Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1.2 t/m 1.9

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 507 woorden
  • 2 juli 2014
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Bruto nationaal product per hoofd(bnp/hoofd):  alles wat in 1 jaar in 1 land verdiend wordt, gedeeld door aantal inwoners

Koopkracht: hoeveel je in 1 land kunt kopen voor 1 doller.

Formele sector: het officiële deel van de economie. De activiteiten in de formele sector vind je terug in de statistieken van de overheid.     

Informele sector: het niet officiële deel van de economie (scharreleconomie). Ze komen meestal niet in de statistieken van de overheid terecht.

Beroepsbevolking: alle mensen die tegen betaling werken, plus de werklozen.

Tertaire sector: beroepen bij kantoren, banken, winkels, de overheid; beroepen in de dienstverlening.

Centrumlanden: meest ontwikkelde landen.

Semiperiferie: landen die zicht sterk aan het ontwikkelen zijn.

Periferie: de armste landen, die nog sterk aan landbouw doen, vooral grondstoffen uitvoeren.

Ontwikkelingslanden: landen die niet horen tot de rijke geïndustrialiseerde landen.

 

Welzijn: de rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden,bijv. gezondheid, scholing, voedsel, ook wel maatschappelijke welvaart genoemd.

Levensverwachting: geeft aan hoe oud mensen gemiddeld worden.

Kindersterfte: percentage sterfgevallen onder kinderen vanaf 1 tot 5 jaar.

Alfabetiseringsgraad: geeft aan hoeveel procent van de bevolking kan lezen & schrijven.

VN-welzijnsindex: een aanwijzing voor het welzijn in 1 land. Je let dan op de koopkracht, de levensverwachting en de alfabetiseringsgraad van de bevolking.

Sociale ongelijkheid: gr4ote verschillen in inkomen tussen groepen mensen.

Regionale ongelijkheid: grote, ongewenste, verschillen in ontwikkelingsgraad binnen 1 land.

 

Grondstoffen: nog niet bewerkte goederen.

Halffabricaten: bewerkte grondstoffen, zit tussen grondstof en eindproduct in.

Eindproducten: producten die gereed zijn en verkocht kunnen worden.

Globalisering: proces waarbij gebieden wereldwijd op een aantal terreinen steeds meer met elkaar verbonden worden.

Multinationale onderneming(MNO): grote bedrijven die in meerdere landen fabrieken en kantoren hebben.

Communicatie middelen: middelen zoals de computer of fax om informatie uit te wisselen.

BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China: 4 landen uit de semiperiferie met een snelle economische ontwikkeling.

Handelsbalans: overzicht van de waarde van goederen die in- en uitgevoerd worden.

Arbeidsmigrant: iemand die voor kortere of langere tijd in het buitenland werkt.

Betalingsbalans: overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met het buitenland.

Mainport: haven of vliegveld dat een belangrijke rol speelt in het internationale vervoer.

Lagelonenlanden: land in de (semi)periferie waar de lonen veel lager zijn dan in de centrumlanden. Zij vormen een aantrekkelijk vestigingsgebied voor arbeidsintensieve bedrijven.

Arbeidsintensief: er wordt voor het maken van een product veel arbeid gebruikt en weinig machines.

 

Achterland: het gebied dat voor de aan- en afvoer van goederen afhankelijk is van een haven.

Vestigingsplaatsfactoren: reden voor een bedrijf om zich op een bepaalde plaats te vestigen.

Distributieland: land dat een belangrijke rol speelt in de verdeling van goederen over het achterland.

 

Forensisme: woon-werkverkeer.

Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om verkeer mogelijk te maken: wegen, spoorlijnen, havens ook pijpleidingen en digitale verbindingen.

Ruimtelijke segregatie: wanneer er in een stad een scherpe scheiding is tussen de woonwijken van verschillende bevolkingsgroepen op basis van inkomen enof afkomst

Niet-westerse allochtonen: mensen die zelf in een niet-westers land zijn geboren, of de ouders.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.