Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 1017 woorden
  • 28 februari 2016
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
54 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Aardrijkskunde samenvatting H2:

Nadeel tropische klimaten: het vocht, en de insecten/ziektes.

Klimaat: is een beschrijving van het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

Tropische regenwoud: geen seizoenen. (Dicht bij de evenaar)   LB

Savanneklimaat: 18+ warm/droog/nat periode LB

Steppeklimaat: met hoge tempraturen, weinig neerslag en weinig begroeiing. wonen weinig mensen. LB

Toendraklimaat: In de zomer temperatuur niet boven 10 graden. Rotsen/gras/mos en geen bomen. HB

Tropisch regenwoudklimaat: Temperatuur altijd hoger dan 18 graden. En hele jaar door veel regen. LB

Woestijnklimaat: Hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag.

 (NL) Gematigd zeeklimaat: klimaat waarin de temperaturen tussen zomer en winter weinig  is. (Komt door invloed van zee)  Gemiddeld in winter 2 graden. En in de zomer 18 graden gemiddeld. HB.

Landklimaat: klimaat met een groot verschil tussen zomer en winter temperaturen. (naaldbossen) HB

Poolklimaat: waar het hele jaar sneeuw ligt. HB

Hoge breedte: allemaal zomer en winter seizoen. Het verschil zit hem in de zomer en winter temperaturen en het groeiseizoen.

Bij klimaten op lage breedte is het meestal warm.

Hoogste temp op aarde: 58 graden

Laagste temperatuur op aarde: -90 graden.   

Dus gemiddeld 15 graden.

We kunnen leven op aarde, dat hebben we te danken aan de zon en de atmosfeer.

Zonnestralen verwarmen atmosfeer indirect. Dus eerst de grond.

Per km omhoog gaat de temperatuur 6 graden omlaag.

De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as. En in 365 dagen om de zon.

Nederland ligt op 52 graden N.B

Temperatuur verschillen komen door:

  1. Breedteligging: ligt een plaats dichtbij of juist ver weg van de evenaar.
  2. Hoogteligging: Hoe hoger je gaat des te kouder het wordt.
  3. Seizoenen van het jaar: Evenaar kent geen seizoenen. (Dus ook geen temperatuurverschillen)
  4. De grote windstromen: Vanaf polen komt koude lucht. Vanaf evenaar warme lucht.
  5. Boven land zijn er iedere dag grote verschillen in temperatuur: Denk aan woestijn, blote voeten op strand. Boven oceaan is de temperatuur veel constanter.
  6. Hoge zonnestand                                                           
  7. Grote invalshoek                   
  8. Kleine schaduw
  9. Klein oppervlak wordt verwarmd
  10. Korte afstand doro de atmosfeer   

 

 

  • Lage zonnestand
  • Kleine invalshoek
  • Grote schaduw
  • Groot oppervlak wordt verwarmd
  • Lange afstand door de atmosfeer

 

 

 

 

 

 

Verschil tussen zomer en winter:

Oorzaak: Schuine stand van de aarde

 

   

 

 

    

 

 

 

Aanlandige wind: wind die van zee afkomt. Naar het land…

Aflandige wind: Die vanaf het land de zee op gaat.

 

Hoogste temperatuur in Nederland: 38 graden (Maastricht)

Laagste temperatuur in Nederland -27 graden (Winterswijk)

 

Klimaat verandering: (lange periode)

 

               

 

 

 

 

 

Ook in alleen Nederland kunnen klimaat verschillen zijn door:

  • Breedte ligging
  • Zee invloed
  • Hoogte ligging

 

Voordelen gematigd zeeklimaat:

  1. Geen extreme weeromstandigheden
  2. Hele jaar door neerslag: goed voor landbouw
  3. Neerslag en wind: spoelt/waait lucht vervuiling we

 

Begrippen:

Aanlandige wind: Een wind die vanaf de zeen aar het land waait.

Aflandige wind: Een wind die vanaf het land naar de zee waait.

Atmosfeer: De luchtlaag rond de aarde

Breedtecirkel: Denkbeeldige cirkel die punten verbindt die op dezelfde breedte liggen en evenwijdig aan de evenaar loopt.

Breedteligging: de geografische ligging van een plaats ten opzicht van de evenaar uitdrukt in graden.

Evenaar: De breedtecirkel van 0 graden die de aarde verdeelt in een noordelijk en zuidelijk halfrond.

Gematigd zeeklimaat: Klimaat waarin het verschil tussen de zomer- en winter temperatuur gering is en de neerslag het hele jaar door valt.

Gletsjer: groot ijspakket in de bergen, dat ontstaat door ophoping van sneeuw.

Groeiseizoen: De periode in het jaar waarin de temperatuur hoog genoeg is om planten te kunnen laten groeien.

Invalshoek van de zon: De hoek waaronder de zonnestralen het aard oppervlak raken.

Klimaat: het gemiddelde weer, gemeten over een periode van 30 jaar.

Klimaatverandering: De geleidelijke verandering van het klimaat.

Landklimaat: Klimaat met een groot verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur.

Maximumtemperatuur: De hoogste temperatuur die overdag wordt gemeten.

Meridiaan: Denkbeeldige lijn op een kaart die van noord naar zuid loopt.

Minimumtemperatuur: De laagste temperatuur die in de lacht wordt gemeten.

Pooldag: Periode in het jaar waarin de zon voor een langere periode niet ondergaat.

Poolklimaat: Klimaat met vrijwel altijd temperaturen onder 0 graden en sneeuw- of ijsbedekking

Poolnacht: Periode in het jaar waarin de zon voor een langere periode niet opkomt.

Regenschaduw: De kant van het gebergte waar het weinig regent.

Reliëf: Een aanduiding voor hoogteverschil in het landschap.

Savanneklimaat: Klimaat waarbij de temperatuur altijd hoger is dan 18 graden en er een droge en een natte tijd is.

Smog: Opeenhoping van luchtverontreiniging wanner het windstil is.

Steppeklimaat: Klimaat met hoge temperaturen en weinig neerslag, waardoor de begroeiing beperkt blijft tot gras.

Stijgingsregen: Regen die ontstaat als het heel warm is en er veel water verdampt en opstijgt

Stuwingsregen: Regen die ontstaat wanneer lucht tegen de bergen aan waait en gedwongen wordt op te stijgen.

Toendraklimaat: Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 graden komt.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Toendraklimaat: Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 graden komt.

Tropisch regenwoudklimaat: Een klimaat waarbij de temperatuur altijd hoger is dan 18 graden en het hele jaar door veel regen valt.

Waterdamp: Onzichtbaar gas dat ontstaat als er water verdampt.

Waterkringloop: Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken, neerslag, grondwater en rivieren terugstroomt naar zee.

Windrichting: De richting waaruit de wind waait.

Woestijnklimaat: Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag.

Wolken: Zeer kleine, zwevende waterdruppels of ijsdeeltjes.

 

 

 

 

 

Vorming van wolken:

  1. Het water wordt verwarmd
  2. Het water verdampt
  3. Warme lucht met waterdamp stijgt op
  4. Warme lucht met waterdamp koelt af
  5. De afgekoelde waterdamp condenseert

 

 

               

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.