Natuur en Milieu - Ecosystemen

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 619 woorden
  • 12 februari 2009
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
33 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Samenvatting Aardrijkskunde

Klas 5 - SE Week 1
Hoofdstuk: 2 - Ecosystemen in soorten en maten (Boek: Natuur & Milieu)

Begrippen §1 – Bladzijde 35

Biodiversiteit:
als er vele soorten dieren en planten leven, bijvoorbeeld in een bos. Als er veel dieren en planten is de biodiversiteit hoog.

Bomen:
- Nemen met hun wortels voeding en water op uit de bodem.
- Geven stoffen af aan hun omgeving à zuurstof en waterdamp.
- Zorgen voor schaduw
- Zorgen voor een microklimaat; een bepaalde temperatuur, vochtigheid en lichthoeveelheid in een heel klein gebied.

Abiotische elementen:
niet levende elementen;

Biotische elementen:
levende elementen.

Ecosystemen:
worden gevormd door biotische en abiotische elementen. Er is een voortdurende kringloop van voedingsstoffen en energie.
Voorbeeld:
Bladeren vallen van bomen, die rotten weg, maar leveren wel voedingsstoffen om het bos verder te laten leven. In dood hout vinden dieren broed- en schuilplaatsen.

Eenvoudig ecosysteem:
wordt ook wel de pioniersfase genoemd.

Complex ecosysteem met vele relaties:
wordt ook wel de climaxfase genoemd.

De verandering tussen deze fases wordt ook wel de successie.

Van pioniersfase à naar à climaxfase à = à successie.

In de climaxfase is er ook wel sprake van evenwichtssituatie.

Evenwichtssituatie:
hierin kunnen kleine veranderingen worden opgevangen en verholpen.
Voorbeeld:
Het ecologisch evenwicht is dynamisch. Dit betekent dat als er te veel konijnen zijn (bij een konijnenplaag), de vossen meer konijnen eten. Zo blijft alles op een bepaald aantal à alles blijft in evenwicht. Hierdoor wordt het verstoorde evenwicht weer hersteld.

Er kan ook een externe dynamiek optreden:
een externe dynamiek is een grote verandering van buitenaf, die het ecosysteem zelf niet kan verhelpen. Het ecologische evenwicht wordt verstoord.
Voorbeeld:
Mensen leggen dwars door een bos een snelweg aan. Het leefgebied voor herten en vossen wordt kleiner en het wordt door de auto’s vervuild. Het aantal herten en vossen zal afnemen. Het ecosysteem kan dit niet veranderen.

Begrippen §2 – Bladzijde 36

Er zijn natuurlijk ook hele grote ecosystemen; het gebied waarin het ecosysteem voorkomt noemen we een ecotoop.

Vijf ruimtelijke schaalniveaus waarop ecosystemen voorkomen:
*Lokaal – Klein gebied
Voorbeelden:
Vijver in je tuin, klein bos, een sloot

*Regionaal – Iets groter, in de regio
Voorbeelden:
Veluwemeer, Oostvaardersplassen, Veluwe, Waddenzee

*Fluviaal – Stroomgebieden (water)
Voorbeelden:
Stroomgebied van De Rijn of de Amazone

*Continentaal – Strekt zich uit over verschillende landen
Voorbeelden:
Tropisch Oerwoud in Zuid-Amerika, Sahara

*Mondiaal – Biosfeer van alle ecosystemen op aarde samen.

Begrippen §3 – Bladzijde 37

De ecosystemen worden beïnvloed door de mens. Nadelige effecten op onze leefomgeving noemen we ecologische problemen of milieuproblemen.

Drie groepen milieuproblemen:
* Verontreiniging
- Vermesting
- Verzuring
- Aantasting
- Verzilting
- Verdroging
- Uitputting

**Verontreiniging:**
- de mens brengt afvalstoffen in het milieu.
- het ecologische evenwicht is niet in staat om dit zelf te herstellen.
Voorbeeld:
Ramp met olietankers, oliepijp leidingen of uitstoot van gassen.

Verontreiniging kan je indelen in 2 deelonderwerpen:
Vermesting en Verzuring

Vermesting:
Wanneer een boer te veel mest op zijn land aanbrengt, wordt de bodem te voedselrijk. Vooral in Oost-Nederland ontstaat er overschot aan voedingsstoffen: fosfaten, nitraten en stikstof à eutrofiëring.

Verzuring:
1) zure stoffen als SO2 (Zwaveldioxide), NH3 (ammoniak) en NOx (stikstofoxide) uitgestoten in de lucht.
2) Via neerslag bereiken deze zure stoffen de grond of het oppervlaktewater. Daarbij brengen ze schade aan bij de mens, planten en gebouwen.
(lees het voorbeeld op bladzijde 38, links)

**Aantasting:**
Als de natuur en het landschap door menselijke activiteiten onherstelbaar worden beschadigd gaat de kwaliteit van de leefomgeving achteruit.
Voorbeeld:
1. Boeren die in subtropische gebieden akkertjes aanleggen op stijle hellingen zonder terrassen à veroorzaakt erosie. Na de oogst blijft het land braak, bij regen spoelt het vruchtbare water weg.
2. Door het broeikaseffect krijgen we te maken met droogte van het land of juist overstromingen.

Aantasting kan je indelen in 2 deelonderwerpen:
Verzilting en Verdroging

Verzilting:
(zie uitleg bladzijde 39, links)

Verdroging:
(zie uitleg bladzijde 39, links)

Uitputting:
Uitputting ontstaat wanneer men delfstoffen, energiebronnen, bodemmateriaal en organisch materiaal (hout, vissen en andere dieren) te veel verbruikt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.