Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1303 woorden
  • 21 juni 2004
  • 163 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
163 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: Hoe verschillen woonomstandigheden? Bij het beschrijven van woningen let je op: ˜ Woningtype (eengezins- of meergezinshuizen) ˜ Eigendom (koop- of huurhuizen) ˜ Kwaliteit ˜ Grootte
Woonomgeving: het gebied waar je huis staat. Bij een beschrijving van je woonomgeving kun je letten op: ˜ Verschil tussen bebouwd en onbebouwd gebied ˜ De verkeerssituatie ˜ Het soort voorzieningen ˜ De samenstelling van de bevolking
Bevolkingskenmerken die invloed hebben op de woonomgeving zijn: ˜ Samenstelling naar leeftijd en geslacht ˜ Het soort werk dat mensen doen ˜ Culturele kenmerken

Welvaart: de rijkdom van mensen. Cultuur: de gewoonten en gebruiken van mensen. Leefbare omgeving: als een gebied voor de bewoners aantrekkelijk is om in te leven. De leefbaarheid hangt af van: ˜ De inrichting ˜ De manier waarop men met de ruimte omgaat. Bevolkingspiramide: een grafiek met gegevens over de leeftijden en geslacht. Wijk: een deel van een stad of dorp. Buurt: een kleiner deel van een wijk. Vier soorten woonwijken: ˜ Oude woonwijken ˜ Tuinwijken ˜ Flatwijken ˜ Nieuwe woonwijken
Verschillen tussen wijken zie je door te letten op vijf kenmerken: ˜ Woningdichtheid ˜ Aantal bouwlagen ˜ Oppervlakte groen ˜ Het stratenpatroon ˜ De parkeerruimte
Stedelijke gebieden: dichterbevolkt, met veel meer bebouwd gebied, er is veel verkeer, er zijn veel voorzieningen en er is veel werk. Landelijke gebieden: dunbevolkt, er zijn minder voorzieningen, er is meer open ruimte voor landbouw en natuur. Herinrichting: de verandering van de inrichting. De meeste wijken zijn aan twee dingen te herkennen: ˜ De functie van de wijk (bijv. woonwijken, winkelwijken, fabriekswijken enz.) ˜ De begrenzing
Randstad: grootste stedelijk gebied van Nederland. Groene hart: een groene zone met veel landbouw en natuur. Hoofdstuk 2: Is de gezondheidstoestand overal gelijk? Om de gezondheidstoestand van landen en gebieden te vergelijken kijken we naar drie kenmerken: ˜ Gemiddelde levensverwachting ˜ Sterftecijfer ˜ Zuigelingensterfte
Gemiddelde levensverwachting: het gemiddelde aantal jaren dat iemand nog te leven heeft. Sterftecijfer: het aantal sterftegevallen in een gebied per 1000 inwoners per jaar. Zuigelingensterfte: de sterfte per 1000 levendgeborenen in het eerste levensjaar. De gezondheidstoestand in stedelijke en landelijke gebieden verschilt weinig. Medische hulp en veilig drinkwater vind je overal in Nederland. Verschillen in de gezondheidstoestand hebben te maken met: ˜ Leeftijd ˜ Werk ˜ Manier van leven ˜ Woongebied
Bevolkingsdichtheid: het gemiddelde aantal inwoners per km2. ˜ De levensverwachting in Turkije is vrij hoog. ˜ Het sterftecijfer is laag en de zuigelingensterfte is hoog. ˜ Binnen Turkije verschilt de gezondheidstoestand tussen stad en platteland, het westen en het oosten en binnen steden tussen luxe en zelfbouwwijken. Drie verschillen in de gezondheidstoestand in Turkije: ˜ Verschil stad – platteland ˜ Verschil westen – oosten ˜ Verschillen binnen de stad
Gecekondu: zo heten de zelfbouwwijken in Turkije. De gezondheidstoestand in Turkije is minder goed dan de gezondheidstoestand in Nederland. Door de jonge bevolking heeft Turkije een lager sterftecijfer. Zuigeling: een baby. In een land met een slechte gezondheidstoestand sterven veel baby’s. In zo’n land worden lang niet alle baby’s ingeënt. Daardoor worden ze sneller ziek. Bij het klaarmaken van eten is water nodig. Als het drinkwater niet veilig is, worden baby’s sneller ziek. Als een baby ziek is, ga je naar een dokter. Maar niet elk land heeft even veel doktoren en ziekenhuizen. Ook kunnen lang niet alle mensen hulp betalen. In Turkije zijn de verschillen in gezondheid veel groter dan in bijv. Nederland. Dit komt doordt Turkije een veel groter land is. En ook veel minder rijk dan Nederland. Daardoor zijn niet alle huizen aangesloten op riolering of drinkwaterleiding. En er zijn gemiddeld ook minder doktoren. In arme gebieden is de gezondheidstoestand dan ook slechter. Dit geldt voor zelfbouwwijken, het platteland en het oosten van Turkije. Met welke drie kenmerken beschrijf je de gezondheidstoestand van een land of gebied? ˜ Gemiddelde levensverwachting ˜ Sterftecijfer ˜ Zuigelingensterfte

Drie groepen kenmerken hebben invloed op de gezondheidstoestand: ˜ Sociaal-economische kenmerken (let op, inkomen, opleiding en beroep) ˜ Demografische kenmerken (leeftijd van de bevolking) ˜ Woon- en leefomstandigheden (veilig drinkwater, riolering en afvalverwerking) Demografie: je beschrijft uit welke groepen een bevolking is samengesteld. Hoofdstuk 3: Hoe verschillen levensomstandigheden? Ontwikkeling van landen en gebieden lees je af aan twee groepen kenmerken: ˜ De rijkdom van een land ˜ Het welzijn van een land
Bruto Nationaal Product: het gemiddelde inkomen per inwoner (BNP). Derdewereldlanden: landen met lage inkomens en middeninkomens buiten Europa. Welzijn: (=levensomstandigheden) de omstandigheden waaronder mensen leven. Welzijnsindex: een lijst van landen van hoog naar laag welzijn, ook wel VN-index genoemd. Basisbehoeften: de zaken die iedereen nodig heeft om een menswaardig leven te hebben. Er zijn vier groepen basisbehoeften: ˜ Onderwijs ˜ Wonen ˜ Gezondheidszorg ˜ Voeding
Kampong: een krottenwijk in Indonesië. Wonen in kampongs; ˜ Niet alle kampongbewoners krijgen veilig drinkwater. ˜ De toiletten zijn aangesloten op een opslagtank of wordt direct geleegd op riviertjes en kanalen in de stad. ˜ De afvalreiniging verloopt matig. ˜ Er zijn weinig ziekenhuizen in Jakarta, kampongbewoners maken daar weinig gebruik van, ze zijn te arm. Voor de slechte levensomstandigheden van kampongbewoners zijn verschillende verklaringen: ˜ Het inkomen ˜ De snelle groei van de stadsbevolking
Verstedelijkingsgraad: het deel van de bevolking dat in een stad woont. De meeste mensen in Ethiopië wonen op het platteland. De levensomstandigheden zijn er slecht. Veel mensen krijgen niet de basisbehoeften. Oorzaken voor de slechte woonsituatie in lageinkomenslanden: ˜ Armoede ˜ Slechte gezondheidszorg ˜ Het tekort aan voeding ˜ Het tekort aan onderwijs
Hongersnood en oorlog maken de toestand in Ethiopië nog slechter. Hoofdstuk 4: Krijgen mensen voldoende zorg? Verzorgingsgebied: het gebied waar de mensen wonen die van een voorziening gebruikmaken. Het zorgaanbod heeft te maken met: ˜ Welvaart van het land ˜ De vraag naar zorg ˜ Bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding
Bevolkingsspreiding: de verdeling van mensen over een land. Ontgroening: het aantal jongeren in de bevolking neemt naar verhouding af. Vergrijzing: het aantal 65-plussers in de bevolking neemt naar verhouding toe. Dubbele vergrijzing: een toename van het aantal hoogbejaarden (80-plussers). De vraag naar zorg heeft met de bevolkingssamenstelling te maken. Ook de volgende drie kenmerken spelen een rol: ˜ Culturele verschillen ˜ Nieuwe medische technieken ˜ Nieuwe ziekten
De vraag naar personeel hangt af van: ˜ Hoeveel mensen die in de zorg werken gaan met pensioen? ˜ De vraag naar zorg ˜ De organisatie van de gezondheidszorg in de toekomst

Overige dingen
1e wereld: rijke westerse landen
2e wereld: zo werden communistische landen genoemd. Bestaat niet meer, op China na. 3e wereld: onderontwikkelde landen. Geboortecijfer: het aantal geboortes per 1000 inwoners per jaar. Sterftecijfer: het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar. Geboorteoverschot: het aantal geboortes min sterfgevallen. Sterfteoverschot: het aantal sterfgevallen min geboortes. Vestigingscijfer: het aantal vestigingen per 1000 inwoners per jaar van een gebied. Vertrekcijfer: het aantal vertrokkenen per 1000 inwoners per jaar van een gebied. Vestigingsoverschot: het aantal vestigingen min vertrokkenen. Vertrekoverschot: het aantal vertrokkenen min vestigingen. Natuurlijke bevolkingsgroei (positief): meer geboortes dan sterfgevallen. (negatief): meer sterfgevallen dan geboortes. Sociale bevolkingsgroei (positief): meer vestigingen dan vertrokkenen. (negatief): meer vertrokkenen dan vestigingen. Bevolkingsdiagram: de samenstelling van de bevolking wordt weergegeven naar leeftijd en geslacht. Op de verticale as staan de leeftijdsgroepen. Links van de verticale as staan de mannen en rechts staan de vrouwen. Op de horizontale as staan de aantallen. Piramide vorm: veel jongeren in de leeftijdsklassen 0-4, 5-9, 10-14 jaar. Dit is een groeiende bevolking. Granaat/Klokvorm: de bevolkingsopbouw is regelmatig. Het is een bevolking die weinig of niet toeneemt. Ui/Urn vorm: Weinig jongeren in de leeftijdsklassen 0-4, 5-9, 10-14 jaar. In verhouding heeft deze bevolkingsopbouw een verouderde bevolking. De bevolking neemt dan ook af. Conclusie bevolkingsdiagrammen Goor 1947 & 1990 ˜ De bevolking in Goor is toegenomen door een hoger vestigingscijfer, lager sterftecijfer. Dit komt door betere leefomstandigheden. ˜ Minder jongeren. Na de 2e wereld oorlog (1947) was er een babyboom, er werden ontzettend veel baby’s geboren. Deze mensen zijn in 1990 ongeveer 45 jaar. ˜ Weinig mensen tussen 20-24 jaar. Veel mensen gaan weg om elders te studeren. ˜ In 1990 meer mannen. Vaardigheden
5. Hoe werk je met aardrijkskundige vragen? Er zijn vier soorten aardrijkskundige vragen: ˜ Beschrijvende Waar ligt het gebied? Om welk verschijnsel gaat het? Hoe is dat verschijnsel in het gebied? ˜ Verklarende Kies uit; natuur economie politiek cultuur ˜ Voorspellende Hoe zal dat verschijnsel in het gebied zijn in de toekomst? ˜ Waarderende Wat is de situatie? Wat zijn de gevolge van de plannen? Wat is jouw mening?

REACTIES

E.

E.

hallo meneer/mevrouw

het werkstuk is niet overal goed.
want op sommige plekken slaat hij een regel over terwijl dat het over het zelfde gaat.
als ik dit zou in leveren op school zou mijn mentor zouzeggen dat het er onverzorgt uit ziet.
al met al ik zou er een kleine 6,5 voor geven!!!!!!!!!!!

de groeten
eline

16 jaar geleden

H.

H.

klopt niet,

13 jaar geleden

G.

G.

Wat klopt er dan niet aan je zet er alleen bij klopt niet

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.