Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1.3 t/m 1.5: Globalisering

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo/vwo | 1778 woorden
  • 8 december 2014
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§3

Begrippen

 

Ruimtelijke interactie: De uitwisseling o verplaatsing van mensen, goederen en informatie tussen gebieden.

Globalisering (mondialisering): Proces waarbij de ruimtelijke samenhang tussen bedrijven en instellingen over de wereld toeneemt en landsgrenzen vervagen (de wereld als global village).

Absolute afstand: Afstand die (hemelsbreed) wordt gemeten en wordt uitgedrukt in standaard afstandsmaten (bijvoorbeeld kilometers of mijlen).

Relatieve afstand: Afstand die wordt uitgedrukt in tijd, moeite of kosten.

Relatieve ligging (situation): De ligging ten opzichte van andere locaties uit het oogpunt van bereikbaarheid en toegankelijkheid.

Infrastructuur: Alle materiële voorzieningen die vervoer van mensen, goederen of informatie mogelijk maken, zoals (spoor)wegen, kanalen pijpleidingen of communicatieapparatuur.

Absolute ligging: De ligging van en plaats op aarde, vastgelegd in een coördinatenstelsel.

Tijdruimtecompressie: Het proces van de afnemende relatieve afstanden.

Transport- of vervoersnetwerk (vervoerssysteem): Het geheel van transportlijnen (spokes) en knooppunten (hubs) daartussen.

Hub (knooppunt): Term, gebruikt voor een knooppunt van transportlijnen.

Spokes (verbindingen): Term, gebruik voor transportlijnen in een vervoerssysteem.

Elektronische snelweg: Term die wordt gebruikt voor vervoer van digitale informatie, zoals internet of e-mail.

 

Samenvatting

Het aantal ruimtelijke interacties tussen vrijwel alle landen is enorm toegenomen. De nieuwe transport- en communicatietechnologie brachten regio’s dichter bij elkaar. De absolute afstand veranderde daarbij niet. De relatieve afstanden namen daarentegen bij het overwinnen van absolute afstanden wel af.

De relatieve ligging hangt niet alleen af van nieuwe transportmiddelen, mar ook van onder andere de infrastructuur.

De relatieve ligging kan dus voortdurend veranderen. De absolute ligging niet.

 

Bij alle vormen van transport komt tijdruimtecompressie voor:

  • Het transport over zee. Verbeterd door allerlei navigatie- en zeiltechnieken en de toenemende cartografische kennis in West-Europa. Ook de stoomschepen zorgde voor een betrouwbaarder vervoer over de zee.
  • Het transport over land. Verbeterd door de stoomtrein en verbrandingsmotoren.
  • De informatieoverdracht. Verbetering als de telegraaf en de telefoon.

 

Een transport- of vervoersnetwerk binnen het systeem is opgebouwd uit hubs en spokes.

De betekenis van de knooppunten hangt sterk samen met het schaalniveau van het transportnetwerk. Bij een intercontinentaal transportnetwerk zijn de mainports de belangrijkste knooppunten. Daar komen wereldwijde vervoersstromen bij elkaar. Via diverse regionale transportnetwerken (spoorlijnen, kanalen, snelwegen) worden goederen op een lager ruimtelijke schaalniveau aan- of afgevoerd.

 

Nieuwe transporttechnologie heeft op vele manieren het wereldsysteem beïnvloed:

  • De aanleg van spoorwegen, westelijk van de Appalachen in de VS had twee grote gevolgen voor het wereldsysteem in opbouw.
  • Vruchtbare prairies werden ontsloten. Spoorlijnen maakten de aanvoer van bouwmateriaal mogelijk in westelijke richting en de afvoer van landbouwproducten naar de steden in het noordoosten. De prairies kregen een typerende functie voor een perifeer gebied, namelijk de levering van agrarische producten aan de kernregio.
  • De spoorwegen werden steeds meer benut voor afvoer naar het West-Europese afzetmarkt, de andere kernregio. Stoomschepen maakten transport zo goedkoop dat Europese boeren te maken kregen met concurrentie. Gevolg à landbouwcrisis. Zo was te zien dat in het wereldsysteem (agrarische) ontwikkelingen in het ene continent van grote invloed waren op een ander werelddeel.
  • In koloniale landen was het transportnetwerk en dus de infrastructuur een afspiegeling van de exporteconomie. Het netwerk van kanalen, spoorwegen en autosnelwegen of luchtverbindingen in kernregio’s daarentegen was en is veel meer afgestemd om ook de interne markt te ontsluiten.
  • De elektronische snelweg heeft enorme invloed op de globalisering. Wereldwijde handel kan effectiever worden georganiseerd. Zo kun je nauwkeurig aangeven wanneer je welk onderdeel in het productieproces in je bedrijf wilt hebben (‘just in time’- principe).

Bedrijfsonderdelen kunnen zich daar vestigen waar dat kostentechnisch het meest voordelig is.

Uitwisseling van kennis kan sneller en gemakkelijker over grotere afstanden en zonder grensbelemmeringen.

  • Ook zijn er nadelen aan de moderne communicatietechnologie in relatie tot de globalisering.  De afhankelijkheid van energie, misbruik van informatie en virusrisico’s kunnen wereldwijd grote negatieve economische en milieueffecten teweegbrengen.

 

 

Door de moderne communicatietechnologie lijkt de hele wereld bereikbaar. Toch ontstaan op lagere ruimtelijke schaalniveaus verschillen tussen gebieden die zich wel de hoge investeringen kunnen veroorloven, en regio’s die dat niet kunnen. Daar is communicatie langs die weg nog uitgesloten.

§4

Begrippen

 

Cultuurgebieden: (Marco)regio’s met gemeenschappelijke cultuurkenmerken.

Lingua franca: Een derde taal, die nodig is wanneer verschillende culturele groepen niet direct in hun eigen taal met elkaar kunnen communiceren.

Volk: Groep mensen die zich van een andere groepen onderscheiden op grond van een of enkele cultuurelementen.

Identiteit: Een unieke combinatie van culturele kenmerken.

Europeanisering: Term die gebruikt wordt voor het overnemen van Europese politieke, economische en culturele waarden en beleid.

Amerikanisering: Term die gebruikt wordt voor de overname van Amerikaanse waarden en normen, maar ook economische elementen in andere cultuurgebieden.

Ruimtelijke diffusie: De wijze waarop en de snelheid waarmee verschijnselen zich over het aardoppervlak verspreiden.

Acculturatie: Het proces waarbij de ene samenleving cultuurelementen overneemt van de andere.

 

Samenvatting

Geografen bekijken verschijnselen vaak vanuit verschillende dimensies of invalshoeken. Dat vergroot het inzicht in een dergelijk verschijnsel.

5 dimensies:

  • Fysisch-geografische dimensie: verbanden tussen het verschijnsel en de natuurlijke omgeving. (Vb. niet elke omgeving is geschikt voor landbouw of industrie en de natuurlijke omgeving ondervindt nadelige invloed door de grootschalige productie en consumptie).
  • Sociale dimensie: maatschappelijke verhoudingen centraal.
  • Economische dimensie: heeft alles te maken met produceren en consumeren.
  • Politieke dimensie: machtsposities, beïnvloeding van gedrag van mensen of ondernemingen.
  • Culturele dimensie: cultuur: waarden en normen, taal, religie, technologie en de manier waarop de samenleving politiek, sociaal en economisch is georganiseerd.

 

Omdat soms verschillende culturele groepen niet direct in hun eigen taal met elkaar kunnen communiceren is er een derde taal nodig, lingua franca.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Omdat soms verschillende culturele groepen niet direct in hun eigen taal met elkaar kunnen communiceren is er een derde taal nodig, lingua franca.

 

Globalisering bracht de meest uiteenlopende volken en culturen met elkaar in contact.

Verspreiding van cultuurelementen:

  • Introductie van de kapitalistische markteconomie kon niet plaatsvinden zonder de cultuurveranderingen (privébezit etc.)
  • Standaardisering van ‘tijd’. Dit tijdsbesef ontbrak in veel culturen.
  • De overname van taal en gewoonten door bepaalde lagen in de samenleving. Elitaire lagen van perifere gebieden kregen te maken met europeanisering. Tegenwoordig

duikt de termamerikanisering op.

  • De hegemoniale (meer macht of invloed dan anderen op politiek, handel, cultuur, wetenschap) positie van de VS en de culturele overheersing worden vooral door een aantal stromingen binnen de islamitische wereld betwist.

 

Ruimtelijke diffusie

  • expansie: verspreiding vanuit één bron.
  • diffusie via relocatie: verschijnsel komt mee uit brongebied en verschijnt in nieuwe gebieden. Vb migratie
  • contactdiffusie: alleen via direct contact is diffusie mogelijk, vb aids.
  • hiërarchische diffusie: verloopt via een geordend netwerk van plaatsen of punten, vb moderne communicatiesystemen.

Hangt af van de manier van overbrugging tussen herkomstgebied en het gebied waar het verschijnsel wordt geïntroduceerd en de bereidheid om vernieuwingen te accepteren.

 

Westerse ICT-technologie maakt het vrij moeilijk om waarden en normen ‘buiten de deur’ te houden. Satelliettv en internet zorgen bijna onvermijdelijk voor een ‘confrontatie’ tussen gedachtesystemen, zeker als bij de verspreiding westerse culturelementen de overhand hebben.

 

Gedurende de afgelopen eeuwen heeft migratie op allerlei plaatsen in de wereld geleid to contacten met andere culturen en volkeren. Soms zijn daardoor hele culturen verdwenen; zeker als ze (technisch) ondergeschikte posities innamen.

 

Immigratiestromen naar Europa:

  1. migranten door dekolonisatie
  2.  arbeidsmigratie jaren ’60
  3. gezinshereniging/gezinsvorming
  4. asielzoekers/vluchtelingen

 

Andere migratiestromen:

- Slaven uit Afrika en later Azië en Latijns Amerika > Zuid/West-Amerika

- Europa > Latijns-Amerika

- Afrika = vertrekgebied, behalve Zuid-Afrika.

- Sovjet Unie > Azië

- Europa > Australië en Nieuw Zeeland

§5

Begrippen

 

Economische triade: Het geheel van een situatie met relatief hoge naar één met relatief lage geboorte- en sterftecijfers als gevolg van sociaal-economische veranderingen in de maatschappij.

Multinationale ondernemingen: Ondernemingen met vestigingen in landen verspreid over de hele wereld.

Global cities: Steden die binnen het wereldsysteem belangrijke functies hebben. Ze vormen een netwerk, gericht op de politieke en economische organisatie in de wereld.

Internationalisering: Het toenemen van de economische, culturele en politieke relaties tussen landen.

Pacific Rim: De regio’s of landen gelegen rondom de Grote Oceaan.

Productieketen: Een productieketen omvat alle economische activiteiten vanaf de winning van grondstoffen, via de verwerking daarvan tot allerlei halffabricaten en eindproducten tot verkoop en distributie.

Wereldhandelsorganisatie (WTO): Organisatie gericht op et liberaliseren van de wereldeconomie.

Liberaliseren: Dat is het afschaffen van belemmeringen voor het vrije marktmechanisme, waaronder de ‘grensbelemmeringen’.

Blokvorming: De vorming van organisaties van landen, vooral op economisch en/of politiek gebied.

Handelsblok: Organisatie van economisch sterke landen die onderling en intern een zeer intensieve handel kennen en zich voor een deel economisch afgeschermd hebben van de

(semi-) perifere landen.

 

Samenvatting

Economische triade: 3 subsystemen, landen die intensievere economische banden met elkaar hebben. Ook dienstverlening en investeringen ontsnappen niet aan uitschuiving. Dat patroon herken je ook bij de investeringen. De VS investeert bijvoorbeeld in Latijns-Amerika.

Voorbeelden dienstverlening uit het buitenland: Navigatiesystemen in auto’s. Satellieten. Het kopen van een cd of dvd van je favoriete muziek in New York.

 

Multinationale ondernemingen (mno’s) hebben vestigingen in landen verspreid over de hele wereld, geconcentreerd in global cities, vooral in kernregio’s. VB: Philips.

Perifere landen zijn voor hun economische ontwikkeling sterk afhankelijk van de belangstelling van buitenlands kapitaal.

Ook het kapitaalverkeer groeit, de financiële markten raken wereldwijd geïntegreerd. (je zo ontwikkelen dat je past in een andere groep).

Concurrentie in kapitalistische markteconomieën dwingt ondernemingen tot kostenverlagingen of opbrengstverhogingen, door:

- schaalvergroting

- samenwerken van meerdere ondernemingen zorgt voor een risicodragend kapitaal bij risicovolle projecten

- onderdelen van productieketen vestigen waar dat economisch het meest verantwoord is (arbeidsintensieve onderdelen > lagelonenlanden, kennisintensieve onderdelen > kern). Voor mno’s is het belangrijk alle delen van het productieproces in handen te hebben.

- activiteiten in de productie uitbesteden aan andere bedrijven.

- binnendringen van nieuwe afzetmarkten, gebieden met sterke economische groei

 

Samenhang tussen landen wordt ook bevorderd door instellingen en regionale organisaties van staten.

WTO, Wereldhandelsorganisatie: houdt zich bezig met spelregels van handel en dienstverlening tussen handel. Economie liberaliseren (afschaffen belemmeringen):

- handelsbelemmeringen: weghalen invoerrechten, exportsubsidies.

- kapitaal, vrij kapitaalverkeer: investeringen moeten plaatsvinden waar dat bedrijfseconomisch het gunstigst is.

- een volledig vrije economie zou inhouden > vrije migratie. Wordt in de praktijk steeds moeilijker gemaakt, vooral voor lager geschoolden.

 

Blokvorming

- vrijhandelszones: afschaffen onderlinge handelsbarrières.

- douane-unie: gaat verder dan vrijhandelszones, er moeten ook afspraken over een gemeenschappelijk buitentarief worden gemaakt met de niet aan de douane-unie deelnemende landen.

- gemeenschappelijke markt: vrij verkeer van goederen, kapitaal, arbeidskrachten. EU

- economische unie: meest vergaand. Gemeenschappelijk economisch beleid. Staten verliezen de mogelijkheid voor een groot deel om hun positie in het wereldsysteem zelfstandig te versterken.

 

Door de machtspositie van handelsblokken kan het nog lang duren voor de wereld helemaal is geliberaliseerd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.