Aardrijkskunde, hoofdstuk 3
Paragraaf, 2
Stedelijke distributie, het bevoorraden van winkels en horeca
Hierbij zijn er 4 botsende belanghebbende:
1. transportondernemingen ( moeten zorgen voor betrouwbare aanvoer tegen redelijke tarieven)
2. de winkeliers ( diversiteit aan assortiment)
3. het winkelpubliek( sfeervol winkelen + parkeren)
4. de stadsbesturen ( bebouwing in de stad )
De concurrentie om de ruimte is fel in de stad, daarom zijn huur en grondprijzen hoog. Dit heeft gevolgen tot het soort bedrijven wat je er vind. Grote bedrijven hebben behoefte aan ruimte. Ze kiezen daarom voor lage grondprijzen en een goede bereikbaarheid. Ze liggen aan verkeersknooppunten ( waar soorten wegen bij elkaar komen ). Z’n verkeersknooppunt werkt als economische motor: altijd werkgelegenheid en er wordt geld verdient. Een reden om op die punten te investeren in de infrastructuur, zo ontstaat er een nieuw centra. Verwijdert van de stad maar met het complete aanbod.
Reikwijdte; de afstand die je maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening.
Verzorgingsgebied, het gebied waarvoor de stad allerlei voorzieningen aanbiedt.
Een stadbestuur zal graag hoogwaardige voorzieningen willen aantrekken, omdat dat veel bezoekers trekt en het zo de stadseconomie stimuleert.
Paragraaf 3,
In de kenniseconomie zijn de productiefactoren arbeid en kapitaal gericht op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie. Je hebt 2 soorten kenniseconomie
1. harde technologische kennis, vooral in de industrie gebruikt, mp3 nog kleiner etc.
2. zachte sociale kennis, gaat over de kennis van het gedrag van mensen en hun drijfveren.
In de kenniseconomie is de uitwisseling van kennis uiterst belangrijk.
De tertiaire sector, omvat alle handel en dienstverlening, ze verlenen dienst aan burgers.
Zakelijke dienstverlening, (belangrijk voor de kenniseconomie) die allerlei diensten aan het bedrijfsleven en de overheid verzorgt.
Door druk op de ruimte zijn veel mensen en economische activiteiten uit de steden vertrokken.
Leiden tot verlies aan de werkgelegenheid.( tussen 1975-1990)
In de loop der jaren 90, kwam de stad terug als de creatieve stad, een stad met een hoog aandeel werkende in creatieve beroepen. ( BV. Kunst, media, entertainment, )
Creatieve zakelijke dienstverlening , mode, interieurontwerpers, reclame bureaus architecten.
De creatieve stad is een motor achter de economische ontwikkeling geweest. Dat heeft 2 oorzaken.
1. de creatieve wonen graag in steden, en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
2. bedrijven vestigen zicht graag in de buurt van creatieve om een graantje mee te pikken van hun succes
Steden blijven de belangrijkste vestiging plaatsen van de dienstverlenende bedrijfheid.
Agglomeratievoordelen :
1. lage productie kosten
2. investeringen door de overheid
3. de stad een broedplaats voor nieuwe ideeën.
Stadbesturen willen om 2 redenen bedrijven aantrekken ( vooral innovatie bedrijven)
1. werkgelegenheid 2. belastingopbrengsten
Doen ze door :
Luxe appartementen te bouwen, goede digitale en infrastructuur verbindingen.
Steden zijn de motor achter de kenniseconomie.
Paragraaf 5,
Er is een grote vraag naar hoogopgeleiden specialisten die innovaties bedenken en kunnen toepassen. Echter, die zijn er niet zoveel, en door dat tekort stijgen de salarissen. Zo ontstaat er een:
duale arbeidsmarkt; een vrijwel onoverbrugbare tweedeling van de arbeidsmarkt in de banen voor hoog- en laag opgeleiden.
In toenemende mate ontstaan in de grote steden een:
ruimtelijke polarisatie; steeds meer wonen laagopgeleide mensen in wijken met goedkope huurhuizen en weinig voorzieningen en hoogopgeleiden, in dure wijken met veel voorzieningen. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid van steden.
De grootste groep is de middenklasse die tussen arm en rijk leeft.
In en na 1870 werden vooroorlogse wijken gebouwd. In 1940 waren deze verkrot.
De steden hebben tegen verkrotting 2 soorten beleid gevoerd.
1. Stadsvernieuwing, investeringen voor de kwaliteit van de huizen, gebeurde door opknappen, sloop en nieuwbouw.
2. Herstructureren, daarbij zorg je in een buurt voor woningen van verschillende prijsklasse. De slechte huurwoningen worden gesloopt en er komen duurdere huurwoningen. Hiermee ga je ruimtelijke polarisatie tegen.
Voordeel : de middenklasse en hoge klasse komen weer naar de steden. Het voorzieningsniveau zal stijgen.
Gentrificatie; als er in een voorheen slechte buurt weer mensen met hoge inkomens komen wonen.
Multiculturele stad; dat de verschillende bevolkingsgroepen gelijke kansen op sociale en economische posities krijgen en hun eigen cultuur beleven.
Probleemwijken ontstaan, door armoede en werkloosheid, ze zijn aangewezen op goedkope huurwoningen, in de wijken is de leefbaarheid laag en criminaliteit hoog. Er heerst meer armoede onder de allochtonen dan autochtone mensen, mensen met zelfde cultuur zitten graag bij elkaar.
Hoe pak je dit aan ?
- meer politie
- strenger gecontroleerd op illegalen
- en door herstructurering
- sommige stadsbesturen eisen nieuwe huurders.
( hierbij vermindert de concentratie kansarme en bijkomend problemen, zoals verloedering en illegaliteit.)
Bij een plotselinge toename van allochtone in een autochtone buurt zorgt voor onrust en irritatie.
Sociale polarisatie; wanneer de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot spanning en onenigheid.
Het beleid van de stad word aangevuld met sociale en economische projecten.
Paragraaf 6,
Bedrijven gemeentebesturen en hogere overheden proberen steeds meer ruimtelijke problemen gezamenlijk op te lossen.
Het platteland zorgt voor voedsel en de stad levert goederen en diensten.
Er is tussen de 2 een enorme mobiliteit, vrijwel niemand blijft nog zijn hele leven in zijn eigen woonplaats. Stad en regio zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.
Alleen door Regionale samenwerking( gaat over ruimte, verkeersknooppunten, groen grootschalige voorzieningen en bedrijfsterreinen ) op het gebied van de ruimtelijke ordening over de gemeentegrens heen kunnen de huidige stedelijke problemen opgelost worden en de negatieve gevolgen van concurrentie worden vermeden.
Het bestuur van Nederland bestaat uit drie lagen.
1. het rijk
2. de 12 provincies
3. de 467 gemeentes
Om stedelijke problemen op te lossen werken hun op 2 manieren,
1. op basis van de wet gemeenschappelijke regeling-plus ( WGR-plus)
Er zijn 7 WGR-plus regio’s die ook wel netwerksteden heten. Deze krijgen geld van het rijk om de stedelijke problemen op te lossen. Ze hebben grote budgetten dus veel macht.
1. Regionaal Orgaan Amsterdam(ROA)
2. Regio Twente
3. Bestuur Regio Utrecht(BRU)
4. Knooppunt Arnhem-Nijmegen(KAN)
5. Stadsgewest Haaglanden
6. Stadsregio Rotterdam(SRR)
7. Samenwerkingsverband Eindhoven(SRE)
2. bestuurlijke netwerken; vrijwillige samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, de stedennetwerken en het bestuur op hoger schaalniveau: de provincie.
Stedennetwerken zijn:
1. BrabantStad (de 5 grootste steden in Noord Brabant: Breda, Eindhoven, ’s-Hertogenbosch, Helmond, Tilburg de Provincie)
2. Randstad Holland (de 4 netwerksteden in de Randstad + Almere en de 4 randstadprovincies.)
3. Twente (netwerkstad Twente werkt samen met de Duitse steden Münster en Osnabrück en vormt de Stedendriehoek)
4. Groningen-Assen (2 provincies en 12 gemeenten)
(Voor kaart zie bron 26)
Paragraaf 8,
De woningwet, die in 1901 kwam, stonden allerlei eisen in die aan de nieuwe woningen gesteld werden.
Na WOII: arbeidswoningen gebouwd. Wat later kwamen er portiekflats.
Jaren ’70: galerijflats> meer privacy voor bewoners.
Na 1980: stadsvernieuwing, oude huizen werden gerenoveerd of afgebroken.
Na 1985: dure appartementen en huizen gebouwd> stad aantrekkelijk maken voor hogere inkomensgroepen.
Buurtprofiel, hierin worden de belangrijkste kenmerken van een bepaalde buurt samengevat. In ieder geval staan daat 2 dingen in:
• De kenmerken van de woningen.
• De kenmerken van de bewoners.
Woningkenmerken;
1. ouderdom
2. eigendom
3. woningtype
4. staat van onderhoud
Bewonerskenmerken;
1. grootte van huishoudens
2. etniciteit
3. inkomen
4. gezinsfase
Paragraaf 9,
Sociale onveiligheid; de bedreiging van de veiligheid die uit de samenleving komt. (misdrijven/conflicten tussen burgers onderling.)
Objectieve sociale onveiligheid; het aantal criminele feiten dat door de politie is geteld.
Subjectieve sociale onveiligheid; het gevoel van onveiligheid wat veel mensen in de buurt hebben. (subjectief is persoonlijk)
Factoren voor een veilig gevoel;
- sociale cohesie; bereidheid van burgers in een buurt/ elkaar informeren etc
- ontmoetingsmogelijkheden in een wijk (buurt- of wijkvoorzieningen)
- sociale netwerken (relaties die de mensen ind e buurt met elkaar hebben)
Toegankelijkheid van enge plekken verbeteren;
1. Onderhoud (lantaarnpalen die het doen, geen afval op straat)
2. Overzichtelijkheid (plattegronden bij grote openbare ruimtes)
3. Toezicht (camera’s, politie op straat)
De grafieken op blz. 90 snappen.
REACTIES
1 seconde geleden