Aardrijkskunde hoofdstuk 2
Paragraaf 2.1
• Steden in de Derde wereld hebben een zelfde soort opbouw. 5 Stadsdelen kun je onderscheiden: een traditioneel en een modern centrum, villawijken, krottenwijken en werkgebieden.
• Kenmerken die op het platteland in alle arme landen zichtbaar zijn: traditionele, zelfvoorzienende landbouw naast een klein aantal moderne, op export gerichte bedrijven.
Paragraaf 2.2
• De levensomstandigheden kun je meten door te kijken hoe voldaan wordt aan de basisbehoeften. Je kunt hiervoor verschillende maten gebruiken.
• Er zijn tussen landen veel verschillen in gezondheidszorg, voeding, school en huisvesting.
• Binnen landen zijn er onder andere verschillen tussen man en vrouw en tussen stad en platteland.
Paragraaf 2.3
• In de rijke landen is de dienstensector het grootst. In de arme landen is de landbouwsector het grootst.
• De arbeidsproductiviteit is in de arme landen lager dan in de rijke landen. Dat komt omdat in de arme landen minder machines worden gebruikt.
• De rijke landen voeren vooral industrieproducten uit, in de arme landen zijn dat vooral grondstoffen. De middengroep neemt ook hier een tussenpositie in.
Paragraaf 2.4
• In de Derde wereld groeit de bevolking harde dan in de rijke landen. De groei is in e armste landen het grootst. Dat komt omdat het geboortecijfer daar hoog is en het sterftecijfers gedaald is.
• Het sterftecijfer is gedaald door betere hygiëne, voeding en gezondheidszorg. Het geboortecijfer is nog hoog, onder andere doordat de kinderen voor de inkomsten zorgen en het opleidingsniveau nog laag is.
• De leeftijdsgrafiek van arme landen hebben een piramidevorm. Die van rijke landen hebben een voor van een ui.
Begrippen:
Basisbehoeften: Zaken die iedereen nodig heeft om een menswaardig bestaan te hebben.
Levensomstandigheden: Alle omstandigenheden waaronder mensen leven.
Beroepsbevolking: De bevolkingsgroep die werkt.
Arbeidsproductiviteit: De gemiddelde opbrengst per persoon per jaar.
Grondstoffen: Producten die verder nog verwerkt moeten worden.
Industrieproducten: Producten uit de mijnbouw, visserij en de landbouw die in de fabriek bewerkt zijn.
Geboorteoverschot: Het verschil tussen het geboortecijfer en het sterftecijfer.
Geboortecijfer: Het aantal geboortes per 1000 inwoners per jaar.
Sterftecijfer: Het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners per jaar.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
-.
-.
ik vind het stom dat er wel een kopje begrippen gij staat maar dat niet alle begrippen er dan bijstaan. :S
12 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Goede samenvatting, maar niet alle begrippen staan onder het begrippenlijstje.
11 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
Het is niet hoofdstuk 1 maar hoofdstuk 2 van Terra. Dus echt slecht!!!
10 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
het is wel gewoon hoofdstuk 1
8 jaar geleden