatie
Verlies aan biologische en economische productiecapaciteit van landbouwgrond.
Mediterraan klimaat
Klimaat dat zich kenmerkt door hete en droge zomers en zachte, neerslagrijke winters; Cs-klimaat.
Mediterrane landbouw
Landbouw die is aangepast aan het Middellandse Zeeklimaat en vooral uit akkerbouw bestaat.
Mediterrane vegetatie
Plantengroei die kenmerkend is voor het Middellandse Zeeklimaat.
Neerslagintensiteit
De hoeveelheid neerslag die per uur of per dag valt.
Neerslagvariabiliteit
De veranderlijkheid van de neerslag.
Subtropische landschapszone
Gebied op aarde dat de grens vormt tussen de gematigde zone en de tropische zone.
Transhumance
Het verplaatsen van vee van hoger gelegen weiden (in de zomer) naar lager gelegen dalen (in de winter).
Versnelde bodemerosie
Verdwijnen van de voor plantengroei belangrijke verweringslaag, als gevolg van menselijke activiteiten, sneller dan wanneer dit onder invloed van alleen natuur zou plaatsvinden.
Verwoestijning
Uitbreiding van de woestijnen, veroorzaakt door verkeerde toepassing van landbouw, soms gecombineerd met klimaatvariaties.
Verzilting
Toename van het zoutgehalte van de bodem of van het grond- of oppervlaktewater.
Waterbalans
Overzicht van de winst en het verlies van de hoeveelheid water in een gebied.
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
Het Middellandse Zeegebied ligt op de grens van 3 continenten: Afrika, Europa en Azië.
De breuklijnen van de 4 platen waarop de continenten liggen, lopen door de Middellandse Zee, maar soms ook door landen rondom de Middellandse Zee.
Het ontstaan van het Middellandse Zeegebied in zijn huidige staan kwam doordat Pangea in tweeën brak. Afrika kwam los van Europa, waardoor er een verbinding ontstond tussen wat later de Grote Oceaan en de Atlantische Oceaan zouden worden. De open verbinding wordt de Tethys Oceaan genoemd, de voorloper van de Middellandse Zee.
Tijdens het Krijt (60 mln jaar geleden) veranderde de beweging van platen. De platen schoven niet langer van elkaar af, maar dreven naar elkaar toe.
De Afrikaanse en de Euraziatische platen dreven naar elkaar toe → Er was sprake van een convergente plaatgrens.
Tijdens het proces van convergentie was er sprake van subductie.
In de alpiene plooiingsfase ontstonden de Pyreneeën, de Karpaten en de Alpen.
In het noodoosten van de Afrikaanse plaat ontstond 20 mln jaar geleden een groot aantal breuken. De belangrijkste breuk dateert van 10 mln jaar geleden en vormt nu de Rode Zee en de Golf van Aden.
Uiteindelijk viel een botsing van de Arabische plaat met Turkije en Iran niet te vermijden.
→ Er ontstonden plooiingsgebergten:
- de Taurus (Turkije)
- de gebergten van Kurdistan (Zuidoost-Turkije en het noorden van Irak)
- Zagrosgebergte (Iran)
- Kuhrudgebergte (Iran)
Turkije heeft de sterkste en gevaarlijkste aarbevingen van het hele Middellandse Zeegebied. Het land ligt in een seismisch zeer actief deel op de grens van 4 platen.
Het grootste deel van Turkije ligt op de Anatolische plaat.
40% van het oppervlak van Turkije heeft te maken met aardbevingen.
De reis van de Arabische plaat had niet alleen verschuivingen en dus aarbevingen in Turkije tot gevolg: ook Griekenland, Bulgarije en Macedonië liggen tegenwoordig veel westelijker dan vroeger.
Tegenwoordig is vooral het oosterlijke deel van het Middellandse Zeegebied in beweging, zodat daar verreweg de meeste aarbevingen voorkomen.
De tektoniek van dit deel van het Middellandse Zeegebied is erg ingewikkeld. Dat komt doordat er behalve 4 grote platen, ook een aantal microplaten actief zijn.
→ Microplaten zijn afgebroken delen van de Afrikaanse of Euraziatische plaat.
→ Ze bewegen met verschillende snelheden in uiteenlopende richtingen.
Het vulkanisch gebied in het oosten van de Middellandse Zee ligt in de Egeïsche Zee en omvat de Cyladen, een groep eilanden tussen Rhodos en de Peloponnesos. Deze Griekse vulkanische eilanden zijn ontstaan door subductie.
Vulkanen die ontstaan door subductie, zijn van een zeer explosief vulkaantype. → Stratovulkaan.
Als een vulkaan uitbarst dan komt er een pyroclastische stroom vrij (300 km/h) en lava.
Als een vulkaan instort, de magmakamer stort in omdat de vulkaan een grote hoeveelheid magma uitstoot, dan heet het een caldeira.
Na een vulkaanuitbarsting blijven verschillende vulkanische afzettingen achter. Afhankelijk van het soort magma dat vrijkomt:
- Basalt, ontstaat als magma uit het binnenste van de aarde over het oppervlak uitstroomt.
- Tuf, ontstaat door het samendrukken en aaneenkitten van vulkanische as die in een pyroclastische stroom werd meegenomen.
Het is poreus (doorlaatbaar) en bruin-grijs van kleur.
Paragraaf 2
Het landgebruik in het Middellandse Zeegebied is met ong. 400 miljoen inwoners zeer intensief.
Grote delen van het Middellandse Zeegebied zijn van oorsprong dichtbevolkt door de mogelijkheid om er landbouw te bedrijven.
De Middellandse Zee heeft een grote natuurwaarde. Er leven zeer specifieke planten en dieren, en de koralen die er voorkomen zijn uniek.
De waterproblematiek is erg groot, de zee is ernstig aangetast door de grootschalige visserij; de verstedelijking; de scheepsvaart; de industriële activiteiten en de intensivering van de landbouw.
De lozingen van afval door de scheepsvaart in de Middellandse Zee worden geschat op 600.000 ton per jaar.
- Lozingen door de industrie en landbouw en huishoudelijk afvalwater zorgen voor een toename van de hoeveelheid voedingsstoffen (eutrofiëring), waardoor vooral de algen goed gedijen.
- Industriële activiteiten, vooral die van de chemische, petrochemische en metaalindustrie, zijn een bron van vervuiling. De vervuiling is het grootst bij de grote steden aan de kust.
- Olievervuiling door rampen met tankers, het vrijkomen van olieresten bij het schoonspoelen van tankers en de afval van raffinaderijen hebben de zee de afgelopen 70 jaar vervuild.
- De intensieve landbouw veroorzaakt vervuiling doordat meststoffen en insectenverdelgingsmiddelen in het water komen. De toename van de hoeveelheid voedingsstoffen (eutrofiëring) die hiermee gepaard gaat, bevordert de algengroei en leidt uiteindelijk tot een afname van het zuurstofgehalte van het water.
Het aantal toeristen overtreft al jaren de draagkracht. Het populairste vakantiegebied ter wereld gaat aan haar eigen succes ten onder. De nationale en de regionale overheden onderkennen dit gevaar en proberen de kwaliteit van het zwemwater en van de stranden te verbeteren.
Sinds 1976 hebben de landen rond de Middellandse Zee onder leiding van de VN een actieprogramma opgezet. Het doel van dit ‘Mediterranean Action Plan’ (MAP) is het tegengaan van de vervuiling en het bevorderen van een duurzaam gebruik.
→ Dat wil zeggen dat de natuurlijke hulpbronnen zodanig gebruikt worden dat de omgeving niet wordt vernield en de natuurlijke voorraden niet opraken en ze door de toekomstige generaties nog gebruikt kunnen worden.
→ MAP is ondertussen uitgebreid met allerlei wetgeving, protocollen en hernieuwde en uitgebreide plannen die worden uitgevoerd door een regionaal activiteitenbureau.
Begrip
Uitleg
Alpiene plooiingsfase
De meest recente plooiingsperiode, die aan het eind van het Tertiair is begonnen en nog steeds voortduurt.
Basalt
Donker, fijnkorrelig stollingsgesteente dat na vulkanische uitbarstingen als uitvloeiingsgesteente aan de oppervlakte komt.
Caldeira
Een zeer grote inzinking in een vulkaankrater, ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer.
Convergente plaatgrens
Grens tussen twee aardplaten die naar elkaar toe bewegen.
Duurzaam gebruik
Zodanig omgaan met de natuurlijke omgeving dat ook toekomstige generaties er op dezelfde manier gebruik van kunnen maken.
Explosief vulkaantype
Zeer krachtige vulkaanuitbarsting van lava, vulkaanbommen en as die ontstaat onder invloed van hoge gasdruk of als het magma in contact komt met water.
Lava
Al dan niet gestold, over het aardoppervlak uitgevloeid magma.
Stratovulkaan
Vulkaantype waarbij de kegel is opgebouwd uit afwisselend aslagen en lavalagen.
Tuf
Poreus, bruin-grijs gesteente dat ontstaat door verkitting van vulkanisch as.
Waterproblematiek
Alle vraagstukken die te maken hebben met de hoeveelheid en de kwaliteit van het water in een gebied.
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1
Ongeveer ⅔ van de oppervlakte van Nederland wordt gebuikt voor de landbouw. De meeste agrarische ondernemers verdienen de kost in de veehouderij en houden koeien, varkens, kippen of andere dieren.
De tuinbouw heeft zich gespecialiseerd in de fruitteelt, in het kweken van bomen, het kweken van bollen of bloemen, het telen van groenten of andere planten.
De intensieve vorm van landbouw vindt vaak plaats in verwarmde kassen. De tak van landbouw die per bedrijf gemiddeld de meeste grond in beslag neemt, is de akkerbouw. Sommige boeren hebben een gemengd bedrijf. Ze houden zich dan bezig met een combinatie van bedrijfstakken. Dit type bedrijf vind je vooral op de zandgronden, niet zonder reden.
De zandgebieden in Nederland zijn over het algemeen landschappelijk erg aantrekkelijk → vooral voor toeristen.
Voor het boerenbedrijf zijn de zandgronden wat minder plezierig. De hoogteverschillen maken dat sommige stukken land erg drassig zijn en dat andere percelen hartje zomer juist geplaagd worden door verdroging en verstuiving.
Zand is als grondsoort onvruchtbaar, wat betekent dat de gewassen er zonder toevoeging van stalmest, compost of kunstmest slecht kunnen groeien. Een boer op zandgronden móést in het verleden dus altijd dieren, zoals rundvee, varkens, kippen en heel veel schapen hebben om zijn akkers vruchtbaar te houden.
Tot het eind van de 19e eeuw waren de licht golvende zandgebieden berekkelijk open landschappen, die bedekt waren met onafzienbare heidevelden.
De heide was het graasgebied voor schapen. Samen met de veel voorkomende zandverschuivingen werden dit woeste gronden genoemd.
De akkers – in de streektaal assen, engen of enken – rond de dorpen leverden vooral haver, rogge en aardappelen. De akkerbouw was de belangrijkste vorm van landbouw.
Op de lager gelegen weilanden, zoals groengronden in de beekdalen, graasden melkkoeien en paarden.
Ondanks de geringe bodemvruchtbaarheid van de zandgronden kon de boerensamenleving in vrijwel alle eerste levensbehoeften voorzien. Deze hoge graad van zelfvoorziening was mogelijk omdat de akkers werden bemest met stalmest, heideplaggen en stro.
De uitvinding van kunstmest voorkwam de voorspelde landdegradatie en de armoede die daarvan het gevolg zou zijn geweest.
Enorme oppervlakten heidegrond werden omgespit, besmet en omgetoverd tot vlakke en eenvormige landbouwgebieden.
De heideonginningen gaven duizenden boeren een nieuw bestaan. Dankzij de inzet van steeds meer landbouwmachines werd de zware boerenarbeid lichter en nam de arbeidsproductiviteit toe.
Landarbeiders en kleine boeren, die het proces van landbouwmechanisatie en de bijbehorende schaalvergroting niet konden bijhouden, gingen naar de steden om daar te werken.
Dankzij de kunstmest konden boeren zich gaan specialiseren. Er vond een proces van ontmenging plaats waardoor sommige bedrijven zich volledig op de akkerbouw gingen richten.
Sommige streken, zoals in Brabant en Gelderland, kenden nog lang een hoog geboortecijfer en een hoge agrarische bevolkingsdichtheid. Dit had 2 oorzaken:
- Weinig vervangende werkgelegenheid in de buurt;
- Men was over het algemeen gehecht aan de eigen dorpssamenleving, familiebanden en de plattelandsomgeving, dat maar weinig mensen naar de stad wilden.
De uitbreiding van het bedrijf werd gezocht in een combinatie van specialisatie, schaalvergroting en intensivering. De boeren kozen voor een niet-grondgebonden landbouw → bio-industrie.
Paragraaf 2
Van vele Europese landschappen is het grootste deel cultuurlandschap, dat wil zeggen dat het gebied door de mens is gevormd en in stand wordt gehouden.
Welk type landschap ontstond, hing af van een aantal factoren. Aan de ene kant waren dit fysische factoren en aan de andere kant sociale factoren.
Fysische:
- Reliëf → Steile hellingen, vlak
- Grondsoort → Rotsachtig, veenachtig
- Klimaat → Extreem droog, nat
- Ontginningswijze → Inpolderingen, verveningsgebieden
- Eigendomsverhoudingen en het overheidsbeleid
→ De landbouwpolitiek van de overheid kan sterk gericht zijn op bedrijfsvergroting.
→ De overheid geeft dan subsidies om ruilverkavelingen uit te voeren met als gevolg
vlakkere, grootschaligere en openere landschappen.
- Bodemgebruik → akkerbouw, veeteelt
→ Mechaniseren is alleen maar mogelijk bij een moderne, rationele verkaveling van de
percelen.
Uit deze combinatie van factoren ontstonden uiteindelijk de Europese cultuurlandschappen. Uit het oogpunt van landschappelijke kwaliteit en de kwetsbaarheid voor de moderne ontwikkelingen in de landbouw kun je ze verdelen naar:
- Natuurlijkheid
- Openheid → meer of minder begroeiing
- Hoogteverschillen
Om landbouwlandschappen met elkaar te kunnen vergelijken en te kunnen beoordelen of ze moeten worden behouden zals ze zijn, let je op 3 eigenschappen:
- Is het landschap voldoende bruikbaar voor de activiteiten van de bewoners, in het bijzonder de boeren?
- Heeft het landschap een eigen karakter? Geeft het verblijf in het landschap de bewoner of bezoeker een prettig gevoel en roept het landschap de wens op om er lang(er) te verblijven?
- Is het landschap aan te passen aan de veranderende behoeften van de landbouw en andere menselijke activiteiten en kan het natuurlijke evenwicht in het landschap duurzaam in stand worden gehouden?
Paragraaf 3
De grote heideontginningen en verveningen in de vorige eeuwen werden vooral na de 2e WO gevolgd door een nieuwe ingreep in het boerenlandschap: de ruilverkaveling.
Bij een ruilverkaveling wordt (met behulp van overheidsgeld) het agrarische landschap opnieuw ingericht. De vijf belangrijkste landschappelijke activiteiten in een ruilverkavelingsproject zijn:
- het ruilen van kavels tussen eigenaren;
- het vergroten van de gemiddelde oppervlakte van de landbouwbedrijven door kleine boeren (met veel overheidsgeld) hun bedrijf uit te kopen;
- het aanpassen van de percelen: groter, vlakker en rechthoekiger;
- het regelen van de waterhuishouding, onder andere door het graven van brede, rechte sloten, het rechttrekken van beken en het bouwen van pompgemalen;
- de aanleg van verharde wegen en boerenerven en de bouw van bruggen om een goede bereikbaarheid van elke boerderij mogelijk te maken.
Al met al paste de rijksoverheid het ruimtelijk beleid ten aanzien van het platteland aan. De eerste was het aanpassen van de Ruilverkaveling Oude Stijl tot een Landinrichtingsplan.
Een lopend project is de herinrichting van de Nederlandse zandgebieden. Om in de toekomst de kans op een dergelijke ziekte te verkleinen, bedacht de rijksoverheid een nieuwe wet, de Reconstructiewet.
→ Met behulp van die wet kon de regering zogenaamde Landbouwontwikkelingsgebieden aanwijzen
waar de bio-indrustrie zich kan uitbreiden.
→ Deze intensiveringsgebieden zijn ook de plek waar ongekend grote stallen kunnen worden
gebouwd.
In de extensiveringsgebieden wordt dit juist afgeremd, omdat ze te dicht bij dorpen en natuurgebieden liggen.
Begrippen H1 uitgewerkt
Begrip
Uitleg
Agrarische bevolkingsdichtheid
Aantal mensen dat deel uitmaakt van de agrarische beroepsbevolking per vierkante kilometer cultuurgrond.
Arbeidsproductiviteit
Hoeveelheid product of toegevoegde waarde die per tijdseenheid wordt geproduceerd door een arbeidskracht.
Cultuurlandschap
Landschap dat onder invloed van de mens is gevormd.
Ecologische Hoofdstructuur
Samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland dat is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones.
Extensiveringsgebieden
Zone in het Reconstructieplan waar wonen of de natuur voorrang heeft en waar de uitbreiding of de nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet mogelijk is.
Fysische factoren
Verklarende redenen vanuit natuurlijk omstandigheden.
Verklarende redenen vanuit natuurlijk omstandigheden.
Gemengd bedrijf
Landbouwbedrijf waarin meerdere bedrijfstakken worden uitgeoefend.
Grondstof
Materiaal waaruit de bodem is opgebouwd, zoals klei, zand, veen en löss.
Intensivering
Investering van meer arbeid, kapitaal of kennis per eenheid product of per hectare landbouwgrond met als doel het verbeteren van het bedrijfsresultaat.
Intensiveringsgebieden
Gedeelte van een reconstructiegebied waar de ontwikkeling van de landbouw voorrang heeft en waar concentratie van de intensieve veehouderij mag plaatsvinden door uitbreiding of nieuwvestiging. Heet ook wel landbouwontwikkelingsgebied.
Landbouwmechanisatie
Inzet van steeds meer technische middelen zoals machines en andere apparatuur om het werk te vergemakkelijken en de arbeidskosten te verlagen.
Landbouwpolitiek
Overheidsbeleid dat gericht is op de bijzondere problematiek en de belangen van de agrarische sector.
Landdegradatie
Vermindering van het biologische en economisch productievermogen van de bodem.
Landinrichtingsplan
Ruimtelijk plan van de overheid om een plattelandsgebied zo te veranderen dat landbouw, natuur, wonen en recreatie beter tot hun recht komen.
Landschappelijke kwaliteit
Waarde die aan een gebied wordt toegekend op grond van natuurlijke en cultuurhistorische kenmerken.
Niet-grondgebonden landbouw
Agrarische activiteit waarbij de ter plaatse benodigde oppervlakte grond is teruggebracht tot het terrein waarop de bedrijfsgebouwen staan.
Ontmenging
Proces waarbij een gemengd agrarisch bedrijf een of meer bedrijfstakken laat vallen om zich te gaan specialiseren in een overgebleven bedrijfstak.
Reconstructiewet
Wet die mogelijkheid biedt om zowel de agrarische structuur als de kwaliteit van natuur, bos, landschap, recreatie, water en milieu op het platteland te verbeteren.
Ruilverkavelingen
Planmatige herinrichting van een landbouwgebied waarbij het accent ligt op het vergroten van de agrarische mogelijkheden.
Schaalvergroting
Productie in steeds grotere eenheden om op die manier de productiekosten te verlagen en de opbrengsten te vergroten.
Sociale factoren
Verklarende redenen vanuit maatschappelijke omstandigheden.
Specialisatie
Zich binnen een bedrijf of gebied steeds meer toeleggen op één activiteit.
Verkaveling
Manier waarop land in stukken is verdeeld naar ligging en vorm. De belangrijkste vormen zijn de oude blokverkaveling, de strokenverkaveling en de modern-rationele verkaveling.
Zelfvoorziening
Streven om zoveel mogelijk zelf en ter plaatse alles te produceren wat voor de eigen levensbehoeften noodzakelijk is.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden