Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2.1, Welke soorten landen zijn er?

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 684 woorden
  • 15 februari 2009
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Aardrijkskunde H2.1

Leefomstandigheden kunnen in de wereld anders zijn door:
- Het klimaat en het landschap
- Door de mensen die er wonen

Om landen met elkaar te vergelijken, maak je groepen; landen met dezelfde kenmerken komen in dezelfde groep. Kan gemaakt worden met:
- Economische kenmerken (werk en welvaart)
- Demografische kenmerken (het aantal mensen en wat daaraan verandert)
- Sociaal-culturele kenmerken (taal, godsdienst en gebruiken van de bevolking)

Noord-Zuidtegenstelling: het verschil in rijkdom tussen grote delen van Afrika en Midden Azië en West-Europa, Noord-Amerika, Australië en Japan.


Oorzaken van armoede:
- Er zijn landen waar de regering niet goed werkt, bijvoorbeeld omdat politici corrupt zijn. Zij steken soms een groot deel van het geld dat in een land verdiend wordt in eigen zak.
- Er zijn ook landen waar een burgeroorlog woedt.
- Andere landen hebben ingewikkelde en onlogische wetten en regels, waardoor buitenlandse bedrijven niet naar het land willen komen om er te produceren.
- Ook kan de slechte infrastructuur een belangrijke rol spelen.
- Armoede kan ook door natuurlijke oorzaken ontstaan. Landen die in een extreem klimaat liggen en die weinig of geen delfstoffen hebben, zullen waarschijnlijk nooit rijk worden. Toch is dit excuus niet altijd juist, want heel vaak speelt een verkeerd waterbeheer of een verkeerd bodemgebruik ook een grote rol bij het ontstaan van armoede.
- Belangrijk is het opleidingsniveau van de bevolking. In de armste landen gaan veel mensen nooit naar school. Deze mensen kunnen niet lezen en schrijven; zij zijn analfabeet. Daardoor komen ze minder snel in aanmerking voor een baan (voor zover die aanwezig is)
- In de allerarmste landen wonen veel mensen op het platteland, waar ze leven van een paar dieren en een klein stukje grond. Anders gezegd: in arme landen is het percentage van de beroepsbevolking dat in de primaire sector werkt hoog. Door de slechte omstandigheden (eenvoudig gereedschap, slechte grond, weinig water) moeten mensen heel hard werken voor een lage opbrengst.

In deze landen is de secundaire sector, dat is het werk in ambachten, industrie en de bouw, meestal klein.
De tertiaire sector, dienstensector, toont een wisselend beeld. Het aantal mensen dat werkt bij banken, ziekenhuizen, reisbureaus en dergelijke is klein, maar er zijn wel veel banen in de (straat)handel en bij de overheid (onder andere in het leger). Deze banen zijn zo aantrekkelijk, dat er elke dag grote groepen mensen van het platteland naar de stad trekken, in de hoop zo’n baan te bemachtigen. Meestal lukt dat niet en daardoor ontstaat een grote vluchtsector (informele sector).


Productieketen: Alle stappen samen die naar een bepaald product leiden. Bestaat uit een driedeling:
- Grondstof
- Halffabrikaat
- Eindproduct
Bij elke bewerking die een product ondergaat, stijgt de waarde van het product en de verkoopprijs. Deze bewerking vindt vooral plaats in rijke landen.  veel industrie, gebieden waar de hoofdkantoren van internationale ondernemingen staan. Omdat deze landen veel macht hebben, vormen zij het middelpunt, het centrum, van de wereld. Hiertegenover staan de landen die heel arm zijn. Daar is weinig werk en het werk dat er is, betaalt heel slecht. De landen waar dit voor geldt, vormen de periferie.
Ruilvoet: de verhouding tussen de gemiddelde prijzen van import- en exportartikelen. Veel landen moeten bij buitenlandse banken geld lenen om de dure invoer te kunnen betalen. Dat verklaart waarom arme landen vaak grote schulden hebben.
Ruilvoetverslechtering: dat de waarde van de uitvoerproducten bijna niet stijgt, terwijl de invoerproducten steeds duurder worden.

Perifere landen kun je in 2 groepen verdelen:
- Mensen op het platteland; leven van zelfvoorzienende landbouw. Hoewel zij tegenwoordig soms in het bezit zijn van een mobieltje en gebruik maken van geld, leven ze in grote lijnen nog steeds op dezelfde manier als de mensen vroeger leefden. De producten die ze gebruiken, komen bijna allemaal uit het gebied waar ze wonen.
- Mensen die te maken hebben met bedrijven die over de hele wereld actief zijn en die op een technisch hoog ontwikkelde manier werken: De oliewinning is daarvan een voorbeeld. De landen waar we al deze kenmerken aantreffen, hebben dus twee bestaanswijzen naast elkaar; dualistische economie.
De traditionele, zelfvoorzienende activiteiten worden heel langzaam minder belangrijk.

REACTIES

A.

A.

incompleet. Je mist een aantal pagina's.

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.