Hoofdstuk 3

Zuidoost-Azië is nu een populair vakantiegebied: politieke stabiliteit, goedkope vliegtickets, ecotoerisme en oorlogstoerisme. Voordelen van toerisme: harde valuta, veel werkgelegenheid, behoud van cultureel erfgoed. Zonder souvenirstalletjes zouden traditionele ambachten verloren gaan. Nadelen van toerisme: slecht voor het milieu, cultuurverpesting, veel geld dat verdiend wordt gaat naar westerse touroperators. Ook is Zuidoost-Azië afhankelijk van omstandigheden in het gebied: als er aanslagen gepleegd worden of er doet zich een natuurramp voor dan blijven de toeristen ineens massaal weg. Zuidoost-Azië is omringd door diepe breuklijnen tussen tektonische platen. Deze breuken zijn verantwoordelijk voor vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming. Dit vulkanisme zorgt voor vruchtbare bodems, ertsen, vulkaantoerisme en natuurlijk gevaarlijk vuurwerk. Een lahar is een modderstroom die ontstaat bij het uitbarsten van een vulkaan.

Vanaf de 16e eeuw is Zuidoost-Azië door veel landen geplunderd, omdat er dure specerijen te halen waren. Vanaf 1800 werden hele gebieden veroverd en uitgebuità exploitatiekolonies. Rond 1900 hadden de Europeanen alle huidige ontwikkelingslanden in bezit. Arme landen zijn nog steeds afhankelijk van rijke landen, op het gebied van bijvoorbeeld technologie en afzetmarkt. Toen de Fransen in Indochina kwamen, oefenden ze grote invloed uit op de economie: Boeren moesten een deel van hun gewassen afstaan als belasting, ze stichtten plantages, ze voerden moderniseringen door met het doel winst te behalen voor het rijke moederland. Ondernemingslandbouw is de op export gerichte verbouw van gewassen op plantages. Er ontstond een centrum-periferie verdeling op lokale schaal, met als gevolg dat een deel van de bevolking modern en een ander deel traditioneel isà fragmentarische modernisering. De economie wordt hierdoor beïnvloed: hij bestaat uit een moderne en een traditionele sectorà economisch dualisme.

In de buurt van plaatranden kunnen veel metalen gewonnen worden. Zuidoost-Azië ligt tussen 4 plaatranden inà veel ertswinning. Fossiele energiebronnen zijn ontstaan uit kleine organismen en diertjes. Ze worden vaak aangetroffen op een continentaal plat(een stuk land dat ondergelopen is door water en nu schuin afhelt richting diepe oceaan). Zuidoost-Azië heeft op de meeste plekken zeer vruchtbare bodems, en samen met de hoge temperatuur en vochtigheid verklaart dit de grootschalige productie van rijst in deze gebieden. Bedrijven vergelijken gebieden met elkaar en daaruit concluderen ze welk gebied de meeste comparatieve voordelen biedt. Dit zijn voordelen die een gebied jou brengt t.o.v. een ander gebied(bijvoorbeeld de lonen van arbeiders). Bedrijven zoeken dus de hele wereld af, op zoek naar de meest gunstige plek om hun bedrijf te vestigen. Daarbij letten ze op de ligging t.o.v. andere gebieden, de politieke stabiliteit, de kostprijs en de beschikbaarheid van belangrijke productiefactoren.

Ruilvoetverslechtering is het minder waard worden van de export t.o.v. de import. Landen proberen hieraan te ontsnappen door zelf eindproducten te maken i.p.v. te importeren. Kleding, ingeblikt voedsel en huishoudelijke apparaten werden zelf geproduceerd. Voor technologie blijven de Aziatische landen afhankelijk van de westerse wereld. Enkele Aziatische landen probeerden zo veel mogelijk producten te produceren die in rijke landen verkocht worden(exportgeoriënteerde industrialisatie). Deze landen(Taiwan, Zuid Korea, Hongkong en Singapore) worden de Aziatische Tijgers, of NIC’s(Newly Industrialized Countries) genoemd. Om deze producten te vervaardigen zijn grote multinationals nodigà deze worden naar een land gelokt met veel comparatieve voordelen. Vaak worden in landen gebieden gemaakt waar een bedrijf veel voordelen heeft: Export Processing Zones.