Ak H4
10.2
Het geheel van hoofdstroom en zijtakken van een rivier noem je een stroomstelsel. De kan je verdelen in:
- De Bovenloop, Hoog in de bergen, waar de rivier snel stroomt
- De Middenloop, het middelste deel, waar de rivier door een dal loopt
- De Benedenloop, de rivier stroomt in laagland door een overstromingsvlakte.
Het hoogsteverschil in een rivier heet verval. Het hoogteverschil per kilometer heet verhang. Het geslinger in de rivier heet Meanderen.
Het verzamelgebied waarbinnen alle neerslag via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt heet een stroomgebied. Deze wordt begrenst door waterscheidingen, dat is de grens tussen 2 stroomgebieden, vaak een gebergte of andere verhogingen.
Hoe snel het water in een rivier komt, hangt af van:
- De vegetatie
- Aard van bodem
- Onderliggend gesteente
Hoeveel tijd een regenbui nodig heeft om in de rivier te komen heet de vertragingstijd.
De schommelingen van de waterafvoer in een riviergedurende een jaar noem je het regiem.
Aan het regiem kan je zien wat voor soort rivier het is:
- Een gletsjerrivier, gevoed met smeltwater, deze rivier staat hoger in het voorjaar
- Een regenrivier, gevoed met regenwater, deze rivier staat hoger in de natte maanden
- Een gemengde rivier, gevoed met regen en smelt water, regiem is regelmatig.
De totale hoeveelheid water die een rivier afvoert noem je het Debiet. Als het waterpeil sterk stijgt noem je die een piekafvoer.
Het broeikaseffect kan verschillende gevolgen hebben voor een gebied.
- Meer neerslag, dus hoger debiet
- Meer extremere weersituaties, dus droogte en veel piekafvoeren met overstromingen
- Zeespiegelstijging, rivieren kunnen minder goed water kwijt in de zee.
10.3
Vroeger stroomden de rivieren vrij door het land. Door meanderhalfafsnijdingen kregen rivieren vaak nieuwe rivierlopen. Dit kan je vaak nog zien in het rivierengebied. In het natte seizoen, stroomde de rivier over en zette zand af op de oeverwal, direct naast de rivier. Verderop in de kom werd vooral klei afgezet. De afgelopen 10000 jaarhebben de rivieren het gebied opgehoogd met metersdik sediment.
Vanaf 2000 v. Chr. Gingen er mensen wonen in het rivierengebied. Eerst ging men wonen op de hoger gelegen gedeeltes, zoals oeverwallen. Vanaf de 11e eeuw ging met winterdijken aanleggen. Omdat deze regelmatig doorbraken maakte men terpen. Dat zijn verhogingen waar boederijen en soms hele dorpen op zijn gebouwd. Tussen de winterdijk en de rivier lag een gebied dat met hoog water kon overstromen, de uiterwaarden. Als er geen water was, waren de uiterwaarden grasland voor vee. In de 19e eeuw maakte men zomerdijken, direct naast de rivier om zomerdijken zoveel mogelijk te kunnen gebruiken.
In de laatste 100 jaar zijn er ook andere ingrepen gedaan, die niet allemaal veilig zijn
- Kribben, Om de rivier in stroombed te houden en de bevaarbaarheid te verbeteren.
- Op sommige plekken in de uiterwaard is gebouwd, en hebben ze de zomerdijk opgehoogd.
- Door ophoging dijken, sedimenteert de rivier alleen in stroomgeul, waardoor hij hoger wordt.
- Door kanalisering stromen rivieren sneller.
- Door verstedelijking ontstaat er verstening. Hierdoor wordt de vertragingstijd korten en krijg je verhoogd piekafvoer.
10.4
Nu is de belangrijkste eis: hoe houden we het rivierengebied veilig tegen overstromingen en hoe houden we de rivieren bevaarbaar? Vooral na dijkdoorbraken werden dijken verhoogd/verbreed, dit heet dijkverzwaringen. Ook werden sommige rivieren gekanaliseerd. Tevens werden noodoverloopgebieden of retentiegebieden aangewezen, die mochten overstromen met hoogwater. Er zijn ook extra rivierlopen gegraven om overstromingen tegen te gaan, bijvoorbeeld het Pannerdens kanaal. Hierdoor kon het water zich verdelen over meerdere rivieren. Na de 2e wereldoorlog zijn er ook stuwen aangelegd, waardoor de rivier beter bevaarbaar is. Na de overstromingsram van 1953 kwam er een Deltawet.
Het lijkt erop dat er via de rivieren steeds meer water naar Nederland komt. Daarom is in de jaren 90 nieuwe maatregelen gemaakt. Centraal staat de veiligheid, maar er is ook aandacht voor de natuurlijke waarden van de rivier.
1. Verlaging uiterwaarden, de rivier krijgt dan meer ruimte
2. Aanleg Nevengeulen, vergroot de afvoercapaciteit.
3. Verwijderen of aanpassen obstakels in het winterbed.
4. Uiterwaardverbreding door dijkverlegging, meer ruimte voor rivier.
5. Retentie, het tijdelijk opvangen van water in een bestemd gebied
6. Bypasses en groene rivieren, dat zijn bedijkte gebieden die een rivier aftakken om via een andere route af te voeren
7. Vermindering van zijdelingse toestroom, dit kan een waterstandsverlagend effect hebben
8. Kribverlaging, kribben veroorzaken opstuwing, door ze te verlagen wordt het water beter afgevoerd
9. Zomerbedverdieping, grotere afvoercapaciteit
10. Dijkverhoging, dit draagt alleen niet bij aan de verlaging van rivierpeil.
10.5
De oorzaken van rivieroverstromingen liggen niet altijd in ons eigen land, maar vooral vanuit welk land de rivier komt. Het is daarom belangrijk om daarover intergouvernementele samenwerking te hebben, Dit is afspraken maken en samenwerken tussen verschillende landen
Afgelopen jaren hebben het Rijk, de Unie van Waterschappen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal overleg afspraken gemaakt om in de toekomst bij lokale bouwprojecten en andere ruimtelijke plannen meer rekening te houden met het water. Daarvoor moeten bij toekomstinge projecten, zoals stedenbouwkundige plannen, infrastructuurplannen, bestemmingsplannen en landinrichtingsplannen de watertoets toegepast worden. Men houdt dan meer reknening met extra voorschriften in verband met het water,
De maatregelen uit par 4 komen voort uit de ‘nota ruimte’. Daarin staat de visie van het Rijk tot 2020. Dit is gericht op waterkwaliteit en kwantiteit. Dus behoud van schoon water en voorkomen van wateroverlast. Hierin staat 3 termen centraal: vasthouden – bergen – afvoeren. Dit wordt de drietrapsstrategie genoemd. In de bovenloop wil men dat het water de grond in trekt en later de rivier in komt, dus langere vertragingstijd (vasthouden). De dijken en kades moeten verder van de rivier af komen te liggen, zodat er meer plaats is voor overstromingswater. Ook moeten er meer retentiegebieden komen om elders acuut overstromingsgevaar te voorkomen (bergen). In uiterwaarden moeten minder obstakels komen (afvoeren)
Om de 5 jaar is er de Rijnconferentie, om met verschillende landen waardoor de rijn stroomt afspraken te maken over de Rijn. Ze stelden het Actieplan Hoogwater op om in de toekomst overstromingen in het hele stroomgebied tegen te gaan. Belangrijke onderdelen zijn:
- Tegengaan van overstomingen door water vast te houden en te bergen, door bijvoorbeeld retentiegebieden en noodoverloopgebieden aan te wijzen
- Tegengaan van overstromingen door rivier meer ruimte te geven.
- Verbetering waarschuwingssysteem bij hoogwater
10.8
Onze kust is zeer dynamisch. Dit betekent dat de kust steeds veranderd. Dat komt omdat onze kust voornamelijk uit zand bestaat. Dit heet een zachte kust. Een rotskust of een kust met zeedijken heeft minder dynamiek en wordt ook wel een harde kust genoemd. Het zand van ons strand komt uit de bodem van de Noordzee en komt door verschillende processen aan land. De zeestroming en golfwerking zijn daarin erg belangrijk. Langs onze kust wordt die zeestroming veroorzaakt door de getijdenwerking. Bij vloed gaat deze van zuid naar noord en bij eb andersom. De vloedstroom is sterker dan de ebstroom. Het zand wordt uiteindelijk door de golfwerking op de kust geworpen. Golven op zee worden door de wind en getijdewerking in beweging gebracht. Op deze manier onstaan parallel aan de kust berde zandbanken, die strandwallen worden genoemd. Als die droog komen te liggen kan de wind zand meenemen en duinen vormen. Bij gunstige wind en getijdenwerking wordt er vooral zand aangevoerd naar de kust (opbouw). Bij harde wind of hoge vloed kan de zee juist stukken wegslaan (afbraak).
Onze kust bestaat uit 3 delen
- De Waddenkust, gevormd door zeedijken. Op sommige plekken zelfs meerdere. De Noordzee en de kust word gescheiden door het waddengebied, wat uit de waddenzee en de waddeneilanden bestaat. Kenmerkend is dat de waddenzee bij eb droog komt te liggen
- De Noord- en Zuid-Hollandse kust, een brede standwal, met daarop een duinenrij, de duinenkust
- De Zeeuwse kust, oorspronkelijk een estuarium. Dat is een trechtervormige monding van een rivier in de zee. Je hebt dan een unieke mengeling van zoet en zoutwater. Door de Deltawerken is Zeeland veiliger dan het was.
Overal in Nederland waar geen duinen waren, zijn nu dijken. Pas in de 19e en 20e eeuw werd op grotere schaal bescherming tegen de zee aangepakt. 3 voorbeelden zijn:
- Afsluiting Zuiderzee, door de afsluitdijk
- De Hondsbosschezeewering. Een zeewering in N-Holand waar duinen ontbraken.
- De Deltawerken. Na de watersnoodramp in 1953 kwam het Deltaplan. Zeedijken werden opgehoogdd en sommige zeearmen werden afgesloten. De Oosterschelde heeft een stormvloedkering, die gaat alleen open met zeer hoog water. Ook de Nieuwe Waterweg heeft een stormvloedkering. De Westerschelde blijft open voor de haven van Antwerpen.
10.9
Nederland lijkt behoorlijk veilig, maar er zijn problemen, dit komt door 2 processen, die elkaar versterken:
- Bodemdaling
- Zeespiegelstijging
De combinatie van deze 2 noem je relatieve zeespiegelstijging. Dit heeft ook positieve effecten, want zo is het westelijke deel van ons land erdoor gevormd, omdat de zee er voortdurend sediment afzette.
Een dynamisch kustbeheer is ook erg belangrijk. In de nota kustverdediging van 1990 staat dit ook centraal. Daarin wordt aandacht voor de economische waarden en ecologische waarden gehouden.
1. Suppletie, op veel plaatsen is er meer afslag dan opbouw. Om de duinen te versterken pompt men zand uit de Noordzee aan de voet van de duinen. Dit heet Zandsuppletie
2. Dynamisch kustbeheer. Ze willen de zee wat meer ruimte geven. Een proefproject is de Slufter bij Schoorl. Hier is een hoge mate van diversiteit. Er zijn dus veel verschillende planten en dieren
3. Harde kustverdediging. De dijken moeten ook onderhouden worden
4. Tegengaan Bolwerking, Veel plaatsen aan de kust willen uitbreiden met woningbouw, hotels of andere recreatievoorzieningen. Om de zee meer ruimte te geven moet er ook ruimte zijn. Men wil dus kustbebouwing(bolwerkvorming) tegengaan.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
ik heb een klein foutje ontdekt in de tekst
paragraaf 10.3 alinea 2 de laatste zin wordt er gezegd zomerdijk, dit moet zijn uiterwaard.
7 jaar geleden
Antwoorden