Hoofdstuk 9 en 10

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4349 woorden
  • 9 maart 2012
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
28 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

H9 Wateroverlast in Nederland

H9.1 Rivieren, vriend en vijand

Kenmerken van onze rivieren

Stroomgebieden

Nederland is het afvoerputje van West-Europa. Het gebied van een hoofdrivier met zijn rivieren en beekjes dat afwatert op zee, heet het stroomgebied van de hoofdrivier, wat ook wel afvoeiingsgebied wordt genoemd. Dat van de Rijn ligt in negen landen. De grens tussen twee stroomgebieden heet waterscheiding, wat in de Alpen de hoge bergkammer zijn. In Nederland zijn dat heuvelruggen, we hebben er vier: de Eems, de Schelde, de Rijn en de Maas.

Bovenloop

De rijn is een gemengde rivier het bevat zowel gletsjer als regenwater. De meeste rivieren beginnen in de Alpen. Daar begint de bovenloop, dit is het begin van de rivier dichtbij de bron, waar de erosie overheerst. Het lengteprofiel van een rivier is de doorsnee van bron tot de monding, dit is in de bovenloop het steilst. Het verhang, dit is het aantal meters hoogteverschil per kilometer rivier, is hier groter dan de rest van de rivier. De erosie zijn de stenen die meerollen met de rivier, na verloop van afstand slijten zij en wordt het grind, zand en later klei, dit werkt als een soort schuurpapier. In het dwarsprofiel heeft het dal een vorm van een V, dat wordt ook wel kerfdal genoemd. Het hoogteverschil van een rivier tussen twee plaatsen heet verval, wat bij de Rijn zo’n 3000 meter is.

Midden-en benedenloop

De middenloop van de Rijn is grotendeels in Duitsland. Het verhang neemt hier af en rivier verliest kracht en snelheid. De rivier stroomt over een dalbodem. Dit is het vlakke deel van het dal, dat bij hoogwater kan overstromen.

Het laagste deel van de rivier, dat dichtbij de monding ligt, heet benedenloop. De rivier stroomt hier door een vrijwel vlak landschap. Een kenmerk voor de midden- en benedenloop is dat de rivier gaat slingeren, een grote bocht in een rivier heet meander, dit omdat het voor het geringe verhang niet snel de grote hoeveelheden kan laten wegstromen. In de benedenloop is klei, door overstroming komt het in de uiterwaarden, waar bakstenen worden gebakken.

De maas

De Maas is een regenrivier, het wordt dus alleen door regenwater gevoed. Het is 900 kilometer lang en begint bij 400 meter, het heeft dus een geringer verval dan de Rijn. In Nederland is er veel grindwinning waardoor er veel meren zijn, de Maasplassen. Van Roermon tot Den Bosch heet de maas wel de Zandmaas.

Gebruik van de rivieren

De rivieren zijn belangrijk voor Nederland, ze hebben zeven functies:
1. Mijnbouw, bij. De winning van grind en zand, wat gebruikt wordt voor beton, wegen en woningbouw.

2. Als transportfunctie. De  Waal is zelfs het drukst bevaarde rivier ter wereld. De scheepvaart vanuit       Rotterdam is de moter van de Nederlandse economie.

3. Winning van drinkwater.

4. Koelwater voor de industrie en elektriciteitscentrales. Probleem is dat het niet te warm moet zijn anders gaan organismen in de rivier dood, en in de winter vriezen de rivieren niet meer dicht.

5. Beregening van de landbouwgebieden. Aangezien we droge zomers hebben.

6. Het rivierengebied heeft aantrekkingskracht op vogels, vissen, etc. het vorm een aaneengesloten natuurgebied.

7. Het trekt mensen aan, recranten.

Waterafvoer in Rijn en Maas

Verschillen

De Rijn en maas verschillen sterk in hun debiet, de hoeveelheid water die een rivier per tijdseenheid afvoert. Ook het regime, de verdeling van de waterafvoer verschilt sterk. Dit heeft te maken met de voeding van de rivier, bij de Rijn is dit gemengd. Het komt van Gletsjers, waardoor er veel smeltwater is in de lente, en in de winter is er meer neerslag die door de geringe zon weinig verdampt en dus in de Rijn terecht komt. Door deze combinatie is de afvoer van de Rijn vrij regelmatig.

Omdat de maas een regenrivier is, is het peil van deze rivier sterk afhankelijk van de hoeveelheid regen die er valt. In de winter is er dus veel afvoer, in de zomer is er weinig afvoer. Hier reageert de Maas heel snel op. Dit komt ook doordat het stroomgebied klein is en de grond in de Ardennen rotsachtig is dus water kan moeilijk wegstromen. De vertragingstijd, de tijd tussen een regenbui en een afvoergolf, voor de Maas klein is.

Piekafvoer

Een piekafvoer gebeurt niet al het alleen in Nederland veel regent. Ze worden bevorderd door:

  1. Langdurige regen in het stroomgebied, waardoor de grond weinig water meer opneemt.
  2. Lage temperatuur, waarbij de bodem van het stroomgebied bevroren is,  en dus weinig water opneemt.
  3. Hoge temperaturen in de brongebieden, waardoor hoger gelegen sneeuw smelt.
  4. Een rotsige stenige ondergrond zorgt ervoor dat regenwater snel afvoert.

Laagwater

Droge perioden in de zomer zorgen o.a. voor laag water, of langdurig minder neerslag. Dit kan problemen opleveren:

  • De schepen kunnen minder laden doordat de rivier te ondieip wordt.
  • Waterwinning komt in gevaar.
  • Het ondiepe rivierwater warmt snel op, hierdoor kunnen ziektes ontstaan.
  • De elektriciteitsproductie moet worden beperkt.
  • Zout zeewater kan door de lage rivierstand Nederland binnendringen.

Veiligheid en het voorkomen van onherstelbare schade hebben de hoogste prioriteit (instand houden van dijken), drinkwater en elektriciteit, kortom nutsvoorzieningen hebben de tweede plek,  kapitaalintensief de derde plaats.

Klimaatverandering

Klimaatverandering, droogte en rivieren

Nederland moet in de Winter en voorjaar nat zijn om voldoende hoeveelheid water voor de zomer beschikbaar te hebben.  Het klimaat verandert, de zomers worden droger en winters worden zachter.  Gletsjers in de Alpen smelten en ook zal er meer gaan regenen in de hooggelegen gebieden. Hierdoor krijgt de Rijn het karakter van een regenrivier, met daardoor een onregelmatige afvoer. Dus vaker hoogwater. Ook de stijging van het zeeniveau zorgt ervoor dat er in periode’s met laagwater, zout zeewater verder de riveren binnendringen en het wegpompen van water naar zee moeilijker maakt.

Kwetsbaarheid neemt toe

Vroeger was de kans op een overstroming groot en de gevolgen klein, nu juist andersom. Door de dichtbevolktheid is de schade met een overstroming niet te overzien. Door de toename van het inwonertal in Nederland en vindt er intensivering van de landbouw plaats en ook rukt de bebouwing in de diepste polders en uiterwaarden toe. Door de klimaatverandering wordt de kans op overstroming alleen maar groter.

H9.2 Ingrepen in de rivieren

Bedijking

Eerste bescherming

In de loop van de eeuwen heeft de mens een belangrijke stempel op de rivieren gedrukt. Vroeger bouwen boeren rond de rivier en woonden op terpen. Vanaf het jaar 1000 is het rivierengebied geleidelijk bedijkt om het achterliggende land te beschermen. Dit waren de zogeheten dwarsdijken, deze stonden loodrecht op de stroomrichting.

Volledige bedijking

Het rivierenland ligt nu geheel binnen de dijken, dit wordt ‘waard’ genoemd. In de zomer stroomt de rivier door een relatief smalle bedding, het zomerbed. In de winter voert de rivier veel water af en staat het rivierwater tegen de rivierdijk. De rivier heeft dan een brede bedding winterbed. Het gebied tussen de winter- en zomerdijk heeft uiterwaard. Door de bedijking is de kans op overstroming groot, ook omdat de rivier geen zand en klei meer kan afzetten in het bedijkte land.  Dit gebeurt wel in de uiterwaarden, die door natuurlijk afzetting zijn verhoogd, waardoor de kans op overstromingen toeneemt.

Dijken en normen

We zullen in de toekomst de dijken hard nodig hebben. De veiligheidsnormen zijn in de wet vastgelegd. Nederland is hiervoor verdeeld in dijkringen of dijkringgebieden. Dit zijn gebieden die omringt zijn door primaire waterkering, die bestaat uit dijken, duinen en ander waterkerende bouwwerken die het water moet tegenhouden.

Compartimentering

Door in dijkringgebieden extra dijkjes aan te leggen, kan het gebied worden opgedeeld. Dit heet compartimentering van het land. Dat voorkomt dat het hele dijkringgebied meteen onder water komt te staan. De vroegere dwarsdijken waren ook een vorm van compartimentering.  Er zijn nog steeds dwarsdijken:

  • Tussen Zuid-Holland en Gelderland loopt de Diefdijk, die beschermt Zuid-Holland tegen de Waal en Neder-Rijn in Gelderland.
  • Bij Nijmegen loopt de Querdamm, die de oostelijke rivieren beschermt tegen overstroming in Duitsland.
  • Kwetsbare duinrepen werden beschermd door een slaperdijk, die een hoge waterstand met geringe golven moest tegenhouden.

Afvoer

De maximale hoeveelheid waterafvoer die men voor een rivier verwacht, heet de maatgevende afvoer. Na de hoogwaters van ’93 en ’95 werd door de regering het Deltaplan Grote Rivieren bedacht. De dijken moesten de maatgevende afvoer moeten tegenhouden. Dit leidde tot dijkverzwaringen in het rivierengebied.

Ingrepen in het stroomgebied

Verstening

Behalve bedijking hebben ook andere ingrepen in het stroomgebied van de Rijn en Maas sterke invloed op onze rivieren en de onregelmatige waterafvoer. Zo leidt verstedelijking tot verstening, waardoor het water sneller in het riool stroomt en dus sneller in de rivieren. Ook ontbossing of aanleg van greppels leidt tot een snellere afvoer.

Normalisatie

In Nederland en het buitenland zijn er mogelijkheden om afvoer en mogelijkheden voor de scheepvaart te verbeteren. Grote rivieren worden genormaliseerd dit zijn alle ingrepen die de rivier ontdoen van zijn grillige karakter, die zorgen voor een snellere afvoer van het water en de rivier beter bevaarbaar maken. Zo worden bochten afgesneden en worden er kribben aangelegd. Dit zijn korte stenen dammen, om de rivier smaller te maken, als gevolg zoekt de rivier zijn ruimte in de diepte en blijft de rivier beter op zijn plaats.

Waterregulering

De Rijn splitst voor Arnhem in tweeën. De verdeling van dit water wordt geregeld door stuwen dit zijn bouwwerken van schuiven die het waterniveau in een rivier reguleren, als een stuw wordt gesloten, kan het water niet verder stromen en gaat het water stroomopwaarts stijgen. Hierdoor krijgt de rivier het karakter van een kanaal, men spreekt wel van kanalisatie. Als stuwen gesloten zijn moeten schepen via sluizen varen. Door de stuwen blijft er in Noord-Nederland genoeg zoet water en is er genoeg water voor de scheepvaart.

9.3 Rivierenbeleid

overstromingen voorkomen

Vasthouden, bergen en dan pas afvoeren

De eerder genoemde ingrepen zijn niet genoeg om waterproblemen de komende eeuw te voorkomen. Daarom gaat men in de 21e eeuw uit van een drietrapsstrategie:

  1. In de bovenloop moet overtollig water zoveel mogelijk worden vastgehouden.
  2. Bij veel neerslag kan dit water niet allemaal worden vastgehouden. Dit kan worden opgeslagen in retentiebekkens. Dit zijn gebieden die bij hoog water mogen overstromen.
  3. Als dat ook niet mogelijk is, dan afvoeren, maar wel voldoende ruimte voor het water houden.

Keerpunt in het rivierengebied

Deze drietrapsstrategie heeft ervoor gezorgd dat er een keerpunt kwam in het rivierenbeleid. Er moeten extra maatregelen komen. Bijvoorbeeld dijkverhoging, vaak in combinatie met dijkversterking.  Maar dit lukt niet altijd, daarom koos de regering voor ‘ruimte voor de rivier’.

Rivierverruimende maatregelen

Er zijn acht maatregelen:

  • Verdiepen van de uiterwaarden, hierdoor kan het winterbed meer water afvoeren.
  • Het graven van nevengeulen in de uiterwaard, een soort lokale verlaging van de uiterwaarden, dit zorgt voor een rijke flora en fauna.
  • Het graven van hoofdgeulen, dit zijn geulen met dijken erlangs om water via een andere route af te voeren.
  • Het verbreden van het winterbed, bijvoorbeeld door verplaatsen van winterdijk.
  • Het verwijderen van obstakels zoals bouwsels of kades die de doorstroming belemmeren.
  • Verlaging van de  kribben, hierdoor stroomt het water makkelijker weg en de functie van de krib blijft.
  • Verdieping van het zomerbed, dan kan de rivier met hoogwater meer afvoeren, er moet wel veel gebaggerd worden.
  • Tijdelijke berging in retentiebekkens, ook kunnen gebieden worden aangewezen die mogen overstromen.

Maaswerken

Deze maatregelen zijn voornamelijk bedoeld voor de Rijn. Voor de Maas zijn is er het Maaswerkenproject. Hoogwaterbescherming wordt gecombineerd met de winning van grind en het ontwikkelen van nieuwe natuur. Ook wordt de vaarweg geschikter gemaakt voor scheepsvaart en het julianakanaal verbreed. 

Ruimtelijke kwaliteit en beleid

Ruimte voor de rivier heeft ook als doel het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, het karakteristieke rivierengebied met de historische plaatsen mag niet verloren gaan. Zo wordt er gedacht om mens en dier. De rivierbedverruiming gaat vaak hand in hand met natuurontwikkeling. Meer ruimte geven aan de natuur betekent ook meer ruimte voor natuurlijke processen zoals erosie, overstromingen. Hiervoor wordt zand en grind gewonnen, deze opbrengstend kunnen de kosten gedeetelijk dekken. Het beleid is gericht op waarborging van veiligheid en natuurontwikkeling.

De watertoets

Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de ruimte voor water niet verder beperken. Zo wordt er tegenwoordig een watertoets uitgevoerd. Doel is om te zorgen dat er bij inrichtingsplannen voldoende rekening gehouden wordt met water.

De toekomst tegemoet

Noodmaatregelen

Ondanks alle maatregelen moet er noodmaatregelen worden genomen, wanneer er toch een overstroming plaatsvindt, daarom wordt gewerkt aan een rampenbestrijdingsstrategie voor de Rijn en Maas. Daarin staat in eerste plaats maatregelen om waterkeringen tijdelijk te versterken of te verhogen met zandzakken bijvoorbeeld.

Een andere noodmaatregel is het gebruik van noodoverloopgebieden, deze zijn gebieden die bij hoge nood onder water worden gezet, dit leidt echter wel tot weerstand van de bevolking. Dit kost ook enorm veel geld.

Communicatie en evacuatie

Een goede voorbereiding op een ramp en informatievoorziening zijn van belang om een overstroming zo goed mogelijk te laten verlopen, dat door:

  • Het verbeteren van waarschuwingssystemen voor hoogwater.
  • Voorbereiding van menesn op overstroming, waar moet je heen, wat te doen?
  • Verzekering tegen overstromingsschade.
  • Nieuwe campagne om burgers te wijzen op de mogelijke rampen in jouw buurt, en welke maatregelen je zou moeten volgen.

Internationale samenwerking

Hoogwaterbescherming

Om problemen rond de Rijn samen met andere landen op te lossen, worden sinds 1950 de Internationale Rijnconverentie gehouden. Vervuiling en hoogwaterproblematiek staan in het middelpunt van de belangstelling. Zo werd een Actieplan Hoogwater aangenomen, om te voorkomen dat de maatregelen in de andere landen nadelig zijn voor Nederland, wordt in Brussel aan EU-richtlijnen voor hoogwaterbescherming gewerkt.

Nieuwe normering

Nederland krijgt ook in de toekomst te maken met zeespiegelstijging en zwaardere stormen. Zo wordt bekeken of de normen moeten worden verhoogd.

9.4 Leven met Water

Neerslag en de gevolgen ervan

Neerslagcodes

In de toekomst zal er in de zomer steeds meer neeslag vallen, vooral in de vorm van hevige buien, hiervan zullen we last ondervinden.

Wateroverlast

Toenemende neerslag zal leiden tot natte voeten, dit omdat het lastig is veel water in één keer af te voeren. Vooral in  polders zal hard gewerkt moeten worden om water in de hogergelegen rivier of vaart, de boezem te pompen. Soms lukt dit niet en overstroomt een gebied.

Wateroverlast in de stad

Door de toenemde verstening in de bebouwde gebieden kunnen de riolen de toenemende hoeveelheden water niet  altijd afvoeren. Hierdoor stromen kelders vol of komt het vervuilde rioolwater terecht in de sloten, rivieren of de zee.

Bodemdaling

De waterproblemen in Nederland worden versterkt door de daling van de bodem. Het heeft twee oorzaken:

  • Zo worden stukken grond ontwaterd. Het droogliggende veen oxideerd langzaam aan de lucht. Het verdampt eigenlijk. Zo kwam de grond lager te liggen.
  • Ook de beweging van de aardkost speelt mee. Het westen daalt en oosten stijgt. Dit gebeurt het hardst in de de Noordzee, waardoor de zeespiegel relatief stijgt ten opzichte van het land.

Ruimte voor het water

Leven met water

We beseffen steeds meer dat we het water in Nederland de ruimte moeten geven. Zo kan de effecten van klimaatverandering kunnen worden verminderd door de bestemming, inrichting af te stemming op het water en de bodem. De lage delen van de polder worden niet langer ontwaterd, maar kunnen overstromen bij veel neerslag, hier kan dan recreatie plaatsvinden. Ook worden waterbergingsgebieden aangewezen, dit zijn gebieden die mogen overlopen bij veel neerslag.

Water in de stad

Net als in het rivierengebied geldt ook voor het water in de stad de drietrapsstrategie:

  1. Vasthouden van regenwater in de stad.
  2. Als dat niet lukt: bergen van water.
  3. En pas als het echt niet ander kan: afvoeren.

Op punt 1 te realiseren moeten er genoeg vijfers en sloten zijn.  Ook wordt het regenwater dat op het verharde oppervlakte valt, gekoppeld aan een schoonwater riool, wat terecht komt in open water. Voorbeelden zijn:

  • Aan de rand van het centrum van Leidschendam is metn gestart met de bouw van een unieke, ondergrondse plderwaterberging, dit houdt bij veel neerslag het water vast.
  • In Zwolle in een nieuwe wijk, wordt het regenwate opgevangen in grote reservoirs. 

Wat kunnen de bewoners zelf doen

Er wordt in de toekomst veel verwacht van de initiatieven van de burger. De maatregelen kunnen wateroverlast helpen voorkomen:

  • Wie ruimte heeft, kan een regenton aanschaffen, kan worden gebruikt op tuin te sproeien.
  • Bewoners met een tuin kunnen hun regenpijp afkoppelen van het riool, regen zakt  dan in de bodem.
  • Het zaaien van gras of aanbrengen van beplanting inde tuin.
  • Dakbegroeien laten aanleggen, dit houdt regenwater vast.

H10 Steden in Nederland

10.1 Leven in een stedelijk gebied

Voorzieningen

Elke dorp of stad heeft voorzieningen, dit verschilt echter erg per plaats, dat heeft te maken met draagvlak het aantal mensen dat in een gebied woont en gebruik kan maken van een voorziening. Dit verschil in voorzieningen kun je verklaren met de kosten die bij zo\'n voorziening horen en het aantal mensen dat ervan gebruik maakt. Dit moet boven de drempelwaarde liggen, het minimum aantal personen dat nodig is om een voorziening te kunnen laten bestaan. De reikweidte is de afstand die mensen bereid zijn voor een voorziening af te leggen, bij een cardioloog is deze heel groot. Een verzorgingsgebied is het gebied waar de mensen wonen die van de voorzieningen gebruik maken. Activiteiten die mensen en geld uit andere gebieden trekken noemen we stuwende krachten, dit is gunstig voor de plaatselijke economie.

Stedelijke netwerken

De steden groeien de laatste jaren steeds sneller, daardoor groeiden kleine plaatsen soms aan grote plaatsen vast, er ontstonden dan agglomeraties. De grote stad en de plaatsen eromheen die nu veel contact met elkaar hebben heeft het stadsgewest. Doordat de bereikbaarheid van een stad niet altijd even goed is, ontstaan er winkelcentra aan de rand van de stad. Zo\'n stedelijke gebied met verschillende kernen heet een stedelijk netwerk.

Stadregio\'s

Gemeenten die bij elkaar in de buurt liggen, nemen wel eens gezamenlijk beslissingen. Gemeenten die heel close zijn heten plusregio\'s of stadregio\'s. Dit zijn voorbeelden van regionale samenwerking. De Randstad is ook een stadregio.

Bereikbaarheid

Veel winkels, cafés en andere voorzieningen zitten in het centrum. Dit komt omdat dit een knooppunt is waar dagelijks duizenden mensen langs komen. Echter voor autodealers, kantoren en meubelzaken is de parkeergelegenheid niet ruim genoeg  en zijn naar de rand van de stad vertrokken.

Lokaal vervoer

Om ervoor te zorgen dan de centra niet verstopt raakten, zijn er delen afgesloten voor autoverkeer en zijn de parkeertarieven gestegen, als gevolg gaan meer mensen me het openbaar vervoer en de fiets.

Regionaal vervoer

Mensen die in een andere gemeente wonen dan ze werken heten forensen of pendelaars. Veel hiervan kiezen voor de auto, als gevolg staan er dan lange files, dit heet congestieverschijnselen. Hierdoor is de bereikbaarheid van de verschillende steden heel slecht. Files zorgen voor overlast, zowel financieel als op milieu gebied, om uit te rekenen hoe vervelend een file is, wordt de filedruk berekend. Dit is afstand in km keer duur in minuten. Oplossingen zijn wegen verbreden, hogere prijzen op bijv. benzine of rekeningrijden. Sommige gemeenten combineren een parkeerverbod in de binnenstad met de bouw van transferiums hier parkeer je de auto en gaat verder met het OV. Ook het bedrijfsleven wordt meer betrokken bij oplossingen, zo worden wegen aangelegd met het geld van het bedrijfsleven die daarvoor geld mogen vragen, deze samenwerking tussen overheid en het bedrijfsleven heet publiek-private samenwerking.

10.2 wijken en buurten

Iedere stad is verdeeld in wijken dit zijn delen van een stad met eigen kenmerken. De kenmerken van een wijk of buurt heet wijkprofiel of buurtprofiel.

Verschillend tussen de wijken

Wijken verschillen door te kijken naar de kenmerken van huizen en bewoners.

Woningkenmerken

Bij woningen voor rijkere mensen zijn de wegen vaak breed en is de woningdichtheid, het aantal woning per km2 laag.  De belangrijkste kenmerken:

  • Ouderdom van de huizen.
  • Eigendom (huur- of koopwoningen).
  • Onderhoud.
  • Woningtype.

Bewonerskenmerken

De woningbezetting, het aantal mensen dat gemiddeld in een huis woont, wordt heel sterk bepaald door de gezinsfase. Het aantal daalt, dit komt door de vergrijzing. Er zijn de volgende bewonerskenmerken:

  • De grootte van de huishoudens.
  • De etniciteit.
  • Het inkomen.
  • De gezinsfase.

Oude en nieuwe wijken

Binnensteden

Veel Nederlandse steden zijn behoorlijk klein, binnensteden van meer dan een jaar oud hebben smalle straten, omdat er toen nog geen auto’s waren. Wat we nu het historische centrum noemen was vroeger de gehele stad. De prijs van deze woningen stijgt de laatste jaren enorm en vanwege de goede bereikbaarheid, zijn woningen vervanger door zakelijke functies. Dit heet cityvorming.

Negentiende-eeuwse wijken

Tot 1850 was Nederland een agrarische samenleving. Belangrijk voor de ontwikkeling van steden zijn de aanleg van spoorwegen, de groei van de havens en komst van de textielindustrie. De groei van werkgelegenheid in de stad stond in schril contrast met de armoede op het platteland. Dit zorgde voor push en pull factoren. De 19e eeuwse wijken werden gebouwd  om de fabrieken. Dit is platgelegd maar nu nog hebben die wijken goedkopen en kleine huizen.

Vooroorlogse wijken

Door de invoering van de woningwet in 1901 werd de kwaliteit van de huizen steeds beter, hierdoor kwamen de volgende ontwikkelingen:

  • Er werden woningbouwverenigingen opgericht. Ze kregen geld van de oveheid om huizen te bouwen, zulke woningen heten sociale woningen.
  • In verschillende plaatsen kwamen woonwijken met een dorpse sfeer, die vaak tuindorp of tuinwijk heten.
  • Op verschillende plekken hebben fabriekseigenaren (goede) woningen voor hun personeel gebouwd.
  • In grote steden werd ook geëxperimenteerd met andere onderwerpen en nieuwe materialen: Betondorp.

Naoorlogse wijken

Na de Tweede Wereldoorlog was het slecht gesteld in Nederland. Er werden vooral flats gebouwd gericht op gezinnen met jonge kinderen. Nieuw in deze tijd was de scheiding in functies, aparte winkelcentra, etc.

Ruimtelijke ordening

In de jaren ’60 nam de welvaart toe en was er grote vraag naar laagbouw koopwoningen. Dit aanbod was in de stad gering en suburbanisatie werd een massaal verschijnsel. Dit leidde tot een roep om verandering van de regering, die kwam met de Nota’s over Ruimelijke Ordening, deze worden verder uitgwerkt in streekplannen door de provincies. Gemeenten maken daar uiteindelijk bestemmingsplannen van.

Groeikernen

In de Tweede Nota over ruimtelijke ordening werd wat gedaan aan de rommelige suburbanisatie en werd de bouw van nieuwe woningen verboden. Alle nieuwbouw werd geconcentreerd in enkele groeikernen die betaalt werden door Den Haag. Hiervoor werd de infrastuctuur verbeterd. Hier kwamen jonge gezinne op af en de stad bleef zitten met de oude en armen.

Groeisteden

Rond \'75 wees de overheid vier groeisteden aan: Amersfoort, Zwolle, Groningen en Helmond zij hadden voldoende agrarische grond.

Vinex-wijken

In het extra deel van de Vierde Nota over Ruimtelijke Ordening werden naburige gemeenten gebruikt om grote wijken neer te zetten: vinex-wijken.

Gevarieerde wijken

Echter kwam er kritiek omdat de huizen teveel op elkaar leken. Hierdoor werd er meer gewerkt aan verschillende kleuren en vormgeving. Zo ontstonden woonerven zoals de bloemkoolwijken.

10.3 De leefbaarheid in de steden

Multiculturele steden

In Nederland hebben we veel allochtonen, steden zijn multiculturele steden geworden. Deze allochtonen lieten vaak hun gezien overvliegen (gezinshereniging), of ze stichten een gezin (gezinsvorming). Veel van deze mensen wonen in de armere wijken, waar soms meer dan de helt allochtoon is. Dit leidt tot spanningen vanwege de sociale tegenstellingen of sociale polarisatie.

De arbeidsmarkt

Alle mensen die een baan hebben vormen de kwantitatieve arbeidsmarkt, binnen deze groep bestaat grote variatie in leeftijd, scholing en ervaring, deze kenmerken horen bij de kwalitatieve arbeidsmarkt. Bedrijven zoeken de voordelen van elkaar op, een fabriek gaat bij een transportbedrijf in de buurt zitten, dat is een agglomeratievoordeel. Of ze zoeken elkaar op vanwege het persoonlijke contact tussen bedrijven, dit heet face-to-facecontact.

Creatieve steden

Steden die vooral veel moeten hebben van de kenniseconomie worden creatieve steden genoemd, dit zijn vaak grote steden.

De duale arbeidsmarkt

Er komt een steeds grotere tegenstelling tussen bewoners in steden op sociaal, cultureel, maar ook op economisch gebied. Je hebt je mensen met een slecht betaalde baan, die weinig kans hebben op promotie vanwege de mechanisering en automatisering. En de goedbetaalde banen in de creatieve sector en is een tweedeling, een duale arbeidsmarkt ontstaan.

Betere woonomstandigheden

Een duale arbeidsmarkt heeft veel ruimtelijke gevolgen. werklozen/armen wonen vaak in probleemwijken. Sociale verschillen kunnen leiden tot tegenstellingen tussen wijken, ruimtelijke polarisatie. Om het probleem van sociale en ruimtelijke ordening op te lossen, vinden er stadsvernieuwingen plaats, ook wel sanering genoemd. Een andere mogelijkheid is renovatie, oude woningen worden dan opgeknapt. Het opvullen van lege plekken in de stad heeft inbreiding, dit gaat vaak samen met het idee van het compactestadsbeleid, dit houdt in dat de ruimte zo goed mogelijk benut moet worden. Al deze veranderingen samen heten herstructurering. Hierdoor kan upgrading van een buurt optreden. Ook wordt er wel er wel spreidingsbeleid toegepast, dan worden er duurdere huizen in een arme wijk geplaatst om het volk zo te mengen. Maar de echte problemen los je op door bijscholing.

Gentrification

Op enkele plaatsen, bijvoorbeeld de oude binnensteden, worden dure appartementen gebouwd. Hierdoor hoopt de stad rijke mensen aan te trekken, waardoor en nieuwe winkels komen, wat weer nieuwe mensen moet trekken. Deze ontwikkeling wordt gentrification genoemd.

De openbare ruimte

Buurten en wijken verschillen ook qua openbare ruimte. Sommige buurten hebben speeltuintjes en is het rustig. Bij andere wijken zijn veel doorgaande straten. Kwantiteit is belangrijk en kwaliteit ook. Het moet er netjes bij liggen, en er moet genoeg bescherming zijn zoals \'blauw\' op straat en camerabewaking.

De leefbaarheid

In buurten met veel sociale cohesie voelen de bewoners zich veilig en is de leefbaarheid goed. Er zijn ook wijken die bij mensen negatieve gevoelens oproepen, dit is vaak subjectieve onveiligheid. Er is ook objectieve onveiligheid denk aan inbraken, bedreigingen.

Wijkbewoners

De bewoners bepalen ook voor een groot deel de sfeer van de stad. In Vinex-wijken wonen veel jonge gezinnen, die komen wel uit wijken vandaan, daar blijven de werklozen en allochtonen vaak over, wat tot een gevoel van onveiligheid leidt.

Verbetering van de leefbaarheid

Een samenvatting van de oplossingen om de leefbaarheid in een wijk te verbeteren:

  • De economische benadering. Oude krotten vervangen voor nieuwe woningen.
  • De culturele benadering houdt rekening met de verschillen tussen bewoners in een wijk en dus de voorzieningen.
  • Optreden van de politiek, want het moet toch vaak eerst bij de politiek wegkomen. De politiek kan ervoor zorgen dat er in sociaal opzicht veranderingen kunnen optreden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.