Migratie en Vervoer

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 5160 woorden
  • 22 februari 2007
  • 51 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
51 keer beoordeeld

Samenvatting. Migratie en vervoer. Inleiding • geografische mobiliteit: stromen van M-G-E-I-I tussen gebieden • automobiliteit: mate waarin men voor het vervoer van personen of goederen gebruik wil maken van de auto • deze toename laat indrukwekkende sporen achter in het landschap • migratie en mobiliteit zijn voor de geografie 2 belangrijke verschijnselen. Hoofdvraag: wat beweegt mensen? Begrippen • migratie(vormen); vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen permanent van woonplaats veranderen. Hierbij overschrijden ze een grens tussen 2 plaatsen. • pushfactoren; (afstotingsfactoren) omstandigheden in een gebied die als ongunstig worden ervaren. • pullfactoren; (aantrekkingsfactoren) omstandigheden in een gebied die als gunstig worden ervaren. • vluchtelingen; 1. politieke vluchtelingen = mensen die gegronde redenen hebben om te vrezen dat ze in eigen land worden vervolgd. Vanwege nationaliteit, sociale groepering of als je tot een bepaald ras behoort. 2. economische vluchtelingen = mensen die geboortestreek ontvluchten vanwege honger, werkloosheid of een gebrekkig bestaan. Ze hopen elders een beter bestaan op te bouwen. • asielzoekers; vreemdelingen die om uiteenlopende redenen hun land hebben verlaten om in een ander land bescherming te zoeken. • transport; de manier waarop goederen van A naar B vervoerd worden (per vrachtauto, trein, schip, vliegtuig, pijpleiding) • vervoer; verplaatsen van goederen van plaats A naar B. • vervoerstromen; een stroom van goederen die van A naar B vervoerd wordt • transportnetwerk; het geheel van transportlijnen die door knooppunten met elkaar zijn verbonden • mainport; intermodale transportplaats of transportgebied net aansluiting op een intercontinentaal verplaatsingsnetwerk
HOODSTUK: on the move • ruimtelijke verplaatsing van mensen is geografische mobiliteit belangrijke deelvragen • welke vormen van migratie kun je onderscheiden? • Welke oorzaken en gevolgend hebben al deze ruimtelijke verplaatsingen? Begrippen • Geografische mobiliteit; stromen van M-G-E-I-I tussen gebieden • Migratie(vormen); vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen permanent van woonplaats veranderen. Hierbij overschrijden ze een grens tussen 2 plaatsen • Pushfactoren; (afstotingsfactoren) omstandigheden in een gebied die als ongunstig worden ervaren. • Pullfactoren; (aantrekkingsfactoren) omstandigheden in een gebied die als gunstig worden ervaren. • Integratie; proces van aanpassing van (andere) etnische groepen en opname in de samenleving. Integratie is mogelijk met geheel of gedeeltelijk behoud van de identiteit
§1. waar het gras groener is 1.1 vormen van mobiliteit • Bij geografische mobiliteit is er altijd sprake van verschillen tussen gebieden. mensen denken elders te vinden wat ze thuis niet hebben. door ergens anders heen te gaan proberen mensen zich in hun behoefte te bevredigen. (zoals: veiligheid, welvaart, onderwijs of gezondheid) • Zie bron 2 -> ordeningsschema ! • Clip 2: van gastarbeider tot arbeidsmigrant
er zijn verschillende fase in de migratie te onderscheiden van Marokkanen en turken naar NL. - Migratie: vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen permanent van woonplaats veranderen. (grensoverschreidend) - Fase 1. 1961-1973. cirkelmigratie van gastarbeiders
Cirkelmigratie; vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen tijdelijk van woonplaats veranderen. Hierbij overschrijden ze een grens tussen twee plaatsen. - Fase 2. 1973-1983. gezinsherenigende migratie en opkomst van illegale migratie
gezinsherenigende migratie; als een vreemdeling of een Nederland (een deel
van) zijn/haar gezin vanuit het buitenland naar NL wil laten komen. He gaat
om gezinsleden die al deel uitmaakten van het gezin voordat hij of zij naar NL kwam. Heet ook wel primaire gezinshereniging. (de cirkelmigratie veranderd in een blijvende vestiging) - Fase 3. vanaf 1983. gezinsvormende migratie en voortgaande illegale migratie gezinsvormende migratie; als iemand in NL een vreemdeling uit het buitenland
hier naar toe wil laten komen om te gaan trouwen, of samenwonen. Heet gaat hierbij om 2e generatie migranten die in NL een gezin willen stichten. Heet ook wel secundaire gezinshereniging - cirkelmigratie -> migratie -> volgmigratie; migratie waarbij de familie van de migratie na verloop van tijd volgt of waarbij migranten of de kinderen van migranten een huwelijkspartner halen uit het gebied van herkomst. (bv: gezinsherenigende en gezinsvormende migratie)
§ 1.2 waarom migreren mensen? 2.1 verschillen tussen gebieden • Mensen migreren omdat ze elders zoeken wat ze thuis niet vinden. Een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van mobiliteit is dan ook: verschillen tussen gebieden. (economisch, sociaal, politiek, cultureel) • Bron 4 ! analyse van migratie op 3 niveaus 2.2 macroniveau: een ongelijke wereld • De belangrijkste ongelijkheid is die tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden. (noord-zuid tegenstelling) • Internationale taakverdeling: 1. kolonien leveren de grondstoffen en agrarische producten. 2. en de rijke landen produceren de industrieproducten. • Centrum – periferiestructuur; waarbij de periferie (ontwikkelingslanden) voor haar ontwikkeling sterk afhankelijk waren van het centrum (de ontwikkelde/rijke landen) • De concentratie van de industrie in de steden en de toenemende armoede op het platteland -> leidt tot een enorme trek naar de steden ( = urbanisatie) • Urbanisatiegraad; het percentage van de bevolking dat in de steden woont. • Urbanisatietempo: snelheid waarmee de urbanisatie plaats vind in procenten per jaar. Bron 4. analyse van migratie op 3 niveaus • Macro: de tweedeling van de wereld -> tegenstelling Noord-Zuid. Ontstaan en ontwikkeling van rijke en arme landen
ontstaan van politieke problemen en schendingen van mensenrechten
ongelijke regionale ontwikkeling
internationale ongelijkheid, ongelijkheid binnen landen
ongelijkheid tussen stad en platteland • Meso: voorwaarden voor het ontstaan van migratie tussen gebieden. - Complementariteit; aanvulbaarheid. gebieden vullen elkaar aan omdat ze van elkaar verschillen. Daardoor ontstaan er migratiestromen/goederenstromen
er bijvoorbeeld sprake van complementariteit als het arbeidsoverschot in het ene gebied gebruikt word om het arbeidstekort in het andere gebied aan te vullen. - transporteerbaarheid; de mogelijkheid om G-I-E-M van het ene naar het andere gebied te vervoeren (afhankelijk van kosten en tijd) afwezigheid van tussen liggende mogelijkheden; tussen twee gebieden zal geen mobiliteit ontstaan als er alternatieven zijn. (bv: een tussenliggend gebied) migratie word beïnvloed door push en pull factoren en tussenliggende mogelijheden • Micro: wie vertrekt er en wie niet? Ga ik wel of ga ik niet? individuele motieven en mogelijkheden

wat vind de familie en vrienden er van? krijg ik hulp? Word ik gestimuleerd, of tegengehouden? § 2.3 mesoniveau: waarom migreren mensen naar bepaalde gebieden? • Volgens de theorie van Ullman word dat kans op mobiliteit groter als voldaan wordt aan de volgende 3 voorwaarden; 1. complementariteit: aanvulbaarheid. Bv als in t ene gebied een hoge werkloosheid is en in het andere gebied een te kort aan arbeidskrachten, vullen deze gebieden elkaar aan. *complementariteit is een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van mobiliteit. 2. transporteerbaarheid: bij mobiliteit moet transport van A naar B mogelijk zijn. Je moet hierbij denken aan de kosten en tijd die nodig zijn om te afstand te overbruggen. 3. afwezigheid van tussenliggende mogelijkheden: wil er mobiliteit tussen A en B ontstaan dan mogen er geen alternatieven zijn. (tussen A en B zullen geen stromen van M-G ontstaan als in het dichterbij gelegen gebied C goedkoper, sneller of beter kan worden voorzien. § 2.4 pushfactoren en pullfactoren • Bron 5 en Clip 3! • Pushfactoren: afstotingsfactoren • Pullfactoren: aantrekkingsfactoren
Clip 3. microniveau. Het migratieproces (4 stappen) • Stap 1: het nemen van de beslissing om te migreren en je geboortestreek/familie te verlaten. Deze beslissing word genomen door de migrant zelf en door de samenleving in het vertrekgebied (familie/vrienden/overheid) soms moet er eerst nog een heleboel veranderen, wil iemand daadwerkelijk kunnen vertrekken. (verkopen van je huis, bemachtigen van een paspoort/reisdoc. Of geld) • Stap 2: de ruimtelijke verplaatsing van A naar B. de migrant vertrek met de auto, bus, trein enz. en aan het einde van de reis is hij in het vestigingsgebied. • Stap 3: hier worden 2 beslissingen genomen. - de migrant beslist of hij in het nieuwe gebied wil blijven - de migrant beslist of hij zich wil aanpassen • Als de migrant zich wil aanpassen en de ontvangende samenleving de migrant wil laten integreren begint stap 4: het integratieproces

integratie is een proces van aanpassing en opname in de samenleving van het vestigingsgebied.(dit is dus een zaak van de migrant EN de ontvangende samenleving) • De rol van de ontvangende samenleving kan je achterhalen door te kijken naar de wijze waarop migranten toegang krijgen tot huisvesting, arbeid, onderwijs, gezondheidszorg, sociale voorzieningen enzovoorts. • Allochtonen: inwoners die geboren en (deels) getogen zijn in het buitenland en zich ook buitenlander voelen. Door het CBS: inwoners die zelf geboren en (deels) getogen zijn in het buiten land OF waarvan één van de ouders in het buitenland is geboren. • Positieve discriminatie: allochtonen krijgen de kans om de achterstand op de autochtonen in te halen • Autochtonen; inwoners van een land die in dat land geboren en getogen zijn en de nationaliteit hebben van het geboorteland. Inwoners van een land die in dat land geboren en getogen zijn en waarvan ook beide ouders in NL zijn geboren. • De ontvangende samenleving werkt de integratie tegen: dit kan dmv discriminatie door de bevolking, of discriminerende maatregelen door de overheid • Migratie bestaat uit 2 fase
1. de ruimtelijke verplaatsing van A naar B
2. het integreren van de migrant in zijn nieuwe woonomgeving § 3. door migratie wordt alles anders 3.1 economische gevolgen • Arbeidsmigratie; vorm van migratie waarbij men gaat migreren om elders te gaan werken. • Emigratiegebieden in ontwikkelingslanden zijn vrijwel altijd gebieden met weinig bestaansmogelijkheden. Er is veel armoede. Veel werkloosheid. Het wegtrekken van mensen uit de overbevolkte gebieden kan leiden tot vermindering van de bestaansproblemen voor de achterblijven. Dit motief speelt vaak een rol bij de -> ruraal – urbane migratie; • Sociaal – economische gevolgen .in de herkomstgebieden van arbeidsmigranten word de ongelijkheid groter tussen de familie met of zonder migranten. • migranten families beschikken over meer geld. Doordat er meer geld komt in bepaalde gebieden, stijgen de prijzen en dat is vervelend voor de families zonder extra geld. • Sociaal – culturele gevolgen: de bevolkingsopbouw van de herkomstgebieden verandert, de jongeren trekken weg en de ouderen (vooral vrouwen en kinderen) blijven achter. Bovendien halen steeds meer migranten hun partner en kinderen uit het geboortedorp • Migranten zijn belangrijke mensen in het herkomstgebied, ze zorgen voor verandering van normen en waarden en dat brengt spanningen met zich mee. het aantal scheidingen in het herkomstgebied neemt fors toe. • Ruimtelijke gevolgen; vroeger woonden men dicht geconcentreerd in dorpen. Nu worden er veel alleenstaande huizen gebouwd. • Psychologische gevolgen; berichten van migranten zijn vaak te rooskleurig, ze stralen rijkdom en succes uit. Dit leidt tot versterkte migratie

Dossier: export van Filippijnse vrouwen
werken als huishoudster in hongkong of China. Werken veel voor weinig geld. Filippijnse vrouwen zijn trots op het feit dat ze van het weinig verdiende geld toch hun familie in het herkomstgebied steunen. Voelen zich uitsluitend arbeidsmigrant. Circulatiemigratie. Er is sprake van een “brain drain” HOOFDSTUK 2. de mondiale zuid-noord migratie: het voorbeeld west-europa belangrijke deelvragen. • Waarom komen migranten vanuit het zuiden naar het noorden? • Wat zijn de gevolgen van die migratiestromen? • Waar wonen al deze migranten nu in europa? • Hoe zijn de migratiestromen door migratiebeleid te beïnvloeden Begrippen. • Politieke migratie; migratie om politieke redenen, zoals schending van mensenrechten, gebrek aan veiligheid, onafhankelijk worden van kolonien • Economische migratie; migratie om economische redenen, vooral het gevolg van verschillen in welvaart, economische bestaansmogelijkheden en werkgelegenheid. • Sociale migratie; migratie om sociale redenen, zoals gezinshereniging en mensenrechten, • Vluchtelingen; 1. politieke vluchtelingen: mensen die gegronde redenen hebben om te vrezen dat zij in hun eigenland vervolgd worden vanwege een godsdienstige overtuiging of nationaliteit. Of omdat zij tot een bepaalde sociale groepering horen. 2. economische vluchtelingen: mensen die hun geboortestreek ontvluchten vanwege honger, werkloosheid, of een gebrekkig bestaan. Ze hopen elders een beter bestaan op te bouwen • Asielzoekers; vreemdelingen die om uiteenlopende redenen hun land hebben verlaten om in een ander land bescherming te zoeken. • Retourmigratie; (remigratie) terugkeer naar het herkomstgebied. • Migratiebeleid; het geheel van geplande overheidsmaatregelen met het doel de omvang, aard en richting van migratiestromen te beïnvloeden. §1. de ontwikkeling in de zuid-noord-migratie: voorbeeld west-europa. 1.1 migratie motieven • Vanaf de 2e WO komen stromen migranten vanuit het zuiden europa binnen. • Dit heeft politieke, economische en sociale oorzaken.
1.2 1945-1960: politieke migratie • Na de 2e WO werden veel kolonien onafhankelijk, dit ging gepaard met grote migratiestromen. • Repatriëring: terugkeer van kolonisten. Remigratie van eerder geëmigreerde naar het land van herkomst. Dit gebeurde massaal na het onafhankelijk worden van kolonien. • Politieke migratie door het IJzeren gordijn. Na de 2e WO repatrieerden etnische duitsers; Aussiedler (mensen die de duitse taal spreken, en van duitse afkomst zijn) 1.3 1960- 1973: economische migratie • In deze periode bestaan de migratiestroom vooral uit gastarbeiders • Tekort aan geschoolde arbeidskrachten West-Europa. En grote aantallen gastarbeiders. • Men dacht dat Marokkaanse, Turkse, Spaanse, italiaanse arbeiders circulanten waren. • Door de economische ontwikkeling in spanje en italie, werden de economische verschillen kleiner en keerde zij terug naar het herkomstgebied. • Bij de turken en Marokkanen was de terugkeer zeer beperkt, verblijf werd permanent. 1.4 1973- heden: sociale en politieke migratie • In deze periode gaat het vooral om gezinshereniging, gezinsvormende migratie en illegale migratie. De komst van politieke vluchtelingen en asielzoekers. • De economische crisis in de midden jaren 70 leidde tot een daling van de migranten. • Na 1980 steeg de immigratie weer. • Na 1985 steeg het aantal politieke vluchteling en asielzoekers fors. • Duitsland is een belangrijk immigratieland • Legale migratie bijna niet meer mogelijk, illegale migratie neemt toe. • Om een verblijfsvergunning te krijgen presenteren ze zich als politieke vluchtelingen en asielzoekers.
§2. de ruimtelijke spreiding van de migranten. 2.1 migratiebeleid. • Migratiebeleid; het geheel van geplande overheidsmaatregelen met het doel de omvang, aard en richting van migratiestromen te beïnvloeden. (problemen op de arbeidsmarkt oplossen, bevolkingsgroei beïnvloeden, spanningen tussen etnische groepen verminderen. • Retourmigratie; (remigratie) terugkeer naar het herkomstgebied. (NL probeert met terugkeerregelingen/premies de remigratie te bevorderen. • Verdrag van schengen; vrij personenverkeer tussen word toegestaan tussen de ondertekende landen. Dwz dat er geen grenscontroles worden gehouden tussen de “schengen – landen” 2.2 de keuze van de migratielanden • Voor vluchtelingen en asielzoekers word de keuze bepaald door het asielbeleid van een land. Soms wordt het ook wel bepaald door mensensmokkelaars, of de aanwezigheid van een intercontinentaal vliegveld. Verder spelen ook migrantennetwerken een belangrijke rol bij de keuze van een land. 2.3. de spreiding van migranten binnen de landen van vestiging • In NL wonen de meeste allochtonen in de grote steden aan de randstad (hier is het meeste kans op werk, en zijn de mogelijkheden het groots voor een goedkope woning. • Bovendien vormt de grote aanwezigheid van een reeds grote groep allochtonen met de zelfde taal / cultuur een aantrekkingskracht op de nieuwe migranten. 2.4 de spreiding van migranten binnen steden. • Ruimtelijke segregratie; het sterk geconcentreerd en gescheiden van elkaar wonen en leven in verschillende gebieden • Zwarte scholen; scholen waar het overgrote deel van de leerlingen bestaat uit allochtone kinderen. • Sociaal-maatschappelijke segregatie; het in een samenleving sterk gescheiden van anderen leven.De verschillende groepen hebben vooral conctact binnen de eigen groep • Segregatie-index; index om da mate van segregatie te meten. 0 = evenredig, hoe hoger hoe groter de ongelijkheid.
2.5 het bestrijden van segregatie • er zijn 2 opvattingen over het ontstaan van segregatie; 1. men gaat er van uit dat segregatie vrijwillig is. En dat de allochtonen zelf kiezen om dicht bij elkaar te wonen en dat het voordelen heeft. 2. men gaat er van uit dat allochtonen min of meer gedwongen worden om geconcentreerd te wonen. Want door hun inkomen zijn ze aangewezen op de minst aantrekkelijk woningen, die in enkele buurten zijn geconcentreerd. willen graag grote/goedkope woningen -> alleen in bepaalde wijken. • Lees par. 2.5 deel 2. Clip 3. is internationale migratie te voorspellen en te beinvloeden? • De staat neemt maatregelen om te migratie te stimuleren, of af te remmen en te voorspellen ( = migratiebeleid) • Push en pullfactoren in het land van herkomst en in het vestigingsgebied spelen een rol. Net als de tussenliggende mogelijkheden. (de factor afstand is steeds minder belangrijk, er is namelijk meer informatie en meer betaalbare vervoersmiddelen) • De derde factor voor het beïnvloeden of voorspellen van migratie zijn de kenmerken van de reeds geemigreerde bevolking zelf. • Bron 7 ! onderzoek schema voor internationale migratie Dossier. Nederland: migratie en integratie • Jaren 60: Nederland werft arbeidskrachten. • De arbeidsmigratie werd gevolgd door sociale migratie (gezinshereniging en gezinsvorming) • Tegelijkertijd kwam de politieke migratie opgang: er komen politieke vluchtelingen en asielzoekers. • Na hun officiële toelating begint het proces van integratie en toetreding tot de arbeidsmarkt. Hoofdstuk 3. vervoer en de ruimtelijke aspecten daarvan. Dit hoofdstuk gaat over vervoer en transport en de ruimte die daarvoor nodig is. Rotterdam en schiphol zijn belangrijke knooppunten, het zijn mainports die allerlei economische activiteiten aantrekken. In dit hoofdstuk kijk je naar de organisatie achter het transport en de gevolgen ervan voor de richting en de ruimte. belangrijke deelvragen. • Hoe verklaar je vervoerstromen? • Hoe hangen deze stromen, de organisatie en netwerken samen? • Hoe functioneren de Nederlandse mainports?
Begrippen. • Vervoerstromen; een stroom van goederen die van A naar B worden vervoerd. • Transportnetwerk; het geheel van transportlijnen die door knooppunten met elkaar verbonden zijn. • Transportketen; het geheel van activiteiten die samenhangen met vervoer • Logistiek; de koppeling van alle vervoersonderdelen zodat een efficiënt transportgeheel ontstaat. • Mainport; intermodale transportplaats of transportgebied met aansluiting op een intercontinentaal verplaatsingsnetwerk. 1.1 vervoer en transport • vervoer; word gebruikt om verplaatsing van goederen aan te geven, er ontstaan dan vervoersstromen of goederenstromen. • Transport; zegt iets over de manier waarop de goederen worden vervoerd. (bv: per trein, vliegtuig, schip, pijpleiding) het gaat hier dus over vervoerswijze! 1.2 kenmerken van vervoer • bij de beschrijving van vervoerstromen zijn de volgende kenmerken belangrijk (bron1) 1. de omvang; de hoeveelheid goederen. 2. het soort goederen; zijn het beperkt houdbare producten, of diepvriesproducten. 3. de richting; de ligging van de plaatsen waar het transport naar toe gaat. 4. de afstand; absoluut (aantal km) en relatief (in kosten, tijd en moeite) 5. de duur; de tijd die nodig is voor het transport tussen twee plaatsen

6. de frequentie; het aantal keren dat het transport plaatsvindt in een bepaalde periode. 7. de wijze van transport; word het transport uitgevoerd met één of met verschillende vervoersmiddelen. - als het vervoer met verschillende transportmiddelen (vrachtauto en trein) word uitgevoerd, en daarbij overlading plaatsvindt van het ene transportmiddel naar het andere, dan spreken we van: intermodaal transport. - de overlading vind plaats in een multimodaal transport centrum: een transport centrum waar de verschillende transportmiddelen aanwezig zijn. 8. de vertrek en aankomstpunten; meestal gebruikt met hiervoor de term: terminal (bv: treinstation, vliegveld en haven) 1.3 waarom ontstaan vervoersstromen • volgens de theorie van Ullman spelen 3 factoren een rol bij het ontstaan van vervoersstromen (bron1). 1. complementariteit = aanvulbaarheid. Gebied A produceert bv iets wat er in gebied B niet is. doordat gebieden van elkaar verschillen in de aanwezigheid van grondstoffen of productie is er dus een basis voor het ontstaan van vervoersstromen. 2. transporteerbaarheid. Hoe is de verhouding tussen de kosten/tijd van het transport en de waarde van het product. - bederfelijke goederen (bloemen) hebben een geringe transporteerbaarheid. Dus het moet snel! Is er veel tijd nodig, dan daalt de kwaliteit en dus de waarde van de goedere - laagwaardige producten kunnen niet over grote afstanden worden vervoerd. Want dat betekend dat de transportkosten groter zijn dan de waarde van het product. - tussenliggende mogelijkheden. Bij vervoersstromen moet je vooral denken aan wel of geen concurrerende aanvoer. Van gebied A zullen goederen vervoerd worden naar B als er geen gebied C is waarvan dezelfde goederen goedkoper en sneller kunne worden geleverd. §2. hoe hangen vervoersstromen, transportketens en transportnetwerken met elkaar samen? 2.1 infrastructuur en transportnetwerk • voor vervoer van goederen zijn verbindingswegen nodig (bv: autowegen, spoorlijnen, waterwegen). Je noemt deze verzameling van verbindingswegen in een gebied de infrastructuur. • Infrastructuur bestaat uit transportlijnen, die door knooppunten met elkaar verbonden zijn. Samen vormen de transportlijnen en knooppunten een transportnetwerk.(bron4) • Binnen een transportnetwerk zijn niet alle knooppunten even belangrijk. Hoe meer delen van de infrastructuur samen komen in een knooppunt, des te belangrijker het knooppunt. er ontstaat een hiërarchie van knooppunten: volgende in belangrijkheid.
2.2 de transportketen • Transport en organisatie vromen samen is een transportketen. • Transportketen: omvat dus alle activiteiten die samenhangen met vervoer. 1. collectienetwerk; hier worden de te vervoeren goederen verzameld
2. verplaatsingsnetwerk; Dit is het vervoer van plaats 1 naar 2. 3. distributienetwerk; dit netwerk transporteert de goederen van het distributiecentrum naar de klant. 2.3 netwerken op verschillende schaalniveaus • Binnen het mondiaal transportsysteem zijn er transportnetwerken op 3 schaalniveaus
1. verplaatsingsnetwerken tussen continenten. ( = intercontinentale verplaatsingsnetwerken) – als sinasappelen uit de VS naar NL komen gaat die via het IC verplaatsingsnetwerk. Vooral zeevaart en luchtvaart. 2. verplaatsingsnetwerken binnen continenten. ( = Continentale verplaatsingsnetwerken) – als er tomaten van Spanje naar NL komen, gaat dat via het Europese (continentale) verplaatsingsnetwerk. over de weg, met trein, binnenvaart enz

3. verplaatsingsnetwerken binnen landen of lokaal gebied. Als tomaten uiteindelijk in NL naar verschillende supermarkten worden vervoerd gaat dit via het landelijke verplaatsingsnetwerk. (vrachtauto) • Binnen elk verplaatsingsnetwerk zijn knooppunten erg belangrijk. Vooral knooppunten die continentale en intercontinentale transportlijnen verbinden. - een intercontinentaal knooppunten is een mainport. • Een mainport, en ook andere knooppunten functioneren als een soort draaischijf. De goederen wisselen van transportmiddelen en komen daardoor van het ene verplaatsingsnetwerk in het andere. De knooppunten zijn dus opstappunten van de verschillende type transportnetwerken. Clip 3. logistiek, een kernbegrip • Logistiek: de koppeling van alle vervoersonderdelen zodat een efficiënt transportgeheel ontstaat. (hoort bij de vervoerders; zij organiseren het vervoer en voeren het uit.) • De vervoerders werken voor de verladers - vervoerders: dit zijn bedrijven die de goederen van de ene naar de andere plaats vervoerd willen hebben. Verladers: zijn de opdrachtgevers. • Door de toenemende eisen van de verladers (= opdrachtgevers) is het transport steeds ingewikkelder geworden. De eisen zijn: 1. juiste plaats; ze willen dat de goederen overal terecht kunnen komen. 2. juiste tijd; ze willen dat de goederen exacte op de afgesproken tijd op de plaats van bestemming zullen aankomen. ( = just-in-time-leveringen) 3. juiste hoeveelheid; dat betekend dat elke willekeurige hoeveelheid goederen vervoerd moet kunnen worden. (ook kleine hoeveelheden) 4. de juiste extra’s; bijvoorbeeld de verpakking - het logistiek vermogen van de vervoerders is erg belangrijk, omdat de verladers erop rekenen dat de vervoerders alles zo organiseren dat het transport efficiënt is en dus goedkoop! 2.4 netwerken van individuele bedrijven. • Binnen een transportnetwerk word het vervoer geregeld door allerlei individuele bedrijven die transport regelen. Deze individuele bedrijven hebben een eigen netwerk van verbindingen. Er zijn 2 soorten netwerken. 1. het lijn netwerk (bron6) het gaat hier om doorgaande transportroutes op een lijn. 2. hub and spoke-netwerk(bron7). Binnen dit netwerk noemen we een knooppunt van verdeling van goederen: een hub. De aan en afvoerlijnen van de hub: zijn spokes. (netwerk van verbindingen vd KLM is een hub-and-spoke-netwerk. Schiphol = hub) Clip 3. containerisatie: een revolutie in de haven • Containerisatie; is het gebruik van containers bij het stukgoedtransport. • Het transport per container heeft een aantal voordelen vergeleken met het vroegere transport van stukgoederen. 1. het laden en lossen kost veel minder tijd. 2. er is minder mankracht nodig, wat dus een kostenbesparing betekend. 3. de kans op schade aan goederen is kleiner
4. de kans op diefstal is kleiner • Het transport per container levert dus schaalvoordelen op. (alle containers hebben zelfde afmetingen) § 3. hoe functioneren Rotterdam en Schiphol als mainports? 3.1 kenmerken van een mainport. • De kenmerken van een mainport. 1. intercontinentaal vervoer en transport; een mainport is een knooppunt in het mondiale transportnetwerk. 2. een wisseling van transportmiddelen. Een mainport is ook een multimodaal transportcentrum. Omdat alle transportmiddelen aanwezig zijn is er intermodaal transport mogelijk. 3. omvangrijke vervoersstromen. Elke mainport kent omvangrijke vervoersstromen (vaak zijn het bepaalde vervoersstromen die overheersen. In Rotterdam zijn het bv vooral containers, autos, aardolie en fruit. Bij een luchthaven zijn de passagiers belangrijk. Een echte mainport heeft meer dan 25 miljoen passagiers per jaar. 4. een gunstige ligging. - een gunstige economische ligging; een ligging dichtbij een concentratiegebied van economische activiteiten. - een gunstige geografische ligging; dit is een ligging die omvangrijke transportstromen mogelijk maakt. Ligging aan de zee. 3.2 de kwaliteit van een mainport. • Vier factoren bepalen de kwaliteit van een mainport. 1. het vervoersproduct / het aantal intercontinentale vervoersbestemmingen. Dus hierbij moet je denken aan hoeveel verbindingen en bestemmingen zijn er? De vervoersfrequentie, en de betrouwbaarheid van de dienstregeling zijn belangrijk. 24-uur bereikbaar? 2. het terminalproduct / de capaciteit van de haven. Hoe groot is de vervoerscapaciteit? hoeveel containers kunnen verwerkt worden, en hoeveel passagiers? Het aantal voorzieningen, en het voorzieningenniveau is belangrijk. Zijn er logistieke centra – deze zorgen voor het verdere transport naar het achterland. 3. het ontsluitingsproduct / de mate van ontsluiting van het achterland? Dit betreft de verbinding met het achterland: wegen, spoorlijnen enzovoorts. 4. het omgevingsproduct / de aanwezigheid van faciliteiten in de omgeving. Het gaat hierbij om de aanwezigheid en de prijzen van bedrijventerreinen en kantoren op en rond de mainport. (in Rdam is ruimte gereserveerd en ingericht voor distributiebedrijven; distripark.)
3.3 de gunstige ligging van Rotterdam. • De goede verbinding met de noordzee. Rdam is goed bereikbaar voor de grootst mogelijke schepen. Ook schepen met een grote diepgang kunnen er terecht. • Een gunstige ligging aan de monding van de rijn. Voor Rdam is de rijn een belangrijke achterland verbinding. Er is ook een directe verbinding met ZO-europa • Een goede ligging ten opzichte van de concentraties van economische activiteiten (rurhgebied, in DU) 3.4 andere pluspunten van Rotterdam • Naast de gunstige ligging zijn er nog andere punten die een rol spelen. 1. de activiteiten van het Gemeentelijk Havenbedrijf. Door hun activiteiten werd de gunstige ligging ook uitgebuit, je moet hierbij denken aan; - de aanpassing van de haven aan de schoolvergroting. (er zijn steeds grotere en diepere havens en haventerreinen aangelegd. - de uitbreidingsplannen. Maasvlakte uitbreiden. En maasvlakte2 word een groot haventerrein. - de ontwikkeling van de telematica-infrastructuur. bv: EDI-systeem. via dit systeem word gemeld wanneer welke schepen met welke lading in de haven zullen aankomen. 2. de ontwikkeling van het multimodeale transportcentrum. Het gaat hierbij vooral om de infrastructuur van de binnenvaart en de spoorwegen, asl aanvullig op het wegtransport. Betuwelijn. 3. de secundaire functie van de haven. De haven trekt economische activiteiten aan (industrie, [ assemblage; het in elkaar zetten van onderdelen tot een geheel ] en distributie) dit maakt de haven niet alleen aantrekkelijk voor andere bedrijven, maar zorgt ook voor werkgelegenheid. 3.5 schiphol, een tweede mainport. • Schiphol voldoet aan de 4 kenmerken van en mainport. 1. er is intercontinentaal vervoer en transport. De diverse luchtvaartmaatschappijen op schiphol hebben ieder een eigen netwerk van verbindingen. (meestal is er sprake van een hub and spoke netwerk. Schiphol is een belangrijk intercontinentaal knooppunt waar intercontinentale luchtverbindingen samenkomen (een mainport!), omdat luchtvaartmaatschappijen er een hub hebben. 2. er vindt wisseling van transportmiddelen plaats. Schiphol is een overstap plaats van passagiers en goederen. Passagiers stappen over op continentale (Europese) lijndiensten / of in de toekomst op de hoge snelheidslijn

3. er is sprake van omvangrijke vervoersstromen. Op schiphol worden steeds meer passagiers en vracht afgehandeld. 4. schiphol heeft een gunstige ligging. Het is goed bereikbaar en ligt goed ten opzichte van de stedelijke gebieden in het Europese concentratiegebied. • Schiphol is binnen Europa de 4e luchthaven. (na londen, parijs en Frankfurt) dit is gebaseerd op het aantal passagiers en de omvang van de vracht 3.6 meer bedrijven en werkgelegenheid op Schiphol. • Schiphol bied werkgelegenheid
1. directe werkgelegenheid; dit zijn de banen op de luchthaven die direct voortvloeien uit de luchtvaartactiviteiten. 2. indirecte werkgelegenheid; Dit zijn bijvoorbeeld banen op het hoofdkantoor van KLM in amstelveen, het werk van leveranciers van allerlei producten zoals brandstof / catering. 3. verbonden werkgelegenheid; dit zijn arbeidsplaatsen die maar ten dele met de luchthaven te maken hebben. Voorbeelden hiervan zijn de hoofdkantoren van grote internationale ondernemingen waarvan het personeel regelmatig gebruikt maakt van de luchthaven. Dit geldt ook voor groothandelsbedrijven , die zich bezighouden met logistieke diensten. Hoofdstuk 4. vervoersvraag stukken in Nederland. Nederland distributieland en toegangspoort tot europa
om een belangrijk distributieland te blijven, moet NL de behoefte aan groei goed kunnen opvangen.. ook moeten we in NL oploissingen vinden voor de milieuproblemen en de files die door de groei ontstaan. Intermodaal transport is daarom zeer belangrijk: verschillende transportmiddellen zoals schip, trein en vrachtauto moeten optimaal samenwerken en op elkaar afgestemd worden. belangrijke deelvragen zijn; • Hoe veranderen vervoerstromen in NL? • Is NL een distributieland? • Wat is de impact van vervoersstromen op het milieu? Begrippen; • Distributiefunctie; de aanwezigheid van distributieactiviteiten. In een gebied met een belangrijke distributiefunctie worden veel goederen vanuit een centraal distributiepunt verdeeld over verspreid gevestigde klanten. • Distributieregio; gebied met een belangrijke concentratie van distributieactiviteiten. • Maritieme deconcentratie; vestigging van allerlei transportbedrijven, distributiecentra, terminals en havengebonden industrieën buiten de grenzen van het havengebied. • Intermodaal transport; transport uitgevoerd door twee of meer transportmiddelen
§ 1. Nederland distributieland. § 1.1 Nederland voorop in transport en distributie. • Nederland heeft binnen west-europa een belangrijke transport en distributiefunctie. (dit blijkt uit de aanwezigheid van veel Amerikaanse en Japanse bedrijven. • De beslissing om een bedrijf in NL te vestigen wordt bepaald door de kwaliteit van het transport en distributie-systeem; je moet daarbij denken aan… 1. gunstige geografische en economische ligging
2. toegankelijke have
3. kosten
4. aanwezigheid/kwaliteit van de distributiebedrijven
5. kwaliteit van wegen en spoorlijnen
6. een goed imago § 1.2 de betekenis van vervoer voor Nederland • Voor NL blijkt de betekenis van het goederenvervoer uit de volgende factoren; 1. de vervoersprestatie; dit is de hoeveelheid goederen die door de verschillende transportsectoren in een bepaald jaar worden vervoerd (bron 2) 2. de bijdrage aan het bruto nationaal product van NL (bron5). Het BNP geeft aan wat het transport oplevert. 3. de bijdrage aan de werkgelegenheid (bron5). Groei van het transport levert extra banen op. § 1,3 steeds meer verspreid over Zuid-NL. • Maritieme deconcentratie: er komt een einde aan de concentratie in Rdam en Schiphol. Transportbedrijven, distributiecentra, terminals en havengebonden industrie gaan zich vestigen buiten de grenzen van het haven gebied. (vooral door ruimtegebrek en afnemende bereikbaarheid) bedrijven die in de zeehaven zijn gevestigd, krijgen te weinig ruimte om uit te breiden. De grotere terreinen liggen vaak buiten de zeehaven en zijn meestal ook beter bereikbaar. • Het trechtervormige gebied waarin de maritieme deconcentratie zich voltrek word Logicon Valley genoemd (bron 9) de naam geeft al aan dat er een concentratie van logistieke activiteiten is.
§ 2. vervoerstromen versus milieu: wie wint? § 2.1 intermodaal transport wordt noodzakelijk. • NL heeft zich ontwikkeld tot distributieregio van Europa. - door de enorme groei van het autoverkeer raken de wegen verstop, en daardoor is de milieu vervuiling groot. - de internationale goederen transport kan niet meer via de weg verwerkt worden, het moet daarom anders georganiseerd worden. - intermodaal transport is een zn andere organisatie.: het transport van goederen van plaats A naar B gebeurt met verschillende transportmiddelen. Er vindt dan onderweg een wisseling van transportmiddel plaats, zodat beide transportmiddelen aan elkaar worden gekoppeld. • Bevordering van intermodaal transport betekend twee dingen. 1. een uitbreiding van de infrastructuur; naast betere autowegen moeten ook het spoorwegennet en het vaarwegennet verbeterd worden. 2. de inrichting van multimodale transportcentra / knooppunten: waar de wisseling van transportmiddelen kan plaatsvinden. § 2.2 meer over rail en water. • Goederenvervoer – via de weg • Intermodaal transport – spoorwegen en waterwegen • Toekomst: lange afstanden – spoor en binnenvaart | korte afstanden – vrachtauto • Twee grote projecten voor railvervoer. 1. de betuwelijn. Spoorweg verbinding vann Rdam naar Emmerich. Hierdoor zal Rdam een snellere verbinding krijgen met het Europese achterland. 2. de hogesnelheidslijn. Van Amsterdam naar Belgie. Adam, Rdam schiphol hebben dan een rechtstreekse hogesnelheidsverbinding met brussel, londen, parijs. De bedoeling is dat de bereikbaarheid van de randstand groter wordt. Ook moet het het treingebruik bevorderen. Kortere reistijd door de snelheid. §2.3 de inrichting van knooppunten. • Bij intermodaal transport zijn de knooppunten belangrijk. Hier word gewisseld van transportmiddel. Ook worden verschillende netwerken aan elkaar gekoppeld. Knooppunten zijn opstappunten naar andere netwerken. (zeehaven – spoorwegstation) • In deze knooppunten gebeuren 4 dingen. 1. de transportmiddelen worden gewisseld; bv. trein - vrachtauto
2. de goederen worden geconcentreerd of opgesplitst; - goederen uit verschillende aanvoerpunten worden samengevoegd (groeperen) - of worden naar bestemming opgesplitst in kleinere hoeveelheden (degroeperen) 3. de goederen worden tot een te verzenden laadeenheid (bv: contrainer/pallet) samengevoegd of vanuit een laadeenheid weer opgesplitst in verschillende zendingen; 4. er wordt waarde aan de goederen toegevoegd; de goederen worden geschikt gemaakt voor de klant, bv. Door ze opnieuw te verpakken.
§2.4 invloed op de ruimtelijke kwaliteit. • De uitbreiding van infrastructuur en de inrichting van knooppunten hebben natuurlijk gevolgen. 1. infrastructuur vraagt ruimte. Conflicterend ruimtegebruik; als meerdere functies(bijvoorbeeld wonen, werken, recreatie, vervoer) in een bepaald gebied een plaats moeten krijgen, dan bestaat de kans dat de functies met elkaar botsen. 2. gevolgen voor milieu en landschap. Grootschalige infrastructuurprojecten (zoals de Betuwelijn.) hebben een grote invloed op de omgeving. Vaak is er sprake van aantasting van de belevingswaarde en toekomstwaarde. Vaak wordt immers het landschap omgevormd. (zie bron 14!)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.