Hoofstuk9- Globalisering in landen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • tto vwo | 4135 woorden
  • 11 oktober 2017
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Aardrijkskunde hoofdstuk 9 Globalisering in landen

2. Groot-Brittannië, India en Kenia in het wereldsysteem

2.1 Het ontstaan van het wereldsysteem

Door de invloed die landen op elkaar uitoefenen is er een wereldsysteem ontstaan waarin er tussen veel landen afhankelijkheidsrelaties zijn. Ieder land probeert zijn positie te verbeteren of te handhaven.

Het wereldsysteem is ontstaan in de periode van het kolonialisme. Veel Europese landen stelden hun economische belangen veilig dmv andere gebieden te veroveren en te beheersen > politiek, economisch en militair overwicht voor Europese landen > centrumlanden die vanuit hun koloniën grondstoffen en agrarische producten kregen >

Periferie ervoerden backwash-effecten uitputting bodem en grondstoffen, verontreiniging milieu maar ook spread-effecten ruimtelijke spreiding (= diffusie) van kennis, verbeterde landbouw en zorg, investeringen

2.2 De kenmerken van centrum, periferie en semi-periferie 1970 samenhang landen werd intensiever.

De industriële bedrijvigheid verplaatste zich naar nieuwe industrielanden Azië waardoor het economisch zwaartepunt verschoof = global shift Hiermee ontstond ook de semi-periferie

De landen worden gerangschikt op hun stadium van ontwikkeling in de VNontwikkelingsindex (Human Development Index)

Centrum Groot-Brittannië

Periferie Kenia

Semi-Periferie India

Hoog technologisch niveau, veel innovatie

Sterke afhankelijkheid van grondstof winning en landbouw

primaire sector

Sterke industrialisatie en groei van dienstensector

Fabricage hoogwaardige industrieproducten medische apparatuur

Laag technologisch niveau

Relatief laag loonniveau, wat de opbouw van exportindustrie bevordert

Hoge diversiteit economische activiteiten

Weinig, laagwaardige industrie

Afnemende afhankelijkheid van grondstofwinning en landbouw

Toenemende betekenis commerciële en niet-commerciële dienstverlening

Laag loonniveau

Stijgende koopkracht die afzet van hoogwaardige producten uit de centrumlanden mogelijk maakt

Dominante positie in de wereldhandel

Laag bruto binnenlands product (BBP)

Regionale - en sociale

ongelijkheid Kleine elite bezit veel lang en heeft nauwe banden met multinationals

Zwakke regering en afhankelijk van centrumlanden

2.3 Het Britse wereldrijk ontstaat

De positie van Groot-Brittannië

18e eeuw      Op de kusten waar de handel winstgevend zou zijn werden handelsposten gesticht.

1800             Exploitatiekolonialisme. Snelle industrialisatie en bevolkingsgroei zorgden voor grote behoefte aan grondstoffen en landbouwproducten, en afzetmarkten voor de Britse industrie > koloniën werden onder politiek toezicht moederland geplaatst

The British Empire bestond uit:

  • Groot-Brittannië moederland - ‘Old dominions’ Blanke koloniën zoals Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de Unie van Zuid-Afrika.

Mensen uit het moederland gingen hierheen om een nieuw bestaan op te bouwen

  • Koloniën West-Indië (Caribisch gebied), Maleisië, Singapore, Hongkong en landen in Afrika
  • India Ook een kolonie, maar was een rijk van vorsten binnen het rijk
  • Militaire steunpunten te land en te water Malta, Cyprus, Gibraltar, Suez, Aden en Mauritius

De positie van India

1650             Handelskolonie. Britse handelsactiviteiten voltrokken zich via een aantal handelsposten langs de Indiase kust.

1785             Exploitatiekolonie = steeds groter deel van India ging geleidelijk onder Brits bestuur vallen.

GB was het centrum en bepaalde de gang van zaken, India was periferie en was leverancier van grondstoffen steenkool en ijzererts en agrarische producten katoen, jute, suiker, thee en werd afnemer van Britse industrieproducten waardoor de ruwe katoen in de vorm van katoenen stof weer terug kwam naar India.

De economische functie bepaalde de ruimtelijk inrichting van India. Er werden plantages gesticht, mijnbouwactiviteiten gestart en havens en transportlijnen aangelegd. Het spoorwegennet had een economische en een politieke functie. Vanuit de drie oudste handelsposten loopt het net naar het binnenland. De spoorlijnen moesten snel en goedkoop transport bieden van grondstoffen en het vervoer en verspreiding van de producten. Ook moesten ambtenaren en militairen snel verplaatst kunnen worden om overal het gezag te handhaven.

De positie van Kenia

Toen GB Uganda koloniseerde werd Kenia interessant door zijn ligging tussen Uganda en de Indische Oceaan. GB legde spoorlijnen aan tussen het Victoriameer in Uganda en de Keniaanse kust.

Door de aanleg van de spoorlijn gingen de Britten ook grote landbouwbedrijven opzetten. Kenianen mochten 800 km2 bewerken voor eigen gebruik, van de 5000 km2. Kleine boeren moesten steeds langere werktijden voor de Britse grootgrondbezitters maken.

2.4 Dekolonisatie: ieder land gaat zijn eigen weg

Het Britse Gemenebest

Na de Eerste Wereldoorlog begon voor Groot-Brittannië de dekolonisatie.

1926             Old dominions blanke koloniën onafhankelijk

Later / 1947 New dominions andere koloniën en India onafhankelijk

Er is nog steeds veel handelsverkeer tussen het moederland en de dominions.

Gemenebest van Naties (Commonwealth of Nations) = vrijwillige verbintenis tussen GB en voormalige koloniën.

India wordt zelfstandig

1850             Deel Indiase bevolking keert zich tegen de Britten > Congrespartij (Indian National Congres) olv Mahatma Gandhi werd opgericht.

1947             Britten zwichtten voor de druk van de bevolking > India onafhankelijk. Het werd een federale democratie met een nationale regering in New Delhi. Belangrijk was de eenwording en vorming van een nationale identiteit.

India koos voor een socialistische planeconomie die ervoor moest zorgen dat industrie en diensten belangrijker werden en de landbouw hervormd werd. De ontwikkelingen liepen via een vijfjarenplan.

Om de snelgroeiende bevolking te kunnen voeden moest de landbouw een grotere productie brengen. Alleen de plantagelandbouw was productief. Hiermee werden op een grootschalige manier handelsgewassen thee, koffie, rubber verbouwd voor de wereldmarkt. De plantages zijn nog steeds in handen van de Britten. De landbouw van kleine boeren moest verbeterd worden met meer gebruik van kunstmest, betere gewassen en technische vernieuwingen. Dit werkte.

Kenia op eigen benen

Kenianen eiste zelfbeschikkingsrecht en de teruggave van de landbouwgrond.

1950             Het verzet werd steeds gewelddadiger

1956             Zochten naar een politieke oplossing voor het conflict

1963   Kenia onafhankelijk > westers kapitalistisch ontwikkelingsmodel. De overheid probeerde multinationale ondernemingen te interesseren voor investeringen in het land. Kenia heeft weinig delfstoffen is erg afhankelijk van de landbouw.

3. Groot-Brittannië en globalisering: de economie

3.1 De industrie verandert

Door de globalisering verloor de industrie terrein en veranderde het karakter. Het proces:

1         De opbouw van oude traditionele industrie (tot 1950)

1800 Industrialisatie begon in GB: de traditionele industrie kolenmijnbouw, ijzer- en staalindustrie, scheepsbouw en textielindustrie ontstond.

- De steenkoolvelden bepaalden de ligging van de ijzer- en staalindustrie

- Aanvoer van katoen uit India was belangrijk voor de textielindustrie (waterwegen)

  • Gebrek aan goede transportmiddelen: arbeiders wonen dicht bij fabrieken > steden ontstaan

2         De afbraak van de oude industrie (vanaf 1950)

Door de globalisering verloor de traditionele industrie steeds meer terrein en ontstond er werkeloosheid. De buitenlandse concurrentie nam toe en er ontstonden afzetproblemen. GB kon niet concurreren op de wereldmarkt vanwege hogere arbeidskosten en verouderde fabrieken > schaalvergroting.

1976     Samenvoeging 14 staalbedrijven: British Steel Corporation (BSC) oprichting

1999             British Steel en Hoogovens opent in Nederland

2007   Corus, nieuw bedrijf, overgenomen door het Indiase Tata Steel Steenkoolmijnbouw, textielindustrie en scheepsbouw moesten ook groter van schaal en goedkoper. Er ontstonden gebieden met leegstaande fabrieken en weinig economische activiteit (depressed areas)

3         Omvorming van oude industriegebieden (vanaf 1980)

Een omvorming van de economische basis (herstructurering) was noodzakelijk. De gebieden moesten weer aantrekkelijk worden voor nieuwe soorten bedrijven. De oude gebieden werden ontwikkelingsgebieden met 2 belangrijke actiepunten:

- De ontwikkeling van een nieuwe infrastructuur

De oude industriegebieden moesten aangepast worden aan de eisen van de moderne industrie: bedrijvenparken met bouwrijpe terreinen, fabrieksgebouwen en kantoren. Auto-industrie was een belangrijke gebruiker. Veel buitenlandse autobedrijven vestigde zich. Ook de vliegtuigindustrie, de defensie-industrie en de elektronische en optische industrie.

- Het levenskrachtig maken van de steden

De industriesteden kregen een opknapbeurt. Belangrijk voor economische ontwikkeling was een goed ingericht en bereikbaar stadscentrum.

4         Een filiaaleconomie van multinationals (na 1990)

GB werd een filiaaleconomie van multinationale ondernemingen (MNO’S). GB had voor buitenlandse bedrijven aantrekkelijk vestigingsvoorwaarden:

  • Gunstig betalingssysteem
  • Lagere loonkosten ivm andere EU-landen - Engelse taal als officiële taal

Zuiden en zuidoosten: vooral hightechindustrie.

Nadeel filiaaleconomie: MNO’s kunnen snel weer vertrekken.

3.2 Een dienstensector

Het verlies aan banen in de industrie is weer goedgemaakt door de dienstensector.

Londen en New York zijn het belangrijkste centrum van zakelijke dienstverlening in de wereld, door hun sterke handelspositie.

Binnen de zakelijke dienstverlening zijn vooral de financiële diensten banken, verzekeringen, financiële adviesbureaus belangrijk. Bijna de helft van de bedrijven in Londen hoort tot het cluster van dit soort bedrijfsactiviteiten. Wereldstad:

- Voorbeeld: Londen

  • Speelt door internationale dienstverlening een bladerrijke rol binnen de mondiale economie

- Het is economisch een mondiaal beslissingscentrum

  • Cultureel toonaangevend

3.3 Een kenniseconomie met concurrentiekracht

GB is een kenniseconomie die zich richt op innovatie (vernieuwing) en het toepassen van nieuwe technologie.

Belangrijk is hierbij de hoog opgeleide beroepsbevolking en flinke investeringen in onderzoek en productontwikkeling.

Het vormt een basis voor concurrentiekracht en heeft er mede voor gezorgd dat GB tot de top 10 landen in de wereld met de meest concurrerende economie behoort. De ontwikkeling tot kenniseconomie heeft geleid tot een ruimtelijke tweedeling:

- Economisch zwakke gebieden (Noord)

Afbrokkeling oude industrie leidde tot banenverlies en vertrek van een deel van de bevolking

- Economisch sterke gebieden (Zuid (Londen) / Zuidoost)

Door kennisintensieve bedrijvigheid en diensten is er economische groei en toestroom van jonge, hoogopgeleide mensen.

4. Groot-Brittannië en globalisering: de bevolking

4.1 Het ontstaan van een multiculturele samenleving

Migratie heeft gezorgd voor een sterke verandering in de samenstelling van de bevolking. De migranten kwamen vooral uit de vroegere koloniën:

- India

- Pakistan

- Het Caribische gebied

  • Voormalige Afrikaanse koloniën

1962        Beperkingen op immigratie: immigranten moesten al een baan hebben

India is de belangrijkste leverancier van migranten.

Er is vrij verkeer van arbeid binnen de EU. Vooral Polen maken hier gebruik van.

Migratie vormt een steeds belangrijkere oorzaak van de groei van de bevolking van GB, vooral omdat ze jong zijn en voor natuurlijke bevolkingsgroei zorgen.

4.2 De negatieve gevolgen van migratie

De immigranten hebben een sociale achterstand op de oorspronkelijke Britse bevolking, wat voor negatieve gevolgen zorgt. Er is sprake van sociale ongelijkheid die leidt tot regionale ongelijkheid.

1         Achterstelling (discriminatie) op de arbeidsmarkt

Een allochtoon heeft minder kans op een baan dan een Brit met dezelfde opleiding.

2        Woonscheiding: Ruimtelijke segregatie

Allochtonen wonen in bepaalde wijken, gescheiden van de autochtonen.

3         Inkomensverschillen > Sociale segregatie

Allochtonen hebben meestal een laag inkomen, wonen in oude, verpauperde wijken rond het stadscentrum/met sociale huurwoningen. De suburbanisatie van jonge (rijke) gezinnen uit de stad heeft dit proces versterkt. 4.3 De positieve gevolgen van migratie

- Nieuwe banen doordat immigranten eigen bedrijven starten

- Internationale contacten

  • Verrijking bestaande (eet)cultuur

5. India en globalisering: de economie

5.1 De opbouw van industrie

Importvervangende industrialisatie (vanaf 1950)

Net zoals elk ontwikkelingsland is India met de opbouw van de industrie gestart met importvervangende industrialisatie.

1950             India begon eigen producten te maken

Om staatsbedrijven te beschermen kwamen er invoerrechten op buitenlandse producten. Er ontstond een gesloten planeconomie die gericht was op het eigen land.

Belangrijk zijn 3 soorten nationale industrie:

1         Consumptiegoederenindustrie

Voedingsmiddelen, kleding, textiel, leer, edelstenen, juwelen. Bedrijven vooral in en rond de grote steden.

2         Zware industrie (Vanaf 1950)

Industrie die aanwezige grondstoffen verwerkt.

(Na) 1990      Enorme groei zware industrie

Mittal Steel en Tata Steel: staalproducten uit India. Hebben beide westerse staalbedrijven overgenomen. In India zelf produceren ze een stuk minder staal door het sterk verouderde productieproces en de lage arbeidsproductiviteit.

Chemische industrie kunstmest, farmaceutische producten en verfstoffen kom je vooral tegen in de industriegebieden rond de steden Kolkata, Mumbai en Chennai.

3         Industrie met veel informatietechnologie

1970   Oprichting staatsbedrijven waar veel hightechtechnologie werd gebruikt. Richtten zich op machinebouw, autoproductie, lucht- en ruimtevaart en defensie.

Doet veel aan onderzoek en ontwikkeling.

Basis voor de IT-industrie.

Exportgerichte industrialisatie (vanaf 1990)

De economie werd meer open en marktgericht. India ging deelnemen aan globalisering en er kwam industrie die op export gericht was. Buitenlandse bedrijven werden aangetrokken door

- Omvangrijke arbeidsmarkt

- Lage lonen

- Goed opgeleide mensen

- Belastingvoordelen voor buitenlandse bedrijven

Vele MNO’s kwamen hier op af. Philips, Unilever, Samsung, LG, Coca-Cola

Om exportindustrie aan te trekken werd een aantal Export Processing Zones

(exportindustriezones) ingericht. Deze hebben gunstige tarieven voor import en export en zijn goed ingericht.

2 soorten exportindustrie zijn er belangrijk:

1         Textiel- en kledingindustrie

- Sterk over het land gespreid, vooral rondom steden

- Na landbouw de grootste werkgever

- Toename export

- Buitenlandse bedrijven door lage lonen en vakmanschap

India is een belangrijk knooppunt in een mondiaal productienetwerk van textiel (Toyotisme)

Er komt helaas ook kinderarbeid voor. Tegenwoordig is er ook werk voor hoogopgeleide in de textiel en kleding management, reclame, marketing

2         IT-industrie

- Productie van software

  • Veel buitenlandse bedrijven door lage lonen en goedopgeleide Engelssprekende werknemers
  • Speciaal voor de IT-sector ingerichte industrieparken: Software Technology Parks (STP’s)

5.2 Groei van diensten

Door de sterke groei van diensten heeft India steeds meer kenmerken van de semiperiferie.

De IT-dienstverlening is belangrijk en zorgt voor wereldwijde dienstverlening voor Amerikaanse en Europese bedrijven.

2 vormen zijn belangrijk:

1         Arbeidsintensieve bedrijfsadministratie

- Vooral verrichten van routinematige handelingen verwerking betalingen en salarissen

2         Callcenters

  • Helpdesks die via de telefoon en internet informatie geven aan klanten van bedrijven. - Vooral Engelssprekende landen

Outsourching = het uitbesteden van diensten aan IT-bedrijven in India Dit gebeurt door deze factoren:

- Aanwezigheid grote groep Engelssprekende en goed opgeleide mensen

- De lage lonen

- Goedkope en technologisch goede satellietverbindingen en internetverbindingen

  • Gunstige geografische ligging 12 uur tijdsverschil met VS

5.3 De tegenstelling van oost-west en modern-traditioneel

De ontwikkeling van industrie en diensten heeft in India gezorgd voor 2 tegenstellingen:

1         Noordoost-Zuidwest

Verschil in ontwikkeling. Noordoostelijk deel:

- Vóór 1990

  • Veel oude industrie ijzer, staal, textiel

- Economische ontwikkeling vooral gericht op eigen land

  • Destijds staatsbedrijven met weinig aandacht voor technologische vernieuwingen - Na 1990 wel vernieuwd, maar heeft toch beperkte concurrentiekracht Zuidwestelijk deel:

- Ontplooiing na 1990

- Export industrialisatie: mondiaal gericht

- Succes voor IT-industrie, IT-dienstverlening en textielindustrie

- Mumbai grootste industriestad, belangrijkste financiële en dienstencentrum van India

2         Modern-traditioneel

India kent fragmentarische modernisering. Niet alles is modern.

Armoede en sociale ongelijkheid speelt bij fragmentarische modernisering vaak een rol. Hierdoor kan niet iedereen in gelijke mate van modernisering profiteren.

5.4 Een koopeconomie

India hoort bij de top 10-landen in de wereld, vanwege de snel opkomende economie. Dit is tegenwoordig vooral gebaseerd op binnenlandse consumptie. Het komt vooral door de sterke toename van de koopkracht van de middenklasse in de bevolking.

Export is dus niet alleen de motor van economische ontwikkeling. Dit is het grote verschil met Japan en vele Aziatische nieuwe industrielanden. 6. India en globalisering: de bevolking

6.1 Een omvangrijke bevolking met veel armoede

India heeft heel veel inwoners. Het zal in de toekomst wat afnemen door de dalende vruchtbaarheidscijfers < hoort bij land in semi-periferie

Heel erg veel mensen leven in armoede minder dan €1 per dag te besteden. De armoede is ongelijk verdeeld. Er is heel veel kinderarbeid om gezinsinkomens te verhogen.

6.2 Veel geldzendingen van migranten

India is het land met de grootste omvang van geldzendingen (overmakingen) naar het moederland door migranten. Dit vormt meestal de noodzakelijke aanvulling op het gezinsinkomen.

1947      Onafhankelijkheid > Buitenlandse migratie naar 2 soorten gebieden:

1         De geïndustrialiseerde landen

- Permanent in hun nieuwe thuisland vestigen - Veel hoogopgeleiden bijv in de IT-sector

  • VS, Canada, GB 2        De Golfstaten

- Tijdelijk naar olielanden

- Vooral in bouw en landbouw, vrouwen in het huishouden

  • Saudi-Arabië, Oman, de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit

6.3 Groei van steden

India heeft een hoge bevolkingsdichtheid.

Op het platteland is er te weinig bestaansmogelijkheid voor te veel mensen > omvangrijke binnenlandse migratie.

De migratie van platteland naar stad was voor velen geen succes. Veel migranten kwamen terecht in sloppenwijken (slums) en ze zijn arm.

Het bestaan van de sloppenwijk is een voorbeeld van regionale en sociale ongelijkheid.

In India wonen relatief weinig mensen in steden, de verstedelijkingsgraad is dus laag. (30%) Er is veel verschil tussen staten. Tamil Nadu bijv 53%

India kende drie megasteden: Mumbai 18,4 miljoen Delhi 16,3 miljoen Kolkata 14,1 miljoen Ze behoren tot de top 10 grootste steden ter wereld, maar hebben niet de kenmerken van wereldstad. Het zijn geen centra van internationale dienstverlening.

Door migratie en natuurlijke bevolkingsgroei blijven de steden in India groeien. In 2030 verwachten ze een verstedelijkingsgraad van 40%, 5 deelstaten voor meer dan 50% verstedelijkt, 10 megasteden en 68 steden met meer dan 1 miljoen inwoners.

6.4 Een maatschappij met klassen

Het kastenstelsel

De Indiase samenleving is traditioneel verdeeld in sociale groepen. Bij je geboorte wordt bepaalt tot welke groep (kaste) je behoort en je plaats in de samenleving.

India is een standenmaatschappij. Je hebt hogere en lagere. Hogere wonen aan de beste kant van het dorp, lagere aan de andere kant.

Brahmin

priesters

Kshatriya

krijgers - heersers

Vaishya

kooplieden

Sudra

landbouwers

Kasten
Onaanraakbaren

Binnen het kastensysteem is er sprake van een tweedeling:

1         De vier varna’s of standen

Vier groepen met ieder een eigen beroep. Er is sprake van een aflopende volgorde van reinheid en rang. 

De brahmanen zijn zo rein dat ze nooit voedsel mogen eten dat door niet-brahmanen is bereid.

2         De onaanraakbaren (de paria’s)

Soort restgroep voor het vuile werk. Ze hebben hun eigen standen en noemen zich dalits (vertrapten).

Ze moeten aan de rand van steden en dorpen wonen en water halen.

1950             Aannemen Indiase grondwet:

kastenstelsel afgeschaft.

Er is nog veel kastendiscriminatie. Vooral de dalits (20%) blijven het mikpunt van de bevolking. Bij huwelijken wordt er nog steeds overheersend binnen dezelfde kaste getrouwd. Indeling kasten en standen.

Een middenklasse met koopkracht

De economische groei heeft na 1990 gezorgd voor een middenklasse met koopkracht.

  • Verdient goed
  • Gericht op consumptie
  • Bezitten een auto, tv, zijn dol op westerse producten die ze kopen in grote winkelcentra
  • Kinderen worden goed opgeleid en spreken vloeiend Engels
  • Ambtenaren, zakenmensen, militairen
  • Zorgt voor doorbreking kastenstelsel je geboorte bepaalt niet automatisch je toekomst Deze overgang was sterker in de steden dan op het platteland.

De invoering van de vrijemarkteconomie door globalisering, en de opkomst van de middenklasse heeft tegenstellingen in de Indiase samenleving vergroot. Groot verschil arm en rijk, toenemende sociale ongelijkheid, discriminatie kastenstelsel en achterstelling van vrouwen.

7. Kenia en globalisering: economie en bevolking

7.1 Ongelijkheid tussen noord en zuid

Driekwart van de bevolking heeft zijn werk in de landbouw, waardoor (o.a.) Kenia een periferie is.

Klimaat en hoogteligging zorgen voor verschillende soorten landschappen in Kenia:

1. Omvang van de neerslag bepaalt de mogelijkheden.

  • Noord / Noordoost: Weinig neerslag > steppe- en woestijnklimaat (BS en BW): veeteelt met extensieve beweiding door schapen, geiten en runderen
  • Zuiden / Zuidwesten: Veel neerslag + hoge temperatuur > Moessonklimaat met een droge winter (Aw en Cw): goede mogelijkheden voor productieve landbouw

2.De hoogteligging verschilt sterk in Kenia: slenken systeem dat van noord naar zuid loopt.

  • Westelijk en oostelijk wordt begrensd door horsten > hoogland met wat koeler klimaat
  • Bodem van de slenk en flank hebben een vruchtbare bodem
  • Er komen vulkanen voor in het landschap Mount Kenia

Door de klimaatverschillen en de mogelijkheden in de landbouw bestaat er regionale ongelijkheid tussen noord en zuid: Noord:

  • Droog
  • Weinig mogelijkheden voor economische ontwikkelingen
  • Veel armoede met regelmatig voedseltekorten droge jaren > hongersnood - Alleen interessant voor hulpverleners Zuid:
  • Gunstige factoren voor economische ontwikkeling
  • Meer voorzieningen, betere infrastructuur en hoger opgeleide bevolking
  • Grote landbouwbedrijven gericht op export
  • Industrie
  • Buitenlandse bedrijven zien hier mogelijkheden
  • Steden ontwikkelen zich sterk Hoofdstad Nairobi en havenstad Mombasa: 10% Keniaanse bevolking; 40% BNP

7.2 Landbouw voor eigen gebruik en export

Landbouw draagt voor een kwart bij aan het BNP en zorgt voor veel werkgelegenheid. Voor de armen vaak enige bestaansbasis. Kenia kan zichzelf hiermee voorzien behalve het graan

Belangrijke producten ook voor eigen land: sisal, tarwe, suikerriet, ananas, katoen, wol voor export: thee, bloemen, groenten, fruit, koffie, tabak.

De opbrengst van export is kwetsbaar omdat de export vooral uit landbouw bestaat. De prijzen daarvan kunnen sterk schommelen en de weersomstandigheden hebben ook invloed.

Kenia is de 2e exporteur van thee. De theeplantages zijn vooral in het zuidelijk deel

vanwege het gunstige klimaat veel neerslag, zon en warmte + goede bodem Er zijn ongeveer 60 grote theeplantages de meeste eigendom van internationals

500.000 kleine boeren produceren nu ook mee voor bijvoorbeeld Unilever die 40% van zijn thee bij hen inkoopt.

Door investeringen van buitenlandse ondernemingen heeft de export van bloemen en tuinbouwproducten groente en fruit een grote vlucht gemaakt.

Kenia kan hier goed in voorzien door:

  • Het klimaat dat groei van planten door het hele jaar mogelijk maakt > stabiliteit
  • Geschoolde / betaalbare arbeidskrachten
  • Gunstige investeringsvoorwaarden van de overheid
  • Goede mogelijkheid van snel transport door de lucht luchthaven Nairobi belangrijk knooppunt

Bloemen geeft Kenia heel veel mensen werk. Er is een groeiend aantal Keniase ondernemingen. Het is de belangrijkste leverancier van bloemen in de EU, vooral aan Nederland (65%) wat het verder exporteert. Hierdoor maakt Kenia via Nederland deel uit van een mondiale bloemenketen.

7.3 Formeel en informeel werk in industrie en diensten

Na de onafhankelijkheid was Kenia een politiek stabiel land. Hiermee trokken ze buitenlands kapitaal voor de ontwikkeling van de industrie. De opbouw van importvervangende industrialisatie werd gestimuleerd en er kwamen hoge importheffingen voor buitenlandse producten.

Er kwam een groei van industrie, maar toen stagnatie doordat ze niet efficiënt werkten.

Na 1990 nieuw industriebeleid: overheid stimuleerde exportindustrie. Er volgde groei van de industrie die gebaseerd was op de stijgende binnenlandse vraag. Slechts 20% is nu voor export

Industrie is vooral geconcentreerd in grotere steden Nairobi/Mombasa Er zijn grote, maar ook kleine bedrijfjes. Deze recyclen vaak materiaal dat anders afval zou zijn. Ze repareren of maken dingen. De overheid stimuleert ze door leningen te geven aan startende ondernemers.

Er werken veel mensen in de informele sector: kleine bedrijfjes die niet zijn geregistreerd bij de overheid, dus geen belasting betaalt hoeft te worden. Naar schatting werkt 75% van de beroepsbevolking in deze sector. Er is door toerisme veel werk in de dienstensector.

Kenia is door zijn gevarieerde landschap woestijn, besneeuwd hooggebergte, vulkanen, savannelandschap met wilde dieren in trek bij toeristen. In 2011 droegen de uitgaven van toeristen bij voor 11% van het bnp, maar er is geen stijging van aantal toeristen.

Het internationale toerisme is voor Kenia een belangrijke maar kwetsbare inkomstenbron. Slechte economische omstandigheden in rijke landen of politieke onrust in Kenia hebben onmiddellijke gevolgen voor de inkomsten uit toerisme.

7.4 Een snelle bevolkingsgroei en verstedelijking

Kenia heeft alle kenmerken van een ontwikkelingsland in de periferie qua bevolking: - Groeipercentage van de bevolking is één van de hoogste ter wereld

Snelle bevolkingsgroei is typerend voor een land dat in het begin van de transitiefase van het model van de demografische transitie is.

  • Hoog geboortecijfer door jonge bevolking van Kenia
  • Dalend sterftecijfer door verbeterd voedsel- en drinkwatervoorzieningen, gezondheidszorg in het zuiden van Kenia

De beschikbare landbouwgrond per persoon krimpt vanwege hoger geboortecijfer en vruchtbaarheidscijfer dan in de steden. De groei van de werkgelegenheid is hierdoor een noodzaak.

In het nattere zuiden wonen meer mensen dan in het droge noorden. Er wordt verwacht dat de verstedelijkingsgraad (urbanisatiegraad) in snel tempo gaat toenemen. Migratie en natuurlijke bevolkingsgroei zijn motoren van de groei van steden. Veel mensen trekken door armoede gedwongen naar de stad: komen terecht in de informele sector en in sloppenwijken.

Arbeidsmigranten zorgen voor en geldstroom naar Kenia. Hoog opgeleid (medisch) personeel vertrekt al jaren land uit Kenia naar rijke landen VS, Canada, GB en laag opgeleide Kenianen vooral vrouwen gaan naar het Midden-Oosten als schoonmaker of huishoudelijke hulp. De overheid heeft de migratie naar die landen nu verboden vanwege de slechte omstandigheden. Er zijn ook veel goede atleten die geld naar huis sturen.

7.5 Verlaat Kenia de periferie? Negatief:

  • Armoede in grote delen van de bevolking
  • Politieke instabiliteit
  • Veelvoorkomende corruptie - Veel etnische groepen

Positief:

  • Hoofdstad Nairobi: aantrekkelijke vestigingsplaats. Het wordt gezien als een knooppunt. Ook nationaal veel aanzien door 2 hoofdkantoren van organisaties van de Verenigde Naties
  • Jonge bevolking
  • Goed Engelssprekend
  • Goed onderwijs > informatie- en communicatietechnologie > oude economie veranderen
  • Internet en telefoon: versterkt positie als financieel centrum

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.