Hoofstuk 1 t/m 3

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5473 woorden
  • 7 november 2013
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
21 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
H1. Aarde: de landschapszones

§2. Het landschap als dynamisch systeem.

De voedingsstoffen die bomen nodig hebben, worden dankzij de voedselkringloop continu gerecycled. Ze zijn opgeslagen op drie plaatsen: in het levende organische materiaal van de bomen, in het dode organische materiaal op de grond en in de zwarte humuslaag in de bodem. Bodem: het gedeelte van de grond waarin planten wortelen en dat verkleurd is door de toevoeging van organisch materiaal en het water dat erdoorheen sijpelt.

Naast het zomergroen loofwoud heb je ook nog tropische regenwouden en naaldwouden.

·  In het tropisch regenwoud gaan processen sneller dan in het zomergroen loofwoud. Dit komt door de hoge temperaturen, de hoge vochtigheid en het continue groeiseizoen. De bodem is rood doordat de zwarte humus ontbreekt. De mineralisatie (afbraak organisch materiaal) gaat zo snel, dat organisch materiaal direct wordt afgebroken. De

vrijkomende voedingsstoffen zullen, als ze niet door planten worden opgenomen, wegspoelen door de grote hoeveelheid neerslag. De rode bodemkleur wordt ook veroorzaakt door de sterke chemische verwering. Hierbij zijn ijzer- en aluminiumhoudende verbindingen ontstaan die de grond rood laten kleuren.

·  Het naaldwoud heeft een kort groeiseizoen. Door de lage temperaturen liggen processen waarbij levende organisme een rol spelen, een groot deel van het jaar stil. Hierdoor ontstaat een dikke laag met organisch afval. Door de lage verdamping zal een groot deel van de neerslag de grond inzakken en voedingsstoffen uitspoelen. De bodem is grijs, wat aangeeft dat er weinig humus is en veel stoffen zijn weggespoeld.

De verschillen die er zijn per bos hebben vooral te maken met de verschillende klimaten. Alle processen worden beïnvloed door het klimaat. Toch zijn er in gebieden met hetzelfde klimaat ook verschillende bossen. Dit komt door de verschillen in ondergrond. De grondsoort, de hoogteligging en het reliëf hebben ook invloed op de manier waarop de geofactoren op elkaar inwerken. Klimaat en ondergrond zijn de dominante geofactoren.

§3. Als de geofactoren veranderen.

Bossen groeien overal waar voldoende water is en het groeiseizoen niet te kort is. Dit is het geval in de tropische zone, de gematigde zone en in de boreale zone. Naast de temperatuur speelt ook water een rol. De hoeveelheid water die er is, wordt bepaald door de neerslag en temperatuur, aangezien regenwater ook kan verdampen.

Neerslagoverschot: de neerslag die je overhoudt als je alles wat verdampt ervan aftrekt. In de bossystemen is het neerslagoverschot zo groot, dat veel water de grond intrekt richting grondwater en daarbij stoffen zoals humus en voedingsstoffen meeneemt. Dit noemen we uitspoeling. Wanneer het te droog of te koud is voor boomgroei, ontstaan er andere bodems:

-   Grassteppe ontstaat wanneer op gematigde breedte het neerslagoverschot nul is.

Doordat er geen uitspoeling is, hoopt alle humus zich op direct onder het oppervlak. Er ontstaat dan een bodem die bestaat uit een dikke zwarte humusrijke bovenlaag.

-   Toendra’s ontstaan op hoge breedte. Vanwege de lage temperatuur en het korte groeiseizoen zijn daar alleen grassen, mossen en heide. Het organisch materiaal verteert

hier nauwelijks, waardoor de bovengrond grotendeels uit veen bestaat.

-   Woestijn ontstaat op lage breedtes met een neerslagtekort. Er is nauwelijks of geen organisch materiaal. De bodem heeft een witte of grijze kleur door het zout, kalk of gips dat de grond bevat. Deze ontstaat wanneer na een regenbui het grondwater stijgt tot net onder het oppervlak en vervolgens verdampt.

De mens gebruikt het landschap vaak voor landbouw, waardoor deze sterk wordt beïnvloed:

1. De voedselkringloop wordt doorbroken. Het organisch materiaal dat anders op de grond zou vallen om langzaam te verteren, wordt nu gebruikt als voedsel voor de mens of als voer voor de dieren. Om de grond niet uit te putten moet deze jaarlijks worden bemest.

2. Van diversiteit naar  monocultuur. Onder natuurlijke omstandigheden is er een grote diversiteit aan planten en dieren. Maar door de landbouw ontstaat er een monocultuur. Hierdoor wordt het systeem kwetsbaar. Allereerst omdat bij de oogst in één keer alle begroeiing verdwijnt en de bodem bloot komt te liggen. Maar ook doordat plantenziekten een groter effect hebben.

Niet elke landschapszone is even geschikt voor landbouw. Naast de temperatuur en de beschikbaarheid van water gaat het om de voedingsstoffen voor planten in de bodem. Chemische vruchtbaarheid: de beschikbaarheid van voedingsstoffen voor planten zoals kalium, stikstof en fosfor.

F

ysische vruchtbaarheid: de beschikbaarheid van water en lucht. Deze wordt beïnvloed door de korrelgrote van de ondergrond. Wortels moeten in staat zijn in de grond te dringen.

§4. De mondiale landschapszones.

Tropische zone.

Deze zone bestaat naast het tropische regenwoud ook uit savanne. Savanne ontstaat als het

een tijdje niet heeft regent, er ontstaat dan een grasvlakte met hier en daar bomen. Ook al is er een grote diversiteit aan flora en fauna, voor landbouw is deze zone ongeschikt. Vandaar dat

er hier zwerflandbouw bestaat. Na het kappen van kleine stukken bos kun je er en paar jaar iets verbouwen, waarna je moet verhuizen naar een nieuw gebied. Bij een lage bevolkingsdichtheid werkt dit prima, maar door de toename van de vraag naar tropisch hardhout, voedselgewassen en biobrandstof raakt de grond sneller uitgeput

Aride zone. (woestijn)

Aride betekent droog. De neerslag in dit gebied is erg variabel, het ene jaar valt er heel veel

regen en vervolgens jaren lang geen druppel. Woestijnen staan bekend als ‘zandbakken’, maar er zijn vele soorten andere woestijnen, namelijk: rotswoestijnen, grindwoestijnen en zoutwoestijnen. Er vindt ook begroeiing plaats, alleen is deze ingesteld op lange droge perioden, gevolgd door korte hevige regenmomenten. Aan de randen van de woestijnen, in de woestijnsteppe, komt van oorsprong een combinatie van kleinschalige sedentaire akkerbouw en nomadische veeteelt voor. Bij de eerste vorm hebben boeren een vaste woonplaats en bij de tweede hebben boeren geen vaste woonplaats. Ook zijn er oasen op plaatsen waar grondwater aan de oppervlakte komt, of waar rivieren af en toe stromen: wadi’s.

Subtropische zone.

Deze zone vormt de overgang tussen de tropische en gematigde zone. Hij bevat dan ook

kenmerken van beide zones. De omstandigheden voor begroeiing en landbouw zijn niet zo mild als men altijd denkt.

Gematigde zone.

In deze zone komt naast het zomergroene loofwoud de grassteppe voor. Een groot deel van

het jaar zijn gebieden in deze zone droog en is het gras geel. Zodra het gaat regenen kleurt het gras groen. De omstandigheden voor landbouw zijn in deze zone het gunstigst. Het groeiseizoen is er lang genoeg voor en de bodem heeft van nature een goede chemische vruchtbaarheid door de humuslaag. In deze zone komen ook dichtbevolkte gebieden voor.

Boreale en polaire zone.

In de boreale zone is het ’s winters erg koud, maar er groeien wel naaldwouden. In de polaire

zone groeien geen bomen, er zijn alleen toendra’s mogelijk doordat het zomers te koud is. Het groeiseizoen is hier dus te kort. In zowel de boreale als de polaire zone is de ondergrond op veel plaatsen permanent bevroren (permafrost), terwijl de bovenlaag alleen in het voorjaar en

de zomer ontdooit. Deze gebieden zijn belangrijk als het gaat om delfstofwinning, zoals aardolie en gas, en bosbouw. ’s Winters zijn de rivieren bevroren en in het voorjaar dooit de bovenlaag van de permafrost. Het smeltwater kan dan niet wegzakken, waardoor de bovenlaag verandert in een modderlaag. Als in het najaar de bovengrond dan weer bevriest (dit gebeurt van bovenaf), kan het zijn dat een niet-bevroren laag ingesloten zit tussen twee bevroren lagen. Hierdoor verliest de grond zijn stabiliteit en kunnen gebouwen verzakken.

§5. Landdegradatie

Wanneer de chemische of fysische vruchtbaarheid van een bodem van nature niet optimaal is, proberen mensen deze te verbeteren. Te droge gronden kun je irrigeren, onvruchtbare gronden kun je bemesten. Maar al deze ingrepen kunnen onvoorziene effecten hebben waardoor de grond onbruikbaar wordt. Dit noem je landdegradatie.

Bodemerosie: het wegspoelen/wegwaaien van het bovenste deel van de bodem. Aangezien dit deel humus en voedingsstoffen bevat, leidt het tot grote problemen voor de landbouw. Bodemerosie ontstaat vooral doordat grond onbedekt is na de oogst, maar ook door monocultuur. Daarnaast kunnen er kale plekken in de begroeiing ontstaan door overbegrazing en door ontbossing. Het klimaat, het reliëf, de grondsoort en de wijze van bewerking kunnen het erosieproces nog versterken wanneer:

1. de neerslag juist valt op momenten in het jaar dat er net geoogst is;

2. de regenbuien worden gekenmerkt door hoge intensiteit of grote druppels;

3. de grond bestaat uit fijne korrels (klei), dan kan water namelijk slecht infiltreren;

4. er steeds steilere gebieden worden ontbost en worden gebruikt voor landbouw;

5. er wordt geploegd loodrecht op de hoogtelijnen;

6. de grond braak komt te liggen doordat de boeren vertrekken.

Als gebieden te droog zijn voor landbouw is irrigatie de oplossing. Hierbij kan helaas wel verzilting optreden. Al het water dat niet door de plant wordt opgenomen, verdampt en laat kleine hoeveelheden zout achter. Dat proces wordt in kleihoudende gronden versterkt door de capillaire werking van de grond; de zuigende werking van kleine openingen waardoor water naar het oppervlak getransporteerd wordt. Uiteindelijk ontstaat er een zoutkorst die het groeien van planten onmogelijk maakt. Er zijn drie soorten manieren van irrigeren: geulirrigatie, beregenen en druppelirrigatie. Deze laatste is het meest rendabel.

Niet elke landschapszone is even gevoelig voor landdegradatie. Vooral gebieden met een grote droogte, veel reliëf of een hoge neerslagintensiteit zijn extra kwetsbaar.

§6. Verwoestijning.

Verwoestijning is het proces waarbij het land dat ooit begroeid was onbegroeid raakt en waarbij vervolgens het bovenste deel van de bodem wegspoelt of wegwaait. Hierdoor verliest de grond zijn vruchtbaarheid. Het vindt plaats in de landschapzones die aan de woestijn grenzen, zoals woestijnsteppe, de steppe en subtropisch gebieden.

Directe oorzaken voor verwoestijning zijn overbeweiding, uitbreiding van het akkerland en ontbossing. De neerslag in steppen en woestijnsteppen kent een grote variabiliteit. Dat betekent dat jaren met een gemiddelde hoeveelheid neerslag of zelfs meer dan dat wordt afgewisseld met een reeks van jaren met nauwelijks neerslag. Grassoorten zijn bestand tegen lange perioden van droogte, maar als het écht te droog is, dan verschuiven de grenzen en breidt de woestijn zich uit ten koste van de steppe. In de woestijnen leven nomadisch veehouders, die steeds met hun vee doortrekken naar een ander gebied zodat de grond niet uitgeput raakt. Dankzij onderlinge handel konden de veehouders en boeren (met een vaste woonplaats) gebruikmaken van elkaars producten. Deze leefwijze was alleen mogelijk bij een lage bevolkingsdichtheid. De landen in de Sahel waren vroeger kolonies van de VS. Dankzij

goede gezondheidszorg groeide de bevolking en ook de kuddes. De periode na WOII was een relatief natte periode waardoor landbouwkundige ontwikkelingen slaagden. Maar toen eind jaren ’60 de droge jaren weer begonnen ging het fout. De wind kreeg vrij spel en bodemerosie was een feit. De oorzaken:

1.   De veel te grote akkers lagen het grootste deel van het jaar braak;

2.   De weidegronden van de nomaden waren sterk verkleind, gevolg: overbegrazing;

3.   Door een tekort aan brandhout verdwenen de bossen die de grond ‘vasthielden’;

§7. Natuur- en milieurampen.

De invloed van de mens op de natuur reikt meestal verder dan alleen het gebied waar de activiteit plaatsvindt. Enkele activiteiten van de mens en de gevolgen daarvan:

-   Intensivering van de landbouw. Intensivering begint vaak met ontbossing, waardoor bodemerosie ontstaat. Deze kan de waterhuishouding in een gebied ingrijpend veranderen. Het water kan minder goed infiltreren en stroomt over het grondoppervlak naar de rivier. De rivier krijgt in korte tijd zo veel water te verwerken dat er flash floods kunnen ontstaan of dat gebieden overstromen. Daarnaast leidt ontbossing ook tot het verdwijnen van de natuurlijke leefomgeving van oorspronkelijke planten en dieren. De biodiversiteit wordt hierdoor aangetast.

-   Het versterkt broeikaseffect. De enorme CO2-uitstoot die vrijkomt door het verbranden van fossiele brandstoffen draagt bij aan de klimaatverandering. Er ontstaat namelijk een versterkt broeikaseffect die een kettingreactie veroorzaakt, waardoor het zichzelf verder versterkt. Door de mondiale opwarming ontdooit namelijk een groot deel van de permafrost in het toendragebied. Hierdoor zal het dode organische materiaal plotseling sneller gaan verteren, waarbij enorme hoeveelheden broeikasgas vrij kunnen komen.

Er is sprake van een ramp wanneer er veel slachtoffers vallen of wanneer er veel schade wordt aangericht. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen natuur- en milieurampen. Bij nogal wat milieurampen gaat het om natuurlijke processen die de mens versterkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor ontbossing, die hogere piekafvoeren en overstromingen tot gevolg heeft. Voor al deze rampen geldt dat de risicoperceptie een grote rol speelt. Dit is de manier waarop bewoners van gebieden met natuurrampen de gevaren ervaren. Het zijn vaak sluipende processen die zo traag verlopen dat de meeste mensen er geen oog op hebben. Ze kunnen zich het rampzalige gevolg nauwelijks voorstellen en denken dat het nog lang op zich laat

wachten. Wat dit betreft zijn er grote verschillen tussen arme en rijke landen en tussen kwetsbare en minder kwetsbare gebieden.

H2. Aarde: Middellandse zeegebied

§2. Platentektoniek rond de Middellandse Zee.

Doordat de Afrikaanse plaat botst tegen de Euraziatische plaat, komen hier aardbevingen, vulkanen en gebergten voor. De kusten lopen vaak erg grillig en daar komen ook diverse kleinere en grotere gebergten voor. Dit komt doordat het gebied bestaat uit kleine aardkorstplaten (microplaten), die klem zitten tussen Europa en Afrika.

Alpiene gebergtevormende fase: de gebergtevormende fase die sinds 70 miljoen jaar aan de gang is en leidt tot de vorming van jonge gebergten. Zo zijn de Alpen ontstaan.

Italië ligt op de grens van 2 platen:

  • Tyrreense plaat. Deze beweegt in oostelijke richting
  •  Apulische plaat. Deze bestaat grotendeels uit de bodem van de Adriatische zee en duikt in westelijke richting weg onder Italië.

Door deze subductie komen er in het westen van Italië veel vulkanen voor.

In de Egeïsche zee bij Griekenland komen erg veel eilanden voor. Dit komt door de trog die er ten zuiden van ligt. De oceaanbodem van de Afrikaanse plaat, duikt onder de Egeïsche plaat. Bijzonder is, dat de oceaanbodem zo zwaar is, dat het buigpunt waar de oceaanbodem wegduikt, zich verplaatst in de richting van Afrika. De Egeïsche plaat, die bestaat uit continentale korst, wordt hierdoor naar Afrika toegetrokken. Het gevolg is dat de Egeïsche plaat uitrekt en dunner wordt, waardoor deze continentale plaat overstroomd met zeewater. Verder vertoont dit gebied een aantal aspecten die kenmerkend zijn voor subductiezones:

1.   De rand van de Egeïsche plaat wordt samengeperst en omhoog gedrukt.

2.   Evenwijdig aan de rand van de Egeïsche plaat ligt een boog vulkanische eilanden.

§3. Een onrustig gebied.

In Italië, Griekenland en Turkije is de kans op aardbevingen het grootst. Dit komt doordat Afrika bij de beweging naar Europa een draaiende beweging maakt tegen de wijzers van de klok in. De vele microplaten bewegen langs en onder elkaar, en zo ontstaan er ingewikkelde breuksystemen waar de spanning continu wordt opgebouwd. Hoe langer deze opbouw duurt, hoe zwaarder de aardbeving.

Sinds het Tertiair komt er vulkanisme voor, en dat heeft bijgedragen aan de opbouw van de continentale korst. De vulkanen in het Middellandse Zeegebied worden allemaal veroorzaakt door subductie. Op 100 kilometer diepte smelt de wegduikende oceanische korst en vermengt zich met water en lichter sediment. Dit mengsel hoopt zich dan op in de magmakamer. Omdat dit magma nogal stroperig is, vinden uitbarstingen pas plaats wanneer de druk hoog genoeg is. De Etna (schildvulkaan), de Vesuvius (stratovulkaan) en de Eolische eilanden (Stromboli) vormen allemaal actieve vulkanen. Maar de verschillen in werking en explosiviteit zijn groot. Deze verschillen komen door een wisselende chemische samenstelling van het magma. Zo is de Etna een effusieve schildvulkaan, doordat het magma afkomstig is uit een dieper deel van de mantel.

§4. Landschap en klimaat rond de Middellandse Zee.

De begroeiing in het Middellandse Zeegebied is het hele jaar door groen (‘wintergroen’). Immers, rond de Middellandse Zee is de vorstvrije en regenrijke winter voor planten het gunstige jaargetijde, terwijl de droge en hete zomer het barre seizoen is. Veel planten hebben kleine naald/leerachtige bladeren. Hierdoor kunnen ze in droge perioden de verdamping tot een minimum beperken. De geofactoren klimaat en ondergrond eisen van de begroeiing een enorme veerkracht. Zo is op veel plaatsen de ondergrond nauwelijks bedekt met een verweringslaag en zorgen spleten/scheuren ervoor dat het regenwater vele meters wegzakt in de ondergrond.

Mediterrane zomers zijn droog. In het najaar/de winter valt de regen meestal in korte maar heftige buien (hoge intensiteit). Eens in de zoveel jaar, is er een jaar met zondvloedachtige buien afgewisseld met veel drogere jaren (grote variabiliteit).

De bodems rond het gebied zijn erg ondiep en stenig. Op veel plaatsen liggen Tertiaire sedimentpakketten die bestaan uit niet-versteende klei- of zandlagen. Op hellingen ligt dit materiaal volledig los. Vegetatie kan er nauwelijks in wortelen en zodra het regent, spoelt het materiaal weg en vormen zich diepe geulen. Dit soort gebieden noem je badlands.

Op plaatsen zoals Kreta komt een heel harde kalksteen voor. Door karstverschijnselen wordt het gesteente tot op grote diepte doorkruist door scheuren en spleten. Het regenwater zakt diep de grond in, buiten bereik van de vegetatie. Woestijnachtige situaties worden dus niet alleen bepaald door de hoeveelheid neerslag die valt, maar ook door de bodem.

De rivieren laten de gecombineerde effecten van de geofactoren klimaat en ondergrond zien. In de zomer staan rivieren droog en in de winter kan de rivier al snel gevuld raken. Waar de rivier in zee uitmondt, ontstaan uitgebreide kustvlakten en delta’s dankzij het sediment.

§5. De invloed van de bewoners op het Middellandse Zeegebied.

Het landschap van het Middellandse Zeegebied bestaat uit heuvels, bergen en rivier- en kustvlakten. Hoewel de vlakten makkelijker te bewerken zijn, gebeurde dat in het verleden meestal niet. Deze gebieden waren vochtig, warm en men kon er last krijgen van malaria. Daarnaast kon je op een heuvel je tegenstander zien aankomen en je makkelijker verdedigen. Het probleem van gewassen verbouwen op de heuvels werd verholpen door de aanleg van terrassen. Dit bewerkt makkelijker, er ontstaat geen bodemerosie en het water kan de grond beter indringen. Het probleem van de droge zomers werd op verschillende manieren opgelost. Zo had men de olijfboom, die is aangepast aan de barre klimaatsomstandigheden van de subtropen. De wijnrank heeft lange wortels die gemakkelijk tussen de spleten in het gesteente kon groeien en dus nog water uit de diepte kon halen.

Transhumance: Landbouwsysteem waarbij veehouders ’s winters in de laagvlakten

verblijven en in de zomer de bergen intrekken.

Doordat de modernisering in landen langs de Middellandse Zee pas laat op gang kwam, ontstond er een grote migratiegolf naar Noord-Europa. De toetreding van verschillende landen tot de EU heeft grote gevolgen gehad voor het landschap. Er wordt veel geïnvesteerd in

wegen, tunnels en viaducten. Door middel van subsidies werden boeren daarnaast decennialang gestimuleerd om de productie te verhogen en werd geprobeerd om boeren te beschermen tegen concurrentie uit landen buiten de EU. De kleinschalige boerenbedrijven verdwenen en hier kwamen grootschalige boerenbedrijven voor in de plaats.

De sociaaleconomische situatie van veel gebieden langs de Middellandse Zee, is in het algemeen slechter dan in Noordwest-Europa. In veel regio’s werken de meeste mensen nog in de landbouw. Door de opkomst van het massatoerisme is de economie echter gegroeid en is er meer werkgelegenheid in de landbouw ontstaan.

§6. Landdegradatie rond de Middellandse Zee.

In het verleden was er al sprake van landdegradatie rond het Middellandse Zeegebied. Dit kwam door een combinatie van hoge regenintensiteit, reliëf en een instabiele ondergrond. Door de moderniseringen wordt dit proces nog meer versterkt. Vele zijn grootschalig van aard, waardoor het landschap sneller uit balans raakt. Veel ingrepen die op korte termijn voordelen opleveren, blijken pas op de lange termijn schadelijk te zijn.

Van bodemerosie is alleen sprake wanneer de bovenste humuslaag verdwijnt. Aangezien deze humuslaag in het Middellandse Zeegebied toch al dun is, zal er vaak ‘gewone’ erosie zijn. Dit gebeurt meestal door afstromend water of door de wind, wanneer het water niet infiltreert. Wanneer het regenwater wel de grond intrekt, kan dit leiden tot aardverschuivingen

en modderstromen. De kans op deze processen wordt groter door de verdwijning van begroeiing. In de afgelopen jaren hebben bulldozers het landschap sterk beïnvloed. De EU heeft op veel plaatsen het aanleggen van wegen gestimuleerd. De bulldozers maakten van hellingen vlakke gebieden, waardoor het deel van de helling erboven steil en instabiel werd. In het Middellandse Zeegebied valt genoeg regen, maar het probleem met de neerslag is dat deze erg verdeeld is over het jaar. Veel water dat in de winter valt, trekt niet de grond in en

stroomt via rivieren weg naar zee. Omdat het tegenwoordig eenvoudig is om grondwater op te pompen, wordt er meer water uit de diepe grondwaterreservoirs gehaald dan er van nature weer bijkomt. Het gevolg hiervan is uitdroging.

Dankzij subsidies van de EU kunnen de boeren daarnaast extra investeringen doen in bijvoorbeeld irrigatie. Wanneer irrigatie onzorgvuldig gebeurt, dreigt verzilting.

Als laatste neemt de omvang van bosbranden de laatste tijd erg toe. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de leegloop van het platteland. Daar vindt alleen nog grootschalige landbouw plaats. Als er dan een bos in brand vliegt, is er geen houden meer aan. Veel boeren planten

ook nog eens snelgroeiende eucalyptusbomen aan. Deze bomen hebben als nadeel dat ze veel water verbruiken en snel in brand vliegen.

H3. Wereld: stedelijke gebieden in de VS.

§2. Een wereld van steden.

S

tedelijk netwerk: Een groep van steden die onderling verbonden zijn. Het kan op meerdere schaalniveaus voorkomen.

Wereldstad: Een grote stad met een mondiale uitstraling, die een belangrijke rol speelt op economisch, politiek en cultureel gebied.

De wereldsteden vormen een belangrijk knooppunt, in deze knooppunten tref je:

Ø   Een concentratie van hoofdkantoren van MNO’s.

Ø   Een dicht netwerk van verbindingen, zoals vliegverbindingen.

Ø   Een intensieve uitwisseling van informatie en ideeën.

Ø   Een veelvoud aan banken en andere financiële instellingen.

Ø   Een oververtegenwoordiging van kwartaire, hogere diensten. Opmerkelijk is dat wereldsteden vaak een intensiever contact hebben met andere wereldsteden dan met steden in hun eigen land.

Tokyo, Londen en New York zijn de top van de wereldsteden. Elk vormt namelijk een

centrum in de triade die de wereldeconomie beheerst. Bovendien liggen ze goed gespreid over de wereld, zodat de 24-uurs economie van hieruit kan worden aangestuurd.

Me

gastad: een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.

De snelle groei van megasteden kan je op drie manieren verklaren.

1.   Door de hoge natuurlijke groei;

2.   Door het hoge vestigingsoverschot;

3.   Door de uitbreiding van de stad, waardoor randsteden onderdeel van het stedelijk gebied zijn geworden.

Door de globalisering zijn de banden tussen wereldsteden verder aangehaald, maar tegelijkertijd is de afstand tot andere steden juist toegenomen. Vele miljoenensteden in arme landen worden niet opgenomen in het netwerk van wereldsteden. Het internationale bedrijfsleven heeft geen belangstelling voor deze steden. Dit komt o.a. door:

·  De koopkracht van de stedelijke bevolking is er heel laag en daarmee vormt het geen interessante afzetmarkt.

·  De steden liggen vaak in een land met veel sociale en politieke onrust, en worden door internationale investeerders als riskant ingeschat.

·  De nationale ideologie of politieke opvatting verzet zich tegen te veel invloed van de westerse liberale wereldeconomie.

§3. Steden in de VS.

In steden als New York, Chicago en Los Angeles vestigen zich de hoofdkantoren van tal van bedrijven die een rol spelen in de wereld. De producten uit Hollywood spelen een belangrijke rol in de amerikanisering van de wereldcultuur. Andere grote steden in de VS spelen eerder een rol in de VS zelf, dan mondiaal. Deze regionale centra hebben een stuwende en verzorgende functie voor het achterland. Dit is het gebied dat voor tal van voorzieningen georiënteerd is op een bepaalde centrale stad.

Het internationale, economische belang van een stad kun je afmeten aan twee criteria:

1.   De concentratie van hoofdkantoren en zakelijke dienstverlening. Dit is het deel van de dienstensector die zich vooral richt op de ondersteuning van internationale bedrijven. De belangrijkste hoofdkantoren en zakelijke diensten liggen in het dichtbevolkte noordoosten van Amerika. Maar dit verschuift echter langzaam naar het zuiden en westen. Dat komt ten eerste door de verschuiving van het demografisch zwaartepunt. Daarnaast door de economische groei van de staten als Texas, Florida en Californië. En ook door de global shift naar de Pacifische zone (westen).

2.   De omvang van internationale vliegvelden. New York vormt het belangrijkste knooppunt hierin. Zo’n knooppunt noem je een hub, van hieruit lopen er tal van lijnen (spokes) naar andere belangrijke hubs.

Er bestaat niet zoiets als een echte Amerikaanse stad. Toch keren een aantal elementen in de meeste steden terug. De skyline van vrijwel alle grote Amerikaanse steden wordt bepaald door een Central Business District (CBD). Hier concentreert de zakenwereld zich.

§4. Ontwikkelingen aan het stedenfront.

In de periode 1830-1920 groeien veel havensteden uit tot belangrijke steden. New York, New Orleans en Los Angeles zijn enkele voorbeelden. In het binnenland ontstaan grote steden rond een knooppunt van wegen of spoorlijnen. Aan de geografische ligging zitten altijd 2 kanten:

-   De site. Hierbij let je op eigenschappen van de plaats zelf. Zoals de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen of de ligging aan het water.

-   De situation. Dit is de positie ten opzichte van andere plaatsen en gebieden.

De factoren transport en bereikbaarheid spelen voor deze twee een beslissende rol. De hoge

(auto)mobiliteit en de ontwikkeling van een dicht wegennetwerk zijn de stuwende krachten achter het uitdijen van de stad. Zo ontstaat een functionele regio, waarbij elk deelgebied een specifieke functie krijgt zoals wonen, werken of recreëren.

New York, Chicago en Los Angeles vormen de knooppunten in het mondiale stedennetwerk en zijn de zenuwcentra van de globalisering. Tegelijkertijd wordt hun ruimtelijke geleding – de opbouw van het stedelijk gebied – door de globalisering beïnvloed. Door de globalisering verandert de internationale arbeidsdeling: de maakindustrie verdwijnt naar lagelonenlanden. Ook een deel van de dienstensector suburbaniseert. Dit komt doordat het niet zo veel meer uitmaakt waar je zit, als je maar bereikbaar bent. Veel kantoren verhuizen onderdelen waarbij fysiek contact met klanten niet nodig is (back office) naar de randen van de stad. Het front office blijft dan aanwezig in het centrum.

Me

tropool: Letterlijk ‘moederstad’. Bestaat uit een grote centrale stad met voorsteden en daaromheen een dichtbevolkte randzone. Alle stedelijke functies zijn er vertegenwoordigd. Aan de randen hiervan en in de buurt van verkeersknooppunten ontstaan vaak edge cities. Dit zijn steden met een uitgebreid voorzieningenniveau. Rondom deze steden liggen de suburbs, waar je ook de gated communities kan vinden.

§5. New York, the Big Apple

Al eeuwenlang heeft New York een aantrekkingskracht op mensen over de hele wereld die een nieuwe start willen maken. De grote diversiteit aan culturen en etnische groepen geeft de stad een kosmopolitische uitstraling. De geografische ligging is ook heel sterk, waardoor New York zich heeft ontwikkeld tot de belangrijkste haven- en handelsstad aan de oostkust. Mainportregio: Het achterland van een belangrijke internationale mainport, in dit geval New York, dat gebruik maakt van de haven.

Deze belangrijke handels- en transportfunctie trok het bank- en verzekeringswezen aan, waardoor Wall Street zich er in 1865 vestigde. Bovendien, waar veel geld is komt cultuur vanzelf. Bankiers en handelaren investeren in musea en theaters en leveren daarmee een bijdrage aan de culturele bagage van de stad.

New York is een dienstenstad, er zijn namelijk tal van voorzieningen voor:

v Bewoners. Wel zijn veel winkels zoals supermarkten verhuisd naar de edge cities.

v Toeristen. Jaarlijks komen 45 miljoen toeristen naar de Big Apple.

v Zakenwereld en internationale dienstverlening. Er zitten nl. veel hoofdkantoren in NY.

v De financiële wereld. NY is een grote speler op de mondiale financiële markt. Alle grote banken zijn hier vertegenwoordigd.

v Supranationale organisaties als de VN. Er zitten veel onderzoeksbureaus in NY.

De moderne informatietechnologie maakt dienstverlenende bedrijven steeds meer footloose, dat wil zeggen dat er geen factoren meer zijn die de bedrijven dwingen zich op een bepaalde plaats te vestigen.

Creatieve stad: een stad met een concentratie van creatieve ondernemingen en personen. Creativiteit leidt op tal van terreinen tot innovatie (vernieuwing) en dat zou je de zuurstof van de moderne wereldstad kunnen noemen. Veel mensen uit de creatieve sector vestigen zich in de stad zelf. Oude wijken met een gunstige ligging worden opgeknapt en trekken zo ook andere rijke inwoners aan. De oorspronkelijke bewoners vertrekken naar de slechtere voorsteden. Het proces waarbij een vervallen wijk wordt opgeknapt en zo een woonwijk voor de hogere inkomens wordt, noem je gentrificatie.

§6. Los Angeles, cultureel en economische knooppunt.

De bloeiende economie van Los Angeles kent meerdere pijlers:

·  Hoogwaardige industrie. LA is een centrum voor medische apparatuur, hightech en kledingindustrie.

·  Los Angeles is de toegangspoort tot de snelst groeiende regio in de wereld. De global shift zal deze functie alleen maar versterken.

·  Internationaal zaken- en financieelcentrum.

·  Internationaal centrum van de film- en entertainmentindustrie.

·  Verzorgingscentrum van een groot achterland.

Los Angeles wordt wel een minority majority metropool genoemd. Dit komt omdat bijna de helft van de inwoners buiten de VS geboren is. Het aandeel hispanics neemt snel toe door:

-   De toestroom van veel jonge migranten uit de rest van de VS en Mexico.

-   Het hoge geboortecijfer onder vooral de Mexicaanse migranten.

Veel nieuwkomers in LA zijn op zoek naar een beter leven. Sinds 1965 is de immigratiewet versoepelt, waardoor de migratie goed op gang kwam. Vanaf toen kon de legale migrant zijn vrouw en kinderen uit het moederland over laten komen (gezinshereniging) en was ook de huwelijkspartner welkom (gezinsvorming). Wanneer een immigrant gevolgd wordt door

familie, vrienden of streekgenoten, spreek je van volgmigratie. De gevolgen van al dit:

§  Latinosering van LA. Op openbare scholen is twee derde van de leerlingen latino, de blanke middenklasse stuurt haar kinderen liever naar een privéschool.

§  De verschillen in de leeftijdsopbouw tussen de vergrijzende blanke bevolking en de hispanics wordt steeds groter.

§  De scheidslijnen tussen arm en rijk krijgen steeds meer een etnisch tintje. Er treedt

r

uimtelijke segregatie op. Dit is de scheiding van woonwijken op basis van

etniciteit en welvaart. Op termijn kan dit leiden tot getto’s en sociale polarisatie, een proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot oplopende spanning en onenigheid. Dat gevaar neemt toe wanneer de economische groei stagneert en er een etnisch bepaalde onderklasse ontstaat, met weinig uitzicht op een beter leven.

LA is ongeveer zo groot als de Randstad en bestaat uit een patroon van rechte autowegen die de lijnen vormen in het raster en die de stad verdelen in blokken. Gevolg is dat Los Angeles niet echt een centrum heeft. Het CBD bestaat uit een verzameling van wolkenkrabbers, maar vormt niet echt het hart van de stad waar alles samenkomt. De stad kent meerdere centra en sommige zijn uitgegroeid tot edge cities. Maar het meest bepalende beeld is de gordel van suburbs, allemaal aangelegd volgens het gridpatroon. Door de grote bouwkavels is de woondichtheid van LA voor een wereldstad heel laag. Vooral de rijke blanke bevolking woont in deze suburbs, of zelfs gated communities.

§7. Washington, centrum van politieke en militaire macht.

Washington is vooral beroemd door zijn functie als federale hoofdstad van het machtigste land ter wereld. Washington is een politieke wereldstad. Dit kun je afleiden aan het feit dat er veel internationale politieke instellingen zijn gehuisvest. De internationale pers is er ook goed vertegenwoordigd. Daarnaast is door de globalisering de politiek steeds internationaler geworden en Washington profiteert daarvan.

Washington D.C. vormt het sluitstuk van de Megalopolis. Dit is de stedelijke zone aan de oostkust, die van Boston doorgaat tot Washington en daarom ook wel BoshWash wordt genoemd.

In Washington zijn veel politieke instellingen geclusterd in het noordwestelijke deel van de stad. Door de clustering – concentratie van bedrijven die elkaar aanvullen –  ontstaat er een omgeving waar innovaties tot ontwikkeling kunnen komen.

Bij politieke organisaties speelt de factor nabijheid een grote rol in de keuze van de locatie. Een cluster van bedrijven die elkaar aanvullen en ondersteunen, levert namelijk een agglomeratievoordeel op. Het face to face contact is erg belangrijk, daarom zitten ze allemaal zo dicht bij elkaar gevestigd.

De oorzaken van het hoge aandeel Afro-Amerikanen in Washington zijn:

§  Washington heeft als hoofdstad bij de toelating van migranten nooit onderscheid gemaakt naar ras of geloof.

§  De suburbanisatie is erg selectief. De rijkere, veelal blanke bevolking is gaan wonen in de suburbs ten noorden van de stad. De armere zwarte bevolking bleef zo achter in de centrale stad.

Het gevolg hiervan is dat er sprake is van een sterke ruimtelijke en sociale segregatie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.