Hoofdstuk 4, Paragraaf 2 t/m 5 en Paragraaf 8 t/m 10

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 1776 woorden
  • 20 juni 2019
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
5 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

  • 2: Aardbevingen

De aardkorst beweegt

In Limburg waren er in mijnen tropische planten gevonden, want Nederland lag ooit bij de evenaar. Dit komt doordat de aardkorst beweegt. Deze aardkorst bestaat uit oceaanbodem en stukken continent of ook wel genoemd aardkorstplaten. Die verplaatsen zich met de snelheid van je teennagel. Dit bewegen van de platen heet platentektoniek. Dit gebeurt niet zonder risico’s.

Hoe ontstaan aardbevingen

Veel mensen wonen in gebieden waar aardbevingen voorkomen. Maar hoe ontstaan aardbevingen? Het grootste deel van de tijd zit de oceaanbodem klem onder het continent. Wanneer het dan na een lange tijd de druk te groot wordt, schiet de oceaanbodem plotseling met een schok een stukje onder het continent. De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat is het hypocentrum. De aardbeving is natuurlijk het sterkst boven het hypocentrum. Dat heet het epicentrum.

De gevolgen van aardbevingen

Per dag worden er zo’n achtduizend aarbevingen gemeten. Dit doen ze met seismologie, hier mee meet je de aardbevingen. Dat doe je op de Schaal van Richter. Deze schaal loopt van 1 tot 12. Per schaal is de meting 100 keer krachtiger dan zijn vorige staat. Vaak ontstaan er nog branden na de aardbeving, hierdoor kunnen meerdere mensen omkomen die de aardbeving zelf wel hebben overleefd.

Betekenissen

Aardkorst - Het buitenste laagje van de aarde dat bestaat uit stukken oceaanboden en contenitale platen

Platentektoniek - Het bewegen van aardkorstplaten

Aardbevingen - Trilling die ontstaat door een plotselinge verschuiving van delen van de aardkorst

Hypocentrum - Plek waar de aardbeving ontstaat

Epicentrum - De plek boven op de aardkorst waar de aardbeving het krachtigst is

Seismologie - De wetenschap dat aardbevingen bestudeert

Schaal van Richter - Schaal waarmee de zwaarte van een aardbeving wordt gemeten

  • 3: Vulkanisme

Waarom bewegen de aardkorstplaten

De aarde is opgebouwd in 3 stukken; de aardkorst, de aardmantel en de aardkern. De dunne aardkorst ligt op de mantel en omdat de aardkern erg heet is smelt de mantel. De aardkorstplaten drijven dan op een stroperig materiaal. Op plekken waar een plaat de andere plant naar beneden duwt vormt dat een diepe kuil ook wel bekent als een trog.

Hoe ontstaat een vulkaan

Een vulkaan wordt opgebouwt uit lava en as. De lava is gesmolten gesteente en wil omhoog, omdat het heet is en warmte wil omhoog. Hierdoor komt er veel druk te staan en uiteindelijk als de druk te groot word komt er een vulkaanuitbarsting dit wordt ookwel een eruptie genoemd. Hetgene wat onder de aardkorst zit is magma waar het uitkomt is de krater van een vulkaan. Waar een langgerekte vulkaan onder water is heet een mid oceanische rug.

Gevolgen van een vulkaanuitbarsting

Bij een vulkaanuitbarsting komt behalve lava ook gas vrij. Na elke uitbarsting hopen het gestolde lava en as zich op, zo ontstaat een vulkaankegel. Bij sommige uitbarstingen vermengen zich hete gassen met fijne as. Als je dan nog moet gaan rennen ben je kansloos, omdat deze hete pyroclastische stromen met grote snelheid langs de helling gaan.

Betekenissen

Aardmantel - Het deel van de aarde dat ligt tussen de aardkorst en de aardkern. Het bestaat uit stroperig materiaal dat langzaam stroomt

Aardkern - Het binnenste van de aarde dat erg heet is, maar door de enorme druk toch uit vast gesteente bestaat

Trog - Een langwerpige kuil in de zeebodem op plekken waar een oceanische korst onder een continentale korst wordt geduwd.

Vulkaan - Plaats waar lava uit de aardmantel komt

Lava - Vloeibaar gesteente dat uit de aardmantel komt

Eruptie - Een uitbarsting van een vulkaan

Magma - Vloeibaar gesteente in de aardmantel

Krater - De plek waardoor het magma uitkomt tijdens een uitbarsting

Mid Oceanische rug - Het minder diepe deel van de oceanen waar platen uit elkaar gaan en vulkanisme optreedt

Vulkaankegel - Een berg die is ontstaan door lagen as en lava

Pyroclastische stromen - Een gloedwolk van hete gassen die onderweg alles verplettert

  • 4: Tsunami’s

Wat is een tsunami

Een tsunami is een enorme vloedgolf. Het betekent in het Japans haven golf. Als je hierin komt, knal je met je hoofd vrijwel ergens tegen en raak je onderbewustzijn.

Hoe ontstaan tsunami’s

Een tsunami kan alleen ontstaan in diep water, omdat je anders geen beweging van het water krijgt die tot een grote golflengte leidt. Hoe langer de afstand tussen twee golftoppen is, hoe hoger een vloedgolf kan opbouwen. Zodra de golf de ondiepe kustzone nadert, begint het zogenaamde grondeffect op te treden. Het beklimmen van een golf veroorzaakt zuiging aan de voorkant, waardoor zeewater dat zich tussen de tsunami en de kust bevindt in de golf omhoog wordt getrokken. De kustlijn trekt zich nu in korte tijd tientallen tot honderden meters terug.

De gevolgen van een tsunami

Als een aardbeving een tsunami veroorzaakt heb je maar weinig tijd om te vluchten. Als de tsunami eenmaal op de kust is vernielt het alles op zijn pad.

Betekenissen

Tsunami - Grote vloedgolf die ontstaat door een aardbeving in de zeebodem

Golflengte - De afstand tussen twee golftoppen

Grondeffect - Het verschijnsel dat in een ondiepe kustzone door de afremming van het water de golfsnelheid wordt omgezet in golfhoogte

Kustlijn - Daar waar het land aan de zee grenst

  • 5: Tropische orkanen

Hoe ontstaat een tropische orkaan

Een (Tropische) orkaan bestaat uit een dik pakket van wolken en een harde wind. Orkanen vormen zich alleen boven water dat warmer is dan 26°C. Zeewater verdampt en warm lucht stijgt op, hierdoor is er een groot tekort aan lucht en daardoor wordt er lucht uit de omgeving aangezogen. Door de draaiing van de aarde gaat de lucht draaien rond een middelpunt, en dat noemen we het oog van de storm. Orkanen krijgen vaak namen, als de storm veel doden heeft gemaakt mag het niet meer gebruikt worden.

De gevolgen van een tropische orkaan

Orkanen hebben vaak windsnelheden van 200 kilometer per uur. Gecombineerd met veel regen komen grote stukken land onder water te staan en ontstaan er aardverschuivingen en modderstromen.

Tornado’s en windhozen

Een tornado hangt als een staart van een vlieger onderaan een onweerswolk. In de slurf stijgt lucht op, en daaromheen draait de wind met grote snelheden rond. Een kleinere versie van een tornado is een windhoos.

Betekenissen

Tropische orkaan - Enorme storm met een windsnelheid van meer dan 200 km p/h

Oog van de orkaan - Het windstille onbewolkte punt van een orkaan

Aardverschuivingen - Het plotseling naar beneden komen van een stuk helling door een aardbeving of door overvloedige regenval

Tornado - Smalle luchtkolom met een breedte van enkele tientallen meters waarbinnen de lucht opstijgt en met grote snelheid ronddraait.

Windhoos - Een kleine wervelwind die over het land trekt en flink wat schade kan aanrichten.

  • 8: Overstromingsgevaar: de zee

Overstromingen door de zee

Nederland ligt voor een groot deel onder de zeespiegel. Het hoogte van het water meten wij als NAP. Veel landen hebben later dit van Nederland overgenomen. De zeespiegel is niet altijd even hoog. Twee keer p/d is het eb en vloed. Als het vloed extra hoog is heet dat springvloed. Soms kan de wind in Nederland korte tijd orkaankracht bereiken. Zo’n storm noem je een stormdepressie. Als de wind op de kust gericht staat, wordt het zeewater tegen het land geduwd. Het water staat tegen de kust als het ware op een hoop geblazen. Dit noem je stormvloed.

Betekenissen:

Zeespiegel - De hoogte van het water ten opzichte van het land

NAP - Afkorting voor Normaal Amsterdams Peil

Eb - De lage stand van het zeewater

Vloed - De hoge stand  van het zeewater

Springvloed - Extra hoge vloed doordat de zon en de maan aan dezelfde kant trekken

Stormdepressie - Depressie waarbij de storm heel af en toe orkaankracht bereikt

Stormvloed - Extra hoge vloed, omdat de harde wind het zeewater tegen de kust op een hoop waait

Absolute bodemdaling - Daling van het grondoppervlak ten opzichte van een vast punt
 

  • 9: Overstromingsgevaar: de rivieren

Overstromingen door rivieren

Een gebied dat al het regen- en smeltwater via een rivier naar zee laat stromen, noem je een stroomgebied. Het begin van de rivier heet de bovenloop. Het laagste deel heet de benedenloop, en daartussen is de middenloop.

Het overstromingsgevaar door de rivieren neemt toe

Het water verwerken om het bij de zee te krijgen heet piekafvoer. We hebben voor snellere afvoer van het water de bochten van onze rivieren afgesneden en de rivieren dus als ware ingekort. Door het indijken van de rivieren kan sedimentatie alleen nog in de bedding plaatsvinden.

Betekenissen

Stroomgebied - Gebied waarbinnen al het regen- en smeltwater via een hoofdrivier naar zee stroomt

Bovenloop - Het begin van een rivier, het bovenste deel, dat meestal in de bergen stroomt

Benedenloop - Laagste deel van een rivier, net voordat het water de zee instroomt

Middenloop - Het middelste deel van een rivier, tussen boven- en benedenloop

Piekafvoer - De enorme hoeveelheid water die een rivier in een korte tijd kan verwerken

Sedimentatie - Materiaal dat blijft liggen als het water of de wind het niet meer kan meenemen. Dit gebeurt als de rivier minder hard gaat stromen of de kracht van de wind afneemt.

  • 10: Overstromingsgevaar: natuurramp of mensenwerk

De zeespiegel stijgt

De zeespiegelstijging ten opzichte van een vast punt noem je de absolute zeespiegelstijging.

We pompen ons naar beneden

Een omdijkt gebied heet een polder. Om polders droog te houden wordt er water uit gepompt. Maar elk druppeltje dat je weg pompt om een veenpolder droog te houden, maakt in de veengrond ruimte vrij voor naar beneden zakkende bodemdeeltjes. Omdat wij hier al eeuwen mee bezig zijn is de bovenkant van de veenbodem al vier tot vijf meter ingezakt. We noemen dit proces inklinking. Als je de effecten van de absolute bodemdaling berekend met die van de absolute zeespiegelstijging krijg je de relatieve zeespiegelstijging.

Alle hens aan dek

Bijna heel NL is omgeven door een dijkring. Dit is een stelsel waterkeringen en hoge gronden die het ingesloten gebied beschermen tegen overstromingen.

Betekenissen

Absolute zeespiegelstijging - Stijging van de zeespiegel ten opzichte van een vast punt

Polder - Een gebied waarbinnen mensen de hoogte van de grondwaterstand regelen

Veenpolder - Een veengebied dat zo ver is ingeklonken dat het nu onder NAP ligt

Inklinking - De daling van het maaiveld doordat de slappe ondergrond door ontwatering inzakt

Relatieve zeespiegelstijging - De stijging van de zeespiegel ten opzichte van het land. De uitkomst van de som van de absolute bewegingen van de bodemen de zeespiegel

Rivierbedding - De geul in het landschap waar de rivier in ligt en doorheen stroomt

Dijkring - Een stelsel van waterkeringen en hoge gronden die het ingesloten gebied beschermen tegen overstromingen.

REACTIES

S.

S.

WOW WOW WOW GO GO GO DEAL VAN COCO DELI hahahahahaha oke mooi verslag

6 jaar geleden

S.

S.

Super mooi verslag, mooi ingedeeld echt een 10 waard heb hem meteen uitgeprint om mee te leren! bedankt!

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.