Migratie en mobiliteit
Hoofdstuk 1 On the move
1.1 Waar het gras groener is
Geografische mobiliteit: mensen verplaatsen zich omdat ze denken ergens anders beter te kunnen leven.
Cirkelmigratie: gastarbeiders komen naar Nederland, om het verdiende geld later in het herkomst land te gebruiken. De arbeiders bleven heen en weer reizen tussen Nederland en het herkomstgebied.
Gezinsherenigende migratie: de cirkelmigratie verandert in blijvende vestiging, het gezin komt over naar Nederland met de bedoeling hier te blijven wonen.
Gezinsvormende migratie: jongens en meisjes worden hier geboren, een deel van hen zoekt een partner in het herkomstgebied van hun ouders, deze laten ze vervolgens ook naar Nederland komen en er worden nieuwe gezinnen gevormd.
1.2 Waarom migreren mensen
Macroniveau: een ongelijke wereld er zijn ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. Internationale taakverdeling: de koloniën leverden grondstoffen en agrarische producten. De rijke landen produceerden industrieproducten. Er groeiden een centrum-periferiestructuur waarbij de periferie voor haar ontwikkeling sterk afhankelijk was van het centrum.
Mesoniveau: mensen migreren naar bepaalde gebieden omdat:
- Complementair de gebieden moeten elkaar aanvullen. Het zijn aantrekkings- en afstotingsfactoren. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van mobiliteit.
- Transporteerbaarheid bij mobiliteit moet transport van A naar B mogelijk zijn.
- Afwezigheid van tussenliggende mogelijkheden. Er mogen geen alternatieven zijn. Van A naar B mag er geen C zijn.
Er zijn pullfactoren, die mensen aantrekken en pushfactoren die mensen afstoten.
Integratie: proces van aanpassing en opname in de samenleving van het vestinggebied.
1.3 Door migratie wordt alles anders
Er zijn vaak veel gevolgen van migratie, zeker als het gaat om internationale arbeidsmigratie. Emigratiegebieden in ontwikkelingslanden zijn vrijwel altijd gebieden met weinig bestaansmogelijkheden. Mensen trekken weg uit overbevolkte gebieden, dit is wel beter voor de achterblijvers. (ruraal-urbane migratie = van platteland naar stad). Het kan ook dat migranten vanuit hun nieuwe woongebied geld overmaken naar hun herkomstgebied, dit is goed voor de betalingsbalans.
• Door migratie komen er in de herkomstgebieden verschillen in inkomen, prijzen en woonomstandigheden.
• De bevolkingsopbouw verandert. Ook zorgen de migranten voor verandering van normen en waarden.
• Mensen gaan verder uit elkaar wonen. En ook landbouw kan veranderen.
• Mensen verliezen geloof in een toekomst in het eigen land, migranten lijken het veel beter te hebben.
H2 Migratie: overal hetzelfde en toch overal anders
2.1 Migratie in Europa
Je hebt migratie door verschillende factoren, namelijk: politieke migratie, economische migratie en sociale migratie.
Politieke migratie:
• ’45-’65 1,3 mln. Franse uit Algerije naar Frankrijk terug
• Na de onafhankelijkheid van Indonesië kwamen er zo’n 250000 Indische Nederlanders naar Nederland.
• In Italië kwam bijna een half mln. Uit Afrika terug.
• Het Britse koloniale rijk viel uiteen. Daardoor kreeg Engeland te maken met repatriëring van Engelse bestuursambtenaren en kolonisten: ze keerden terug naar Engeland.
Door het ijzeren gordijn repatrieerden etnische Duitsers (aussiedler).
Economische migratie:
Deze stroom bestaat vooral uit gastarbeiders. Door tekort aan ongeschoolde arbeiders in West-Europa, werden deze uit andere landen gehaald.
Sociale en politieke migratie:
Gezinshereniging, illegale migratie en politieke vluchtelingen en asielzoekers.
2.2 is Nederland een bijzonder immigratieland binnen Europa?
Veel landen vormen een actief migratie beleid. Het richt zich bijv. op het niet toelaten van immigranten of het stimulering van emigratie en retourmigratie. Nederland is een immigratieland door de volgende principes:
1) vrije emigratie en immigratie van staatsburgers.
2) verlenen van toegang voor het nationale belang.
3) het verlenen van toegang op grond van mensenrechten of sociale of humanitaire waarden.
In het Verdrag van Schengen worden de gevolgen van de opheffing van de grenscontroles tussen de aangesloten EU-landen geregeld.
Zie voor de rest in boek.
2.3 hoe beïnvloedt migratie de bevolkingssamenstelling en bevolkingsspreiding?
Migratie heeft gevolgen voor de bevolkingssamenstelling in zowel het vestinggebied al sin het vertrekgebied. De kwantitatieve aspecten van de bevolking kunnen veranderen, zoals de omvang van de bevolking. Maar ook voor de kwalitieve aspecten van de bevolking heeft het gevolgen: bijv. religie, sekse, ontwikkelingspeil, herkomst en cultuur. Het kan ook nog ruimtelijke gevolgen hebben. Vaak verandert het bevolkingsspreidingspatroon.
Voor de vertrekgebieden zijn de gevolgen:
Bevolkingsopbouw, bestaansmogelijkheden. (bijv. braindrain)
Voor de vestinggebieden zijn de gevolgen:
Percentage allochtonen gaat omhoog. Door hogere vruchtbaarheid onder allochtone vrouwen. Door selectieve migratie komen er wijken met alleen allochtonen.
2.4 wat zijn de gevolgen van urbanisatie in ontwikkelingslanden?
Urbanisatie wordt bepaald door drie processen:
1) natuurlijke groei van de stedelijke bevolking
2) de trek van het platteland naar de stad
3) de inlijving door de stad van het omringende platteland
Ontwikkelingslanden worden meestal gekenmerkt door overurbanisatie. Dat wil zeggen dat de groei van stedelijke bevolking sterker toeneemt dan de bestaansmogelijkheden. Er is sterke groei van de informele sector. (scharrelsector, vluchtsector of laastekanssector) kleinschalig, arbeidsintensief, traditionele productie en handelstechnieken, weinig machines. Involutie: het karakter van de informele sector verandert niet.
H3 Mobiliteit en leefomgeving
3.1 Waardoor neemt de mobiliteit toe?
Mobiliteit: alle ruimtelijke bewegingen en verplaatsingen van mensen, goederen, ideeën, energie en materie. Gebruik van auto automobiliteit. Door de toegenomen mobiliteit is er ook een toename van verkeer verkeersintensiteit.
• Toenemend autobezit: door de groei van het aantal inwoners en huishoudens, en de toenemende welvaart.
• Toenemend autogebruik: door suborbanisatie van wonen er werken (forensisme), door groei van vrijetijdsbesteding en door de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens.
3.2 Mobiliteit en leefomgeving
Als het verkeersaanbod groter is dan de bestaande infrastructuur kan verwerken, ontstaat er congestie (= verstopping van wegen).
Congestie in de stad: afnemende bereikbaarheid.
Congestie op autowegen: er komen files, die economische schade opleveren.
Uitbreiding en verbetering van de infrastructuur heeft drie soorten gevolgen:
1) verstening van de omgeving
2) verandering van het landschap
3) verontreiniging en hinder
3.3 automobiliteit in goede banen?
Mobiliteit is een noodzaak maar brengt over veel problemen met zich mee. Om mobiliteit zonder nadelige effecten te bevorderen voert de overheid een mobiliteitsbeleid en congestie beleid.
- maatregelen die het autogebruik afremmen.
- maatregelen die collectief vervoer stimuleren.
- maatregelen waardoor de capaciteit van de beschikbare infrastructuur wordt benut.
Hoofdstuk 1 On the move
1.1 Waar het gras groener is
Geografische mobiliteit: mensen verplaatsen zich omdat ze denken ergens anders beter te kunnen leven.
Cirkelmigratie: gastarbeiders komen naar Nederland, om het verdiende geld later in het herkomst land te gebruiken. De arbeiders bleven heen en weer reizen tussen Nederland en het herkomstgebied.
Gezinsherenigende migratie: de cirkelmigratie verandert in blijvende vestiging, het gezin komt over naar Nederland met de bedoeling hier te blijven wonen.
1.2 Waarom migreren mensen
Macroniveau: een ongelijke wereld er zijn ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. Internationale taakverdeling: de koloniën leverden grondstoffen en agrarische producten. De rijke landen produceerden industrieproducten. Er groeiden een centrum-periferiestructuur waarbij de periferie voor haar ontwikkeling sterk afhankelijk was van het centrum.
Mesoniveau: mensen migreren naar bepaalde gebieden omdat:
- Complementair de gebieden moeten elkaar aanvullen. Het zijn aantrekkings- en afstotingsfactoren. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van mobiliteit.
- Transporteerbaarheid bij mobiliteit moet transport van A naar B mogelijk zijn.
- Afwezigheid van tussenliggende mogelijkheden. Er mogen geen alternatieven zijn. Van A naar B mag er geen C zijn.
Er zijn pullfactoren, die mensen aantrekken en pushfactoren die mensen afstoten.
Integratie: proces van aanpassing en opname in de samenleving van het vestinggebied.
1.3 Door migratie wordt alles anders
Er zijn vaak veel gevolgen van migratie, zeker als het gaat om internationale arbeidsmigratie. Emigratiegebieden in ontwikkelingslanden zijn vrijwel altijd gebieden met weinig bestaansmogelijkheden. Mensen trekken weg uit overbevolkte gebieden, dit is wel beter voor de achterblijvers. (ruraal-urbane migratie = van platteland naar stad). Het kan ook dat migranten vanuit hun nieuwe woongebied geld overmaken naar hun herkomstgebied, dit is goed voor de betalingsbalans.
• De bevolkingsopbouw verandert. Ook zorgen de migranten voor verandering van normen en waarden.
• Mensen gaan verder uit elkaar wonen. En ook landbouw kan veranderen.
• Mensen verliezen geloof in een toekomst in het eigen land, migranten lijken het veel beter te hebben.
H2 Migratie: overal hetzelfde en toch overal anders
2.1 Migratie in Europa
Je hebt migratie door verschillende factoren, namelijk: politieke migratie, economische migratie en sociale migratie.
Politieke migratie:
• ’45-’65 1,3 mln. Franse uit Algerije naar Frankrijk terug
• Na de onafhankelijkheid van Indonesië kwamen er zo’n 250000 Indische Nederlanders naar Nederland.
• In Italië kwam bijna een half mln. Uit Afrika terug.
Door het ijzeren gordijn repatrieerden etnische Duitsers (aussiedler).
Economische migratie:
Deze stroom bestaat vooral uit gastarbeiders. Door tekort aan ongeschoolde arbeiders in West-Europa, werden deze uit andere landen gehaald.
Sociale en politieke migratie:
Gezinshereniging, illegale migratie en politieke vluchtelingen en asielzoekers.
2.2 is Nederland een bijzonder immigratieland binnen Europa?
Veel landen vormen een actief migratie beleid. Het richt zich bijv. op het niet toelaten van immigranten of het stimulering van emigratie en retourmigratie. Nederland is een immigratieland door de volgende principes:
1) vrije emigratie en immigratie van staatsburgers.
3) het verlenen van toegang op grond van mensenrechten of sociale of humanitaire waarden.
In het Verdrag van Schengen worden de gevolgen van de opheffing van de grenscontroles tussen de aangesloten EU-landen geregeld.
Zie voor de rest in boek.
2.3 hoe beïnvloedt migratie de bevolkingssamenstelling en bevolkingsspreiding?
Migratie heeft gevolgen voor de bevolkingssamenstelling in zowel het vestinggebied al sin het vertrekgebied. De kwantitatieve aspecten van de bevolking kunnen veranderen, zoals de omvang van de bevolking. Maar ook voor de kwalitieve aspecten van de bevolking heeft het gevolgen: bijv. religie, sekse, ontwikkelingspeil, herkomst en cultuur. Het kan ook nog ruimtelijke gevolgen hebben. Vaak verandert het bevolkingsspreidingspatroon.
Bevolkingsopbouw, bestaansmogelijkheden. (bijv. braindrain)
Voor de vestinggebieden zijn de gevolgen:
Percentage allochtonen gaat omhoog. Door hogere vruchtbaarheid onder allochtone vrouwen. Door selectieve migratie komen er wijken met alleen allochtonen.
2.4 wat zijn de gevolgen van urbanisatie in ontwikkelingslanden?
Urbanisatie wordt bepaald door drie processen:
1) natuurlijke groei van de stedelijke bevolking
2) de trek van het platteland naar de stad
3) de inlijving door de stad van het omringende platteland
Ontwikkelingslanden worden meestal gekenmerkt door overurbanisatie. Dat wil zeggen dat de groei van stedelijke bevolking sterker toeneemt dan de bestaansmogelijkheden. Er is sterke groei van de informele sector. (scharrelsector, vluchtsector of laastekanssector) kleinschalig, arbeidsintensief, traditionele productie en handelstechnieken, weinig machines. Involutie: het karakter van de informele sector verandert niet.
H3 Mobiliteit en leefomgeving
3.1 Waardoor neemt de mobiliteit toe?
Mobiliteit: alle ruimtelijke bewegingen en verplaatsingen van mensen, goederen, ideeën, energie en materie. Gebruik van auto automobiliteit. Door de toegenomen mobiliteit is er ook een toename van verkeer verkeersintensiteit.
• Toenemend autogebruik: door suborbanisatie van wonen er werken (forensisme), door groei van vrijetijdsbesteding en door de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens.
3.2 Mobiliteit en leefomgeving
Als het verkeersaanbod groter is dan de bestaande infrastructuur kan verwerken, ontstaat er congestie (= verstopping van wegen).
Congestie in de stad: afnemende bereikbaarheid.
Congestie op autowegen: er komen files, die economische schade opleveren.
Uitbreiding en verbetering van de infrastructuur heeft drie soorten gevolgen:
1) verstening van de omgeving
2) verandering van het landschap
3) verontreiniging en hinder
3.3 automobiliteit in goede banen?
Mobiliteit is een noodzaak maar brengt over veel problemen met zich mee. Om mobiliteit zonder nadelige effecten te bevorderen voert de overheid een mobiliteitsbeleid en congestie beleid.
- maatregelen die het autogebruik afremmen.
- maatregelen waardoor de capaciteit van de beschikbare infrastructuur wordt benut.
REACTIES
1 seconde geleden