Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Migratie en vervoer

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2656 woorden
  • 3 april 2002
  • 90 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
90 keer beoordeeld

Migratie -> het verplaatsen van mensen met de bedoeling je ergens anders te vestigen. Soms hele volksverhuizingen, zoals de chinezen en russen. Motief meestal betere leefomstandigheden. Vervoer -> scheepsvaart, vakantieverplaatsing of dierenverplaatsing. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Vanaf het begin van de 19e eeuw begon men met het koloniseren van landen. Oorzaak daarvan was de industriële revolutie die om meer grondstoffen vroeg. Centrum-periferie-> de koloniën zijn er alleen maar om leeg gehaald te worden door West- Europa. 2 verschillende soorten kolonie - vestigingskolonie; Australië - exploitatiekolonie; Afrika
Na de Tweede Wereldoorlog migratie van Zuid naar Noord. Na 1970 werden de koloniën onafhankelijk. Daarom vertrokken de repatrianten terug naar hun vaderland en autochtone inwoners kwamen mee omdat zij bang waren voor politieke onrust. Meestal waren dat gegoede inwoners. Arbeidsmigratie

In West-Europa groeien de economie en de werkgelegenheid en daarom waren er veel arbeidskrachten nodig rond die tijd. Dat gaat vooral om laaggeschoold werk, zoals in de mijnen werken, scheepsbouw of textielwerk. Wij namen dan mensen uit andere landen voor een paar jaar aan en na die tijd moesten ze terug. Nadelen waren dat die mannen hun vrouw en kinderen toch ook wel in hun buurt wilde hebben, gezinshereniging, of ze haalden een huwelijkspartner uit hun vaderland, gezinsvorming. Vluchtelingen en asielzoekers. Zij vluchten voor politieke onderdrukking. Als asielzoeker wil je niet meer in je eigen land blijven. Vaak zijn dat de hoger opgeleide mensen, braindrain. Zo raakt het land al hun intellectuelen kwijt. Het geld wat zij hier verdienen gaat voor een deel terug naar hun vaderland. Consequenties van de migratiegolven voor Nederland. - bevolkingspiramide -> er komen meer mannen -> meer jongeren -> veel kinderen in grote gezinnen. - integratie -> opgaan in de nieuwe samenleving en je aanpassen. - segregatie -> juist niet aanpassen en een eigen wijk vormen, taal blijven spreken. - multicultureel -> samenleving met allerlei culturen. - migratiebeleid -> verplicht inburgeringscontract. - retourmigratie -> gastarbeiders krijgen geld om terug te gaan naar hun vaderland om daar een bedrijf te starten. Ze verliezen dan al hun rechten hier. Soort oprotpremie. - terughoudendheid -> voorzichtiger met mensen binnen laten. Visumplicht, strengere toelatingseisen. - bevolkingsgroei -> de natuurlijke bevolkingsgroei is even nog maar iets groter dan de sociale bevolkingsgroei, migratie dus. Migratiefactoren
1. aantal mensen en de relatieve afstand. Hoe moeilijk het andere land te bereiken is. 2. migratie is selectief naar geslacht en leeftijd. 3. migratie verloopt in etappes. Van klein dorp naar grotere stad, van daar naar een nog grotere stad en dan steeds een stapje groter
4. push- en pullfactoren. Negatieve en positieve factoren die het land heeft. - economische pull: geld verdienen, nieuw bestaan opbouwen. - fysische push: overstromingen of aardbevingen. - fysische pull: gunstig klimaat. - politieke push: burgeroorlogen, schending mensenrechten. - sociaal cult. pull: familie woont er al. Mondt uit in kettingmigratie. Push- en pullfactoren vullen elkaar aan en zijn dus complementair. Ze hebben ook te maken met perceptie. Verhalen worden mooier verteld dan ze zijn en dat vervormt je beeld. En dan zijn er ook nog tussenliggende hindernissen. Zoals geld, visum, afstand. Oorzaken migratie
Macro -> centrum (rijken) – periferie (armen). Er is een tweedeling en de armen willen naar de rijken. Meso -> transporteerbaarheid, tussenliggende hindernissen. Micro -> familie achter laten
Migratie in de Derde Wereld. Steden in de Derde Wereld hebben grote nadelen - teveel inwoners die leiden tot vervuiling - sloppenwijken - te weinig werk
Het urbanisatietempo ligt in de Derde Wereld hoog. * ruraal -> urbaan -> van platteland naar stad
push: agrarische bevolking mechanisatie, geen werk meer voor mensen
pull : geïdealiseerd beeld van de stad kettingmigratie betere infrastructuur * groot geboorteoverschot in stad. - geboortecijfer ligt er veel hoger dan gemiddeld door de vele jongen mensen die naar de stad trekken. - sterftecijfer ligt er veel lager omdat er veel jonge mensen zijn en betere medische zorg. * squatterwijken - sloppenwijken op openbare terreinen. Men landt er een keer en gaat er niet meer weg. Behalve als ze gedwongen worden. Er zijn voorzieningen dus veel ziektes en infecties. De overheid heeft wel enkele oplossingen. - Site and Services Project: de overheid stelt een stuk grond beschikbaar met voorzieningen. Mensen weten zeker dat ze er niet gedwongen gaan worden om weg te gaan en betere huisvesting. - Slum Improvement : de overheid verbeterd bestaande wijken door goede bouwmaterialen te verzorgen. De primatecity is in een land de hoofdstad met enorm veel inwoners en heeft vaak 2 keer zoveel inwoners dan de tweede stad van het land. Die grote omvang komt door de omringende krottenwijken. Deze situatie leidt tot een regionale ongelijkheid. Dat komt omdat die stad alle mensen en investeerders aantrekt en zich niet in andere delen van het land vestigt. Transhumance -> de trek van de boeren die met hun veeteelt in de warme zomers naar de hoge berg toppen en in de winter naad de dalen trekken. Zij gaan dan op zoek naar het beste gras. Seizoenscirculatie -> Tijdelijke arbeidskrachten ie naar de oogst of toeristen trekken. Na dat seizoen gaan ze weer terug naar hun eigen streek. Migratie
Afstand: rijk – rijk -> werk ont. landen – rijk -> betere omstandigheden ont. landen – ont. landen -> werk interprovenciaal -> werk

Tijd: periodiek -> vakantie dagelijks -> werk seizoen -> seizoenscirculatie langere tijd -> circulatie permanent -> migratie
Richting: ruraal – urbaan -> voorzieningen ruraal – ruraal -> oogst, uitputting urbaan – urbaan -> stapmigratie urbaan – ruraal -> rust Hoofdstuk 3 De rusteloze Nederlander # Interregionale migratie -> verhuizen van de ene regio naar de andere in een land met werk als motief. # Intraregionale migratie -> verhuizen binnen de regio met als motief de woonomgeving. Nederland is te verdelen in 5 regio’s
1. Noord; Friesland, Groningen, Drenthe
2. Oost; Overijssel, Gelderland
3. West; Noord-/Zuid-Holland, Flevoland
4. Zuid; Brabant, Limburg
5. Zuidwest; Zeeland
Interregionale Migratie
Jaren ‘50 # Trek uit het noorden met als resultaat een vertreksoverschot. oorzaak: mechanisatie in de landbouw waardoor landbouwers hun werk verloren oorzaak: voorzieningen verslechteren omdat er te weinig mensen zijn om ze te laten draaien. Deze trek gaat naar het westen omdat daar veel werkgelegenheid is. Jaren ‘60 # De welvaart is in Nederland nog steeds erg goed. De auto wordt steeds meer gebruikt. Men heeft meer geld en meer wensen. Men trekt naar het zuiden om daar een leuk huisje met grote tuin te kopen en toch nog in het westen te blijven werken door met hun auto op en neer te rijden. Jaren ‘70 # Nu trekken er meer mensen naar het noorden dan dat er weg gaan. De overheid voert namelijk een spreidingsbeleid. Zij wilden hiermee het noorden met het westen gelijk trekken. Daarom werd er een betere infrastructuur aangelegd en kregen bedrijven een premie als ze zich in het noorden zouden vestigen. Ondanks alle inspanningen blijft het noorden een uithoek van Nederland en zijn veel bedrijven er al weer vertrokken. Zuid-Westen # Zeeland lag een beetje in een isolement want het waren voornamelijk eilanden met pontjes ertussen. Geen moderne voorzieningen dus trekken veel jongeren weg. Nu zijn er de Deltawerken en de Zeelandbrug. Daardoor is het beter bereikbaar geworden. De overheid probeerde hier hetzelfde te doen als met Groningen maar hier sloeg het wel aan. Oost-Nederland # Veel landbouw maar ondanks de mechanisatie viel de trek naar het westen mee omdat er daar grote plaatsen in de buurt zijn om te werken. Zo konden ze blijven wonen waar ze woonden. Intraregionale Migratie # Suburbanisatie; de trek uit de stad naar het omringende platteland van zowel mensen als bedrijven. Oorzaken Suburbanisatie
1. Cityvorming. Winkels gaan zich allemaal bij elkaar vestigen om zo alle klanten in 1 keer te kunnen pakken. Ze liggen meestal centraal in de stad. Probleem is dat er niet genoeg ruimte is voor al die winkels dus stijgen de grondprijzen enorm. 2. Daling gemiddelde woningbezetting. Tegenwoordig zijn er veel kleinere gezinnen, langer zelfstandig wonende ouderen, eerder uit huis gaande jongeren, meer gescheiden gezinnen en meer mensen die gewoon alleen wonen. 3. Daling gemiddelde woondichtheid. Op 1 m2 staan tegenwoordig veel minder huizen. Daarom moet de stad uitbreiden. 4. Congestieprobleem. Ophoping van mensen/bedrijven wat leidt tot vervuiling, overlasten en daarom trekt men weg uit de stad. 5. Stadsvernieuwing. Saneren en renoveren. Saneren van woningen is het afbreken en opnieuw bouwen van huizen maar dan minder dan eerst. Renoveren is het vernieuwen van enkel de binnenkant maar ruimer dan voorheen. Nadelen Suburbanisatie

1. Sociale kosten. Een gemeente heeft veel kosten om de gemeente leefbaar te houden. Per inwoner krijgt de gemeente geld, dus hoe meer inwoners, hoe meer geld. Door suburbanisatie trekken de mensen weg en krijgt de gemeente minder geld terwijl de sociale kosten blijven bestaan. Dat kan ten koste gaan van al bestaande voorzieningen. 2. Landelijke versnippering. Het land wat we hebben wordt door wegen en alles opgesplitst in kleine stukjes. Verknalt de landelijke sfeer. 3. Buurtwinkels. In oude wijken staan nog vaak buurtwinkeltjes. Door de suburbanisatie halen velen van hen hun drempelwaarde niet meer. 4. Selectief. Niet iedereen trekt weg. Vooral jongeren trekken weg met als gevolg vergrijzing. Ook de economisch zwakkeren blijven. Deze twee groepen kosten veel maar brengen niks op voor de gemeente. 5. Dorp. In dorpen zitten vaak veel traditionele mensen. Als er dan stadsmensen komen wonen botst dat door afwijkende normen en waarden. Politieke gevolgen - agglomeratie: omdat er werk in Rotterdam is zijn de omringende gemeenten aan Rotterdam vastgegroeid. Zo’n gebied heet een agglomeratie. - stadsgewest : Een stad met daarom heen verschillende dorpen die afhankelijk zijn van de stad. - stedelijke zone: Als je in een gebied woont tussen drie grote steden in heb je veel keuze. Vanwege de suburbanisatie gingen mensen zelfs in het Groene Hart wonen. Dat was helemaal niet de bedoeling dus kwamen er groeikernen. Die moesten de overloop van de grote stad opvangen. Ze liggen daarom aan de buitenkant van steden. De grote uitzondering is Den Haag met Zoetermeer in het Groene Hart. Groeikernenbeleid. - buitenkant randstad om het groene hart vrij te laten. Opvangplek voor mensen uit de stad. Elke grote stad heeft groeikernen. Een groeikern heet ook wel eens een slaap- of forensenstad. Nadelen groeikern - files door forensen. - milieu door veel autogebruik. - brandstofprijzen – crisis. Compacte Stad beleid; stad komt centraler te staan. - verdichting. Er is nog genoeg ruimte in de stad door havens (bijv.) te dempen. - vinex. Groeikernen aan de rand van de stad of er dichtbij zodat de nadelen wegvallen. Gentrification; het weer populair worden van de stad bij vooral jong hoogopgeleide personen. In de jaren ’70 vond men dat de welvaart in Nederland gelijker verdeeld moest worden. Daarom werden de groeisteden uitgeroepen: Amersfoort, Helmond, Breda, Groningen en Zwolle. Dat had als gevolg de stedelijke knooppunten. Zij moesten de trekpaarden worden van de Nederlandse economie en kregen voorrang bij overheidsinvesteringen. Hoofdstuk 4 Vervoer
Voor vervoer is er een infrastructuur nodig. Vanzelf is er dan ook ruimte nodig die weer nog meer vervoer uitlokt. Door vervoer kunnen we geld verdienen door te werken en achterliggende gebieden kunnen zichzelf gaan ontwikkelen door een moderne infrastructuur. Infrastructuur gaat alleen wel ten koste van het landschap en de natuur en veroorzaakt versnippering van het landschap en milieuproblemen. Vervoer gaat om personen en goederen. $ massagoederen. Grote hoeveelheden los vervoerd. droge en natte massagoederen $ stukgoederen. Eindproducten, halffabrikaten, fruit en levensmiddelen. Door de invoer van containers gaat er nu een stuk minder geld en tijd verloren. Keuze transportmiddel - vrachtauto: transporten worden duurder als de afstand groter wordt. Korte afstand voordelig - trein: voordelig op midden afstand. - boot: voordelig op lange afstand. Vliegtuig wordt gebruikt voor hele specifieke goederen, actuele goederen of bederflijke. De keuze wordt bepaald door de volgende factoren. - hoeveelheid - afstand - aantal stopplaatsen - prijs product - bederflijkheid
Het is mogelijk dat je onderweg moet wisselen van vervoer op overlaadpunten. Op zo’n intermodaal knooppunt komen verschillende vormen van vervoer samen. Het kan zich ook ontwikkelen tot distributiecentrum. Een distributiecentrum deze 3 taken - opslag. - transport. - waarde toevoegen. EDC; Europees Distributie Centra. Vooral benut door Amerika en Aziatische landen. Aziatische landen leveren veel basisproducten. In een EDC zijn onderdelen binnen 24 uur onderdelen te verkrijgen en service verlenging. Een intermodaal knooppunt wat erg gunstig ligt kan zelfs uitgroeien tot een mainport. Bijv. Rotterdam. Alleen wordt het daar te vol. Daarom vervoeren zij alles door naar Venlo, wat een Inlands knooppunt is of een Tweede Lijn knooppunt. Global Village - de wereld wordt steeds meer 1 groot dorp. 1. Na de Tweede Wereldoorlog nam de wereldhandel erg veel toe. Dat had 2 redenen. - veel handelsbelemmeringen vielen weg. - vervoer werd een stuk goedkoper en er kwamen grotere vervoersmiddelen. 2. Verschuiving in de vervoersstromen. - voorheen eerst vooral bij de Atlantische Oceaan, nu ligt het zwaarte punt bij de Stille Oceaan, de Pacific Rim. - het productieproces is nu verdeeld over meerdere fabrieken. Uiteindelijk moeten die onderdelen bij elkaar komen. Dan moet je een goedkope plek vinden: Azië. Het is daar zo goedkoop vanwege de lage lonen, lange werktijden, weinige milieuwetgeving en de subsidies die de overheid geeft om investeerders te lokken. Hub&Spokesystem
In dit vervoerssysteem is hub de naaf waar het allemaal om draait en staat spoke voor de spaken; de vervoersmogelijkheden. Hun kan ook gezien worden als een mainport. Er zijn een paar eisen voor een mainport. - intercontinentaal transport en vervoer. - transport wisseling mogelijkheden. - verschillende vervoersstromen. - gunstige ligging. Modal-split; het wisselen van transportmiddel
NIC; New Industrialised Countries. Pas geïndustrialiseerde landen in Zuidoost Azië. Vervoersvraagstukken in Nederland
Vervoer en distributie is voor Nederland erg belangrijk. - werk en inkomsten
Door congestie loopt het just in time systeem gevaar. Maritieme deconcentratie; vanwege de congestie trekken bedrijven weg van de zee om toch goed en snel te kunnen transporteren. Bijvoorbeeld naar Venlo. Nederland is niet al te blij met wegvervoer vanwege het fileprobleem en de milieubelasting. Daarom moet er meer vervoer over water en spoor. We hebben de Betuwelijn en de HSL. De Betuwelijn is een goederenspoorlijn. De HSL is een personenvervoerlijn en gaat deel uitmaken van een Europees netwerk. Hij zal in elk geval Schiphol moeten aandoen vanwege de passagiersaantallen die blijven groeien en dan kunnen de korte, regionale vluchten geschrapt worden. Argumenten voor HSL Argumenten tegen HSL
Niet achter lopen
Economische voordelen
Beter voor milieu
Aantasting natuur
Horizonvervuiling
Versnippering landschap
Geluidshinder
Trekt extra verkeer aan
Locatiebeleid. Dit is de onderscheiding van de overheid van 3 locatiesoorten
a-locatie; goed bereikbaar met openbaar vervoer
b-locatie; goed bereikbaar met openbaar vervoer en auto
c-locatie; goed bereikbaar met auto
Schiphol is wel een mainport want - aanvoer van vracht en personen vanuit veel landen
Schiphol is geen mainport want - grotere luchthavens in de buurt - thuismarkt van schiphol is erg klein. Toekomstige positie van Schiphol. Luchtvaartmaatschappijen willen vooral transatlantisch vliegen. Dan hoeven zo weinig mogelijk luchthavens aan te doen. Maar wel zo vaak mogelijk op 1 dag. Economisch belang van Schiphol. Doordat er veel vracht wordt verwerkt is er veel werkgelegenheid op en door Schiphol. Schiphol wil niet de grootste worden maar wel kwalitatief de beste. - uitbreiding platforms en pieren - goede toevoer - extra landingsbaan - meer opslagruimte - groeikern Haarlemmermeer (wederom Groene Hart) Is dat wel nodig???? + geen Jutland worden van Europa dus moeten we bijblijven. + werkgelegenheid. - geluidshinder, milieuvervuiling. - neerstortgevaar. Nederland als distributieland

Willen we dat??? - meer vrachtverkeer met alle gevolgen van dien - merendeel van goederen en personen gaan meteen weer door naar het buitenland en wij blijven met de troep zitten. - profiteert Nederland er wel in zijn geheel van, of slechts een paar bedrijven? - kost veel investeringen. Brainport; land/gebied wat erg sterk is in wetenschap en technologie. Gevolgen van brainport politiek - mobiliteit neemt af door thuis werken - ruimtelijke inrichting Nederland. De infrastructuur zal veel minder groeien dan de brainparken. - milieu krijgt veel minder belasting. Migratie
Macro: werelds -> regionale ongelijkheid
Meso : landelijk -> push en pull factoren
Micro : gezinsniveau -> afscheid nemen
Nederland is van emigratieland naar migratie land gegaan. Veel mensen emigreerden na de oorlog omdat ze bang waren voor een nieuwe oorlog, geen vertrouwen meer in de politiek hadden en de economische onzekerheid wilden ontvluchten. Spreiding
Macro: randstad, westen
Meso : grote steden
Micro : rond stadscentrum Transport
Macro: intercontinentaal
Meso : continentaal
Micro : landelijk

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.