Module 3 Migratie en mobiliteit
Hfst 1 On the move
§ 1 Waar het gras groener is
Omdat mensen elders denken te vinden wat ze thuis niet hebben, verplaatsen ze zich. Dit heet geografische mobiliteit. Het zijn stromen van mensen, goederen, energie, ideeën en informatie tussen gebieden. Er zijn veel vormen van mobiliteit:
• Ruraal-urbaan: van het platteland naar de stad (ook wel urbanisatie)
• Urbaan-ruraal: van de stad naar het platteland
• Ruraal-ruraal: van het platteland naar het platteland
• Urbaan-urbaan: van de stad naar de stad
• Centrum-periferie: van het centrum (waar de macht wordt uitgeoefend) naar randgebieden
• Periferie-centrum: van een randgebied naar het centrum
• Traditioneel-modern: van een traditionele omgeving naar een moderne omgeving
Circulatie is een vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen tijdelijk van (woon)plaats veranderen. Hierbij overschrijden ze een grens tussen 2 plaatsen. Migratie is een vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen permanent van woonplaats veranderen. Ook hierbij overschrijden ze een grens tussen 2 plaatsen.
Er zijn verschillende fasen te onderscheiden in de migratie van Turken en Marokkanen naar Nederland:
1. 1961-1973. Cirkelmigratie van gastarbeiders.
Mannen werden geworven door bedrijven. Ze zouden hier tijdelijk blijven en daarna het verdiende geld in het herkomstland gebruiken. Ze trokken heen en weer tussen het herkomstgebied en Nederland. Dit heen en weer trekken had een permanent karakter, omdat het plaatsvond zolang de migrant werkte. Dit heet cirkelmigratie. Er zijn verschillende voorwaarden voor het ontstaan van cirkelmigratie:
a: De traditionele productiewijze is ontoereikend voor het gezinsinkomen.
b: De achterblijvende familieleden doen het werk op het traditionele bedrijfje.
c: Er moeten mogelijkheden zijn om elders loonarbeid te verrichten.
d: De afstand tussen het herkomst- en het vestigingsgebied moet niet te groot zijn.
e: De gastarbeider moet regelmatig terug naar huis kunnen zonder dat zijn arbeidsplaats gevaar loopt.
f: De gastarbeider voelt zich in het vestigingsgebied uitsluitend arbeidskracht. Hij neemt nauwelijks deel aan het sociale leven en ziet zijn toekomst in het herkomstland.
2. 1973-1983. Gezinsherenigende migratie en opkomst van illegale migratie.
Als een vreemdeling (een deel van) zijn/haar gezin vanuit het buitenland naar Nederland wil laten komen noem je dit gezinsherenigende migratie. Het gaat om gezinsleden die al deel uitmaakten van het gezin voor dat hij of zij naar NL kwam.
Ook komen er steeds meer illegale migranten naar NL.
3. vanaf 1983. Gezinsvormende migratie en voorgaande illegale migratie.
Gezinsvormende migratie is als iemand in NL een vreemdeling uit het buitenland hier naartoe wil laten komen om te gaan trouwen of samenwonen. Het gaat hierbij om tweede generatie migranten die in NL een gezin willen stichten.
§ 2 Waarom migreren mensen?
Een belangrijke voorwaarden voor het ontstaan van mobiliteit zijn de verschillen tussen gebieden. Een andere voorwaarde is dat men kennis heeft over de verschillen. Voor een volledig antwoord op de vraag kijk je naar factoren op 3 niveaus.
Macroniveau:
• De belangrijkste ongelijkheid in de wereld is die tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. Dit heet ook wel de noord-zuidtegenstelling.
• De ontwikkeling van de rijke en arme landen.
• Ontstaan van politieke problemen en schendingen van de mensenrechten.
• Ongelijke regionale ontwikkeling
• Internationale ongelijkheid, ongelijkheid binnen landen, ongelijkheid tussen stad en platteland.
Mesoniveau:
• De kans op mobiliteit wordt groter als er wordt voldaan aan de volgende 3 voorwaarden:
1: Complementariteit: Aanvulbaarheid. Gebieden vullen elkaar aan, omdat ze van elkaar verschillen. Daardoor ontstaan er migratiestromen, verkeersstromen of goederenstromen. Er is bijv. sprake van complementariteit als het arbeidsoverschot in het ene gebied wordt gebruikt om het arbeidstekort in het andere gebied aan te vullen.
2: Transporteerbaarheid: De mogelijkheid om goederen, ideeën, energie en mensen van het ene gebied naar het andere te vervoeren. Dit is afhankelijk van de kosten en tijd.
3: Afwezigheid van tussenliggende mogelijkheden: Tussen 2 gebieden zal geen mobiliteit van personen, goederen, energie en ideeën ontstaan als er alternatieven zijn.
Dit alles is de theorie van Ullman.
• Migratie wordt beïnvloedt door push- en pullfactoren en tussenliggende hindernissen. De pullfactoren zijn de aantrekkingsfactoren. Het zijn omstandigheden in een gebied die als gunstig worden ervaren. De pushfactoren zijn de afstotingsfactoren. Het zijn de omstandigheden in een gebied die als ongunstig worden ervaren.
Microniveau:
• Individuele motieven en mogelijkheden.
Integratie is het proces van aanpassing van (andere) etnische groepen en opname in de samenleving. Integratie is mogelijk met geheel of gedeeltelijk behoud van identiteit. Er zijn twee definities van allochtoon en autochtoon.
Smal: inwoners die geboren en (deels) getogen zijn in het buitenland en zich ook buitenlander voelen.
Allochtoon
Ruim: inwoners die zelf geboren en (deels) getogen zijn in het buitenland of waarvan minstens 1 van de ouders in het buitenland geboren is.
Smal: inwoners van een land die in dat land geboren en getogen zijn en die de nationaliteit hebben van het land waarin ze geboren zijn.
Autochtoon
Ruim: inwoners van een land die in dat land geboren en getogen zijn en waarvan ook beide ouders in NL geboren zijn.
§ 3 Door migratie wordt alles anders
Migratie heeft vaak grote gevolgen voor het herkomstgebied van de migranten. Door de arbeidsmigratie stroomt er veel geld naar Turkije en Marokko. De arbeidsmigranten investeren veel in de bouw van nieuwe huizen. Arbeidsmigratie is een vorm van migratie waarbij men gaat migreren om elders te werken. De welvaart stijgt in de herkomstgebieden. Maar deze welvaart is afhankelijk van het geld dat verdiend wordt in West-Europa.
Arbeidsmigratie leidt ook tot vergroting van de ongelijkheid tussen families met en families zonder migranten. Migratie leidt ook tot de verandering van de cultuur in de herkomstgebieden en het verlangen van jongeren om ook het gebied te verlaten.
Hfst 2 Migratie: overal hetzelfde en toch overal anders
§ 1 Migratie in Europa
Politieke migratie, migratie om politieke redenen, zoals schending van de mensenrechten, gebrek aan veiligheid, onafhankelijk worden van koloniën.
Migratie Economische migratie, migratie om economische redenen. Vooral het gevolg van verschillen in welvaart, economische bestaansmogelijkheden en werkgelegenheid.
Sociale migratie, migratie om sociale redenen, zoals gezinshereniging, gezinsvorming en mensenrechten.
1945-1960: Politieke migratie:
Doordat veel gekoloniseerde gebieden onafhankelijk werden kwamen er grote migratiestromen op gang.
- Fransen keerden terug uit Algerije
- Indische Nederlanders kwamen naar Nederland. Leden van het KNIL kwamen met hun gezinnen naar Nederland.
- In Italië kwamen een half miljoen vluchtelingen uit de vroegere Afrikaanse koloniën terug.
- Engeland kreeg te maken met de repatriëring van Engelse bestuursambtenaren en Britse kolonisten. Repatriëring is de terugkeer van kolonisten. Remigratie van eerder geëmigreerde naar het land van herkomst. Dit gebeurde massaal na de onafhankelijkheid van voormalige koloniën van westerse landen.
In deze periode ontstond er ook politieke migratie door het IJzeren Gordijn. Na WOII repatrieerden
etnische Duitsers uit veel Midden-Europese landen. Etnische Duitsers zijn mensen die de Duitse taal
spreken en van Duitse afkomst zijn. Deze Duitsers noem je Aussiedler.
1961-1973: Economische migratie:
Door het tekort aan ongeschoolde arbeidskrachten in West-Europa en het overschot aan arbeidskrachten in landen rond de Middellandse Zee ontstond er een migratiestroom van gastarbeiders. Iedereen ging er vanuit dat deze mensen maar tijdelijk bleven en beschouwde ze als circulanten (circulatie is een vorm van geografische mobiliteit waarbij mensen tijdelijk van woonplaats veranderen). Voor Turken en Marokkanen waren de mogelijkheden voor terugkeer zeer beperkt en hun verblijf werd steeds meer permanent.
1973-heden: Sociale en politieke migratie:
In deze periode gaat het om gezinshereniging, illegale migratie en de komst van politieke vluchtelingen en asielzoekers. Bijzonder waren de Surinaamse vluchtelingen en de Zuid-Molukkers.
Het aantal politieke vluchtelingen en asielzoekers stijgt sterk na 1980. Politieke vluchtelingen zijn mensen die gegronde redenen hebben om te vrezen dat zij in hun eigen land vervolgd worden vanwege een godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit of omdat zij behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groepering. Economische vluchtelingen zijn mensen die hun geboortesteek ontvluchten vanwege honger, werkloosheid of een gebrekkig bestaan. Ze hopen elders een beter bestaan op de bouwen. Asielzoekers zijn vreemdelingen die om uiteenlopende redenen hun land hebben verlaten om in een ander land bescherming te zoeken. Zij vragen dan asiel. De immigratie- en naturalisatiedienst onderzoekt of de asielzoeker een vluchteling is volgens het verdrag van Geneve en dus toegelaten kan worden in Nederland.
Om sociale redenen werd gezinshereniging toegestaan.
Iemand die huis en haard gedwongen heeft verlaten noem je een vluchteling. Vanaf het moment dat hij ergens asiel aanvraagt, noem je hem een asielzoeker. Illegalen zijn vreemdelingen die in Nederland blijven zonder toestemming van de regering.
§ 2 Is Nederland een bijzonder immigratieland binnen Europa?
Veel landen voeren een actief migratiebeleid. Dit is het geheel van geplande overheidsmaatregelen met het doel de omvang, aard en richting van migratiestromen te beïnvloeden. Veel landen stimuleren retourmigratie, ofwel remigratie. Dit is terugkeermigratie naar het herkomstgebied.
Nederland is al lang een immigratieland door drie algemeen geldende principes:
1. vrije emigratie en immigratie van staatsburgers
2. het verlenen van toegang voor nationaal belang
3. het verlenen van toegang op grond van mensenrechten of sociale of humanitaire waarden
Deze principes gelden voor alle landen in de EU. In het Verdrag van Schengen is vastgelegd dat vrij personenverkeer wordt toegestaan tussen de ondertekenende landen van het verdrag. Dat betekent dat er geen grenscontroles worden gehouden tussen de ‘Schengenlanden’ (NL, België, Luxemburg, DL, FR, Spanje en Portugal).
Nederland is net als andere EU-landen een immigratieland. Net als in andere EU-landen is er sprake van politieke, economische en sociale migratie. Maar de mix van type migratie en de samenstelling van de Nederlandse allochtone bevolking is eigen voor NL. Ook wijkt NL af van andere landen op het gebied van toelatingseisen.
Bij de voorspelling van immigratie moet je letten op:
- Push en pullfactoren in het land van herkomst (arbeidsmarkt, respecteren mensenrechten, migrantenbeleid)
- Kenmerken migrantenbevolking (juridische status, demografische opbouw)
- Push en pullfactoren in het land van vestiging (arbeidsmarkt, respecteren mensenrechten, sociaal migratiebeleid)
§ 3 Hoe beïnvloedt migratie de bevolkingssamenstelling en bevolkingsspreiding?
Migratie heeft verschillende gevolgen voor zowel het vestigings- als het vertrekgebied:
- De kwantitatieve aspecten van de bevolking kunnen veranderen. De getalsmatige aspecten van de bevolking veranderen door omvangrijke migratie. Het gaat om toe- en afname van bevolkingsomvang en om veranderingen in de verhouding tussen ouderen en jongeren.
- De kwalitatieve aspecten van de bevolking kunnen veranderen. Hierbij kijk je naar de kenmerken van bevolking die betrekking hebben op religie, sekse, ontwikkelingspeil, herkomst en cultuur.
- Migratie kan ook ruimtelijke gevolgen hebben. Vaak verandert het bevolkingsspreidingspatroon. Dit is de wijze waarop de bevolking over het landschap verdeeld is. We onderscheiden de volgende spreidingspatronen: regelmatig, geclusterd, lineair, radiaal, concentrisch of willekeurig.
Gevolgen van migratie voor vertrekgebieden:
- Gevolgen voor bevolkingsopbouw: emigratie is een selectief proces, aan een dorp kun je zien welke groep mensen er is weggegaan.
- Gevolgen voor bestaansmogelijkheden: Als het om arbeidsmigratie gaat, kunnen de geldovermaking naar het vertrekgebied aanzienlijke gevolgen hebben. De achterblijvers hoeven de armoede met minder mensen te delen. Het geld zorgt voor meer bestaansmogelijkheden.
Het wegtrekken van hooggeschoolden, de braindrain, zal vooral negatieve gevolgen hebben. Braindrain betekent hersen-aftap, het wegtrekken van hooggeschoolden uit gebeid. Daardoor verdwijnt de knowhow van een gebied.
Gevolgen van migratie voor vestigingsgebieden:
Het percentage allochtonen zal in de toekomst toenemen. Dit komt niet alleen door het immigratieoverschot, maar ook door het grotere bevolkingsoverschot onder allochtonen. Veel immigranten blijven gehecht aan hun eigen cultuur en die kun je zien aan de hogere vruchtbaarheid. Dit is het aantal kinderen dat geboren wordt in een groep vrouwen in de leeftijd van 15-45 jaar. Door de hogere vruchtbaarheid compenseren de allochtonen de vergrijzing een beetje.
Allochtonen zijn in het vestigingsgebied vaak zeer ongelijk over de ruimte verspreid:
Macroniveau: Westen van Nederland
Mesoniveau: In de grote steden
Microniveau: In de achterstandswijken
Selectieve migratie is migratie waarbij slechts een bepaalde groep betrokken is, bijvoorbeeld mensen met lage inkomens of mensen van een bepaald volk dat bedreigd wordt.
§ 4 Wat zijn de gevolgen van urbanisatie in ontwikkelingslanden?
Urbanisatie is de trek van het platteland naar de stad. Ook wel: de groei van het percentage van de bevolking dat in de steden woont. Urbanisatie wordt bepaald door 3 processen:
1. De natuurlijke groei van de stedelijke bevolking.
2. De trek van het platteland naar de stad (ruraal-urbane migratie).
3. De inlijving door de stad van het omringende platteland.
Bij een lage urbanisatiegraad wordt het verschil in bevolkingsgroei tussen stad en platteland vooral veroorzaakt door de trek naar de stad. Hoe hoger de urbanisatiegraad, des te groter is de betekenis van de natuurlijke bevolkingsgroei.
Ontwikkelingslanden worden meestal gekenmerkt door overurbanisatie. Hierbij neemt de groei van de stedelijke bevolking sterker toe dan de bestaansmogelijkheden. Daardoor ontstaan grote verschillen tussen arm en rijk. In deze gebieden is er sterke groei van de informele sector. Dat is het geheel van kleine bedrijfjes en activiteiten die niet formeel (d.w.z. binnen de wet en met vergunning) bestaan en plaatsvinden. Deze sector heet ook wel scharrelsector, vluchtsector of laatste-kanssector)
De kenmerken zijn:
- Kleinschalig
- Arbeidsintensief
- Traditionele productie en handelstechnieken
- Weinig machines
- Gebruik van onbezielde energie
Het proces waarbij steeds meer mensen worden opgenomen in de informele sector zonder dat het karakter ervan verandert, noem je involutie. Hierdoor is sprake van gedeelde armoede.
In de tweede helft van de jaren 70 realiseerde de overheid zich dat het accepteren van krottenwijken en het legaliseren daarvan voor de mensen die er wonen een woonzekerheid geeft waarbinnen ze geleidelijk aan in staat zijn hun huis te verbeteren.
Het model van Turner kent 3 fasen:
1. De migrant woont op straat, dichtbij de plaatsen waar eventueel werk te vinden is.
2. De migrant huurt woonruimte in de slechte woonbuurten in de binnenstad (slums). Hierdoor kan hij het gezin beter huisvesten en woont hij toch dichtbij zijn werk.
3. De migrant heeft vast werk en trekt naar de krottenwijken aan de rand van de stad. Hier bouwt hij zelf een huisje en beetje bij beetje verbetert hij dit.
Migratie hfst 3 Mobiliteit en leefomgeving
§ 1 Waardoor neemt de mobiliteit toe?
Onder mobiliteit verstaan we alle ruimtelijke bewegingen en verplaatsingen van mensen, goederen, ideeën, energie en materie.
Personen
Sociaal-geografische Goederen
Informatie
Geografische mobiliteit
Energie
Fysisch-geografisch Materie
Automobiliteit is het gebruik van de auto voor allerlei verplaatsingen, zoals reizen tussen wonen en werken, familiebezoek, inkopen doen, recreëren en vakantie. De toegenomen mobiliteit heeft gezorgd voor meer verkeer van zowel personenauto’s als vrachtauto’s. Er wordt gesproken van een toename van de verkeersintensiteit. Dit is het aantal auto’s, zowel personen- als vrachtauto’s, dat op een bepaald moment van de infrastructuur in een gebied gebruik maakt.
Twee factoren spelen een rol bij het toegenomen autobezit, het aantal auto’s, die de inwoners van een gebied bezitten:
1. De groei van het aantal inwoners en huishoudens.
2. De toenemende welvaart.
Naast het autobezit is ook het autogebruik fors toegenomen. Bij het autogebruik gaat het om het aantal verplaatsingen en de verplaatsingsafstand met de auto. De volgende factoren spelen een rol bij de toegenomen afstand:
1. Suburbanisatie van wonen en werken. Suburbanisatie is een migratiebeweging waarbij mensen wegtrekken uit de steden naar naburige dorpen op het platteland. Hierdoor moeten ze een grotere afstand naar hun werk afleggen. Zo ontstond ook forensisme, het verschijnsel waarbij arbeidskrachten buiten de woongemeente werken en dagelijks op en neer reizen tussen woon- en werkplek. Ook wel pendel genoemd.
2. Groei van vrijetijdsbesteding. De laatste jaren is de welvaart toegenomen en hierdoor is de besteding van vrije tijd belangrijker geworden.
3. Groei van het aantal eenpersoonshuishoudens. Het aantal huishoudens is sterker gestegen dan de bevolking, als gevolg van meer eenpersoonshuishoudens.
Verplaatsingen worden steeds meer individuele verplaatsingen, het gevolg is een toename van het autobezig en autogebruik.
§ 2 Mobiliteit en leefomgeving
Als het verkeersaanbod groter is dan de bestaande infrastructuur kan verwerken, ontstaat er congestie. Dit is opstopping van de wegen. In steden leidt dit tot een slechte doorstroming en grote parkeerproblemen. Op de wegen in landelijk gebied ontstaan files.
Binnensteden kampen met een afnemende bereikbaarheid. Dit is het gemak waarmee een bepaalde plaats bereikt kan worden, uitgedrukt in tijd, geld en/of moeite. De vertragingen die opgelopen worden in files worden berekend in voertuigverliesuren.
Uitbereiding en verbetering van de infrastructuur heeft drie soorten gevolgen:
1. Verstening van de omgeving.
2. Verandering van het landschap.
3. Verontreiniging en hinder.
§ 3 Automobiliteit in goede banen?
Om de mobiliteit zonder nadelige effecten te bevorderen, voert de overheid een mobiliteitsbeleid en congestiebeleid. Het mobiliteitsbeleid is het geheel van geplande maatregelen met het doel de effecten van de toenemende (auto)mobiliteit te beheersen. De maatregelen zijn gericht op:
• Het verminderen van het autogebruik.
• Het bevorderen van het collectief vervoer.
• Congestiebeleid, het geheel van geplande maatregelen met het doel de congestie te verminderen door de capaciteit van de bestaande infrastructuur te vergroten.
Dan voert de overheid ook nog een locatiebeleid. Dit is het geheel van geplande maatregelen met het doel bedrijven op een dusdanige locatie te krijgen dat ze goed bereikbaar zijn en er tegelijkertijd geen congestie ontstaat. Het locatiebeleid is onderdeel van het mobiliteitsbeleid en is gericht op het verminderen van het autogebruik. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen de locaties:
A-locatie: goed bereikbaar per openbaar vervoer.
B-locatie: zowel met openbaar vervoer als auto goed bereikbaar.
C-locatie: goed bereikbaar per auto.
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
Hallo ik wilde even zeggen dat je een hele goede samenvatting van mimo (AK) op scholieren.com hebt gezet!
Top!
Hoop dat mn tentamens goed gaan komen :)
20 jaar geleden
AntwoordenY.
Y.
y3et
6 jaar geleden
Y.
Y.
R0BL0X
6 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
no u
6 jaar geleden
Antwoorden