Aardrijkskunde Hoofdstuk 4 ‘landschappen in Nederland’
§13 Nederland waterland
Eerst alleen Hoog - Nederland bewoonbaar (boven zeespiegel)
Mensen probeerde in Laag - Nederland te wonen: -vluchtheuvels
-terpen
-woerden
-werden
-wanden
+/- 1000 jaar -> eerste dijken -> eerste polders -> Laag - Nederland bewoonbaar.
Polders: stuk land omgeven door dijken, waarbinnen men waterstand kan regelen -> niet vol laten lopen (regen) -> wegpompen -> pompolders =gemaal
Meestal niet rechtstreeks terug naar zee -> boezem = tijdelijke bergplaats voor overtollig water -> bijv Kanaal, meer
Hoogteligging aangegeven -> NAP (normaal A’dams peil)
0-NAP -> vloed
1+NAP -> veilig
3 soorten polders: *Zeekleipolders, vind je in zeekleigebieden (Noorden, Zuiden, Westen) meeste 1+ en 2+ NAP -> werden pas ingedijkt bij land zo hoog opgeslibd zelfs bij vloed niet meer onder water -> kustland zelden onder water loopt = kwelder of schor.
*Veenpolders, laagveen gebieden in West - NL eerst ontwateren, is van nature moerassig, met windmolens drooggepompt -> bodem 1 a 2 meter ingeklinkt -> beschermen door dammen nu 1 a 2 meter onder NAP
*Droogmakerijen, oorspronkelijk meren, 1600 eerste meren leeggepompt. De drooggevallen bodems liggen nu soms meer dan 5 m onder NAP.
20e eeuw: strijd tegen water -> 2 gigantische waterwerken: Zuiderzee, Delta-werken bedoelt voor:
* veiligheid
* landwinning: droogleggen land -> vroeger grote behoeft landbouw
* zoetwaterhuishouding -> Zuiderzee was zout -> veel last verzilting (=groeit niks meer aan oever) ijselmeer = zoet
* recreatie: veel water- en oeversport
* noodzakelijke ontsluiting van vroeger geïsoleerde Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden.
§14 IJstijden en zeespiegelstijging
Vorming aardkorst beïnvloed door: - water
- wind
- ijs
Geologisch tijdperk: Pleistoceen 2,5 miljoen jaar geleden warme, koude perioden wisselde elkaar af, koude perioden = ijstijden daarom Pleistoceen = ijstijdvak
Meest barre ijstijd: 1 na laatst 130.000 jaar geleden -> landijs rond polders breidde zich uit
Begin Pleistoceen -> NL in zee, tijdens ijstijd -> zeespiegel daalde -> Noordzee + NL = droog -> rivieren breed -> namen grof en groot materiaal mee.
Ijsstroom uit Scandinavië -> schoof over die met grof rivierzand bedekte Noordzeebodem stopte in NL -> maar bij NL nog honderden meters dik -> verste punt midden NL -> nog paar losse ijstongen over -> via rivierdalen -> stuwde oever op tot heuvelruggen (soms 200 meter) Veluwe.
IJs uit Scandinavië nam keien mee -> sommige onder ijs fijngewreven tot keileem -> andere meegenomen en als zwerfstenen achtergebleven (Hunebedden)
Landijs heeft gezorgd voor: -keileem
-zwerfkeien
-stuwwallen
Laatste ijstijd -> bereikte NL niet meer maar het werd in NL wel zo koud -> niks meer kon groeien -> wind vrij spel -> onbegroeide bodem stuiven -> delen NL bedekt met stuifzand
Wind zorgde voor bijna heel NL dekzand en in Zuid -Limburg voor Löss.
Laatste ijstijd eindigde 10.000 jaar geleden -> nieuw geologisch tijdperk: Holoceen -> dat einde werd veroorzaakt door temperatuur stijging -> ijs smolt -> zeespiegel steeg +/- 125 meter -> Noordzee liep vol.
Zeezand -> vormde op kustlijn Laag - Nederland brede zandbanken = stuwwallen
Achter Strandwallen -> ondiep overgangsgebied -> vergelijkbaar met waddengebied, zeespiegel steeg dat waddengebied door zee en rivieren werd opgevuld door combinaties van klei en zand = oude zeeklei.
500 jaar geleden nam zeespiegelstijging af, waddengebied: oude zeeklei hoog opgeslibd -> droog lag -> oeverplanten (riet) opgroeiden -> plantenresten -> veen -> 5 a 6 meter dik -> lage ligging = laagveen is veel verdwenen door: 1.) stormvloed 2.) weggegraven, de turf werd als brandstof gebruikt, door het weggraven ontstaan meren
Geologische GS NL 2 grote landschappen:
- Hoog - Nederland -> bodem dekzand
- Laag - Nederland -> klei/veen bodem
In Holoceen is in Hoog- Nederland 2 veranderingen bodem:
* Hoogveen vorming, landijs -> keileem achtergelaten bedekt door fijn dekzand -> regenwater door keileem slecht wegzakken -> drassige gebieden -> moerasplaten -> veen -> afgegraven door turf -> veenresten ploegde onder liggende dekzand -> dalgronden
* Rivierafzettingen -> door stijging zeespiegel -> vermindering in het Holoceen de stroomsnelheid van de Maas en de Rijn -> daardoor geen grind meer kon meenemen -> alleen nog licht materiaal zoals zand en klei
§ 15 De toekomst van het landschap
Menselijke factoren veroorzaken verandering in natuur -> factor ‘werken’ belangrijkst -> boeren veel invloed -> gronden die niet landbouw werden gebruikt -> woeste gronden
1960 -> verandering in waardering landschappen: mens werd welvarend, meer vrije tijd -> anders tegen natuur aankijken -> niet alleen gebruikswaarde maar ook belevingswaarde -> Gevolg milieuverenigingen kregen meer leden
Milieuverenigingen en boeren hebben over het milieu tegenstrijdigen belangen, daarom bepaald beleid gevoerd
Beleid = mensen werk
Meestal bedacht door groep deskundigen, de overheid -> moet dan wetten vastleggen en deze uitvoeren, bij uitvoering kritisch in de gate gehouden door de volksvertegenwoordigers.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden