Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1: Vervoer en vervoersystemen

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1444 woorden
  • 19 augustus 2010
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
6 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1 Vervoer en vervoersystemen
Oriëntatie: beantwoording van hoofd en deelvragen op het einde van samenvatting

Paragraaf 1 Vervoer we kunnen niet zonder

1.1 Verschillende soorten vervoer
Vervoer = verplaatsing van mensen, goederen, energie en informatie. Er zijn 2 soorten vervoer: transport en migratie. Transport = manier waarop energie, mensen, goederen en informatie. Migratie = verplaatsing van bevolking over bepaalde bestuurlijke grenzen. Kortdurende vormen van verplaatsing zijn reizen en forensisme. Forensisme = in een andere gemeente werken dan wonen. Dit zijn allemaal vormen van verkeer. Verkeer = alle bewegingen die vervoermiddelen maken.

1.2 Vervoer en logistiek

Vervoer kan niet zonder logistiek. Logistiek = alle handelingen die nodig zijn om te zorgen dat het vervoer in goede banen lijdt. Er zijn 2 groepen: de vervoerders (transportondernemingen) en verladers (opdrachtgevers).

Een transport onderneming kan 3 soorten diensten aanbieden.

·        Lostransport à de vervoerder stelt een vervoermiddel en een bestuurder beschikbaar. Vervoerder doet transport zelf en verlader doet de totale planning

·        Transportcentrum à verlader biedt bepaald aantal goederen aan. Transportcentrum zorgt voor planning en uitvoering.

·        Distributiecentrum/logistiek centrum à goederen onder beheer van distributiecentrum. Ze zijn niet alleen van verantwoordelijk voor planning en uitvoering maar ook voor voorraadbeheer, ontvangst goederen, opslag en orderverzameling. (uitvoering van transport wordt vaak uitbesteed aan lostransport onderneming.

1.3 Vervoer en ruimtelijke interactie
Vervoer ontstaat door ruimtelijke differentiatie = verschillen tussen kenmerken van gebieden. Dan zal er ruimtelijke interactie ontstaan = verplaatsing van mensen, goederen, energie en informatie tussen 2 of meer gebieden. Dit ontstaat pas als er aan 3 voorwaarden wordt voldaan. In de interactie theorie van Ullman.

·        Complementariteit(aanvulling) à een gebied heeft iets wat een ander gebied niet heeft.

·        Intervening oppurtunity(tussenliggende oplossing) à een gebied dat dichterbij ligt en een alternatief vormt voor het complementaire gebied dat verder weg ligt.


·        Transferability(transporteerbaarheid) à kosten, tijd en moeite die nodig zijn om tussen gebieden vervoer tot stand te brengen. (Absolute en relatieve afstand Absolute= is in KM en relatieve in kosten tijd en moeite)

Voor ruimtelijke interactie zijn vervoermiddelen/transmiddelen en infrastructuur nodig. Vervoermiddelen/ transportmiddelen= middel waarmee men verplaatsing van mensen, goederen, energie en informatie uitvoert. Infrastructuur = alle ruimtelijke elementen die nodig zijn om vervoer mogelijk te maken.

Paragraaf 2: Is elk transportmiddel geschikt


2.1 de keuze van een transportmiddel
De keuze van een transportmiddel ontstaat door de factoren:

1. Het soort goederen
2. De hoeveelheid goederen
3. De afstand
4. De kosten
5. Fysische omstandigheden
6. De tijd die het vervoer in beslag neemt

De belangrijkste vormen van transport zijn: railverbindingen, wegvoer, binnenvaart, zeevaart, pijpleiding en draad- en televerbindingen. Er wordt vaak een combi gemaakt van deze vormen.

2.2 De kosten van vervoer

Niet alleen de afstand bepaalt de vervoerskosten = de kosten die men moet betalen voor het uitvoeren van de verplaatsing. De afstand is niet de enige factor concurrentie en capaciteit zijn de andere. Vervoerskosten bestaan constante en variabelen kosten. Constante kosten zijn vooral: aanleg-, laad- en loskosten. Variabele kosten hangen af van de hoeveelheid en afstand.

2.3 een omweg is niet altijd langzamer of duurder


Er zijn 3 factoren

1 Invloed van het natuurlijke milieu à reliëf, droogte, kou, water of land etc.
2 Aanlegkosten, gebruikersgemak en gebruikerskosten à vaak wordt er een tussenliggende oplossing/compromis gesloten tussen aanleg-, gebruikerskosten en gebruikersgemak.
3 Politiek-economisch systeem à als een land veel van de inkomende en uitgaande goederen wil controleren dan zijn er weinig grensovergangen. Als landen elkaar niet mogen bv in het midden oosten.

Zie bron 16 pagina 20-21 voor voor- en nadelen van transportmiddelen

Paragraaf 3 vervoerssystemen

3.1  wat is een vervoerssysteem?

Vervoerssysteem/transportnetwerk = samenhangend geheel van knooppunten en transportverbindingen. Bestaat uit:

·        knooppunten(hubs): plaats waar transportlijnen bij elkaar komen
·        verbindingen(spokes): transportlijn tussen 2 plaatsen

Rotterdam is een voorbeeld van een collectienetwerk/verzamelnetwerk = vervoersystemen dat nodig is om goederen op 1 plaats te verzamelen. Verplaatsingnetwerk = vervoerssysteem dat nodig is om goederen te verplaatsen. Bv Rotterdam naar New Orleans. Dan komt het terecht in een distributienetwerk/verdeelnetwerk = vervoerssystemen om goederen vanuit 1 plaats te verdelen. Bv New Orleans

3.2  Ruimtelijke groei van een vervoerssysteem


Er zijn 4 fases voor de ontwikkeling van een vervoerssysteem:


Fase 1: Beginstadium à met plaatselijke verbindingen
Fase 2: fase van koppeling/integratie à losse plaatselijke verbindingen worden aan elkaar gekoppeld.
Fase 3: fase van intensivering en/of uitbreiding van de verbindingen
Fase 4: fase van selectie àonrendabele verbindingen worden afgesloten

3.3  Vervoersknooppunten

Grote knooppunten ontstaan vaak bij zee-/luchtvaart samenkomen met trein-/wegverkeer.

Vervoermodaliteit/vervoermodus = vervoermiddel waarmee men de verplaatsing van mensen, goederen, energie en informatie uitvoert.

Mulitmodaal knooppunt = plaats waar verschillende soorten vervoermiddelen bij elkaar komen. (zoals Rotterdam: zeevaart, trein en vrachtwagen)

Knooppunten zijn er in verschillende soorten en maten zoals:


·        Mainport/intercontinentaal knooppunt: plaats waar verschillende vervoersmiddelen van verschillende werelddelen bij elkaar komen.(eerstelijnsknooppunt)
·        Interregionaal knooppunt: plaats waar vervoerslijnen samenkomen met een overwegend nationale herkomst en bestemming samenkomen. (tweedelijnsknooppunt)
·        Intraregionaal knooppunt: plaats waar vervoerslijnen samenkomen met een overwegend regionale herkomst en bestemming samenkomen. (derdelijnsknooppunt)

Paragraaf 4 Door vervoer krijgt alles zijn plaats

4.1 industrie en locatie

Industrie vestigt zich door de volgende locatiefactoren:

·        Grondstoffen à als een grondstof veel zwaarder is dan het product dat er uit voor komt. Dan vestigt een industrie zich vlakbij de grondstoffen.(een aardappelfabriek gaat dichtbij de akkers zitten.)
·        Knooppunt à als een grondstof een groot volume heeft en een bedrijf zich om een of andere reden zich niet daarbij kan vestigen dan zal het zich in de buurt van goedkope transport voor bulkgoederen vestigen. (bv. Aardolie is er niet in NL dus dan waar het binnen komt. Rotterdam)
·        Afzetmarkt à bedrijf wat weinig en lichte grondstoffen nodig heeft. Of als de productie zorgt voor een toename van het volume of kwetsbaarheid zal een bedrijf verkiezen om bij de afzetmarkt te gaan zitten. (bv. Koekjesfabriek)
·        Maakt niet zoveel uit à als er meerder grondstoffen en halffabrikaten worden gebruikt met verschillende herkomst dan maakt het niet zoveel uit. Deze bedrijven zijn footloose  ze zijn niet gebonden. (bv. bedden fabriek)


4.2 kantoren en locatie

Locaties van kantoren worden bepaald door: bereikbaarheid, parkeerbeleid, huurprijsniveau, uitstraling, sociale veiligheid en imago.

·        Bij een knooppunt van openbaar vervoer(stationairen) à willen woon-werkveer beperken, letten niet op imago en herkenbaarheid. Meestal overheidsinstellingen.

·        Bij een autoweg à 2 groepen ene groep biedt diensten buiten de deur aan.(ambulanten) de ander groep wil graag gezien worden (visualisten)

·        Historisch en statige omgeving à in binnenstad, slecht bereikbaar en tekort aan parkeergelegenheid. Zitten in monumentale panden geeft de classicisten aan zien. (bv. zoals juristen en notarissen)

·        Maakt niet zoveel à deze gebruikers vinden dat ze: goed bereikbaar met de auto moeten zijn en parkeerplaats hebben. Huurprijs moet ook niet te hoog zijn. (modalisten)

4.3 Winkels en locatie

Bij deze groep is vervoer erg belangrijk. Goede aanvoer van goederen en voor de kopers ook goede bereikbaarheid.

Spreiding van winkels is veranderd door:
·        In oude buurten nam het aantal inwoners af.
·        Mobiliteit nam toe
·        Door verbeterde techniek werd alles beter houdbaar (vriezer, koelkast)

Hoofd- en deelvragen

Paragraaf 1


-Wat is vervoer?

Vervoer is het verplaatsen van mensen, goederen, energie en informatie.

-Wat is het verschil tussen vervoer en logistiek?

Vervoer is het verplaatsen van mensen,goederen, energie en informatie. Logistiek omvat alles wat nodig om die dingen op tijd, juiste hoeveelheid en op de juiste plaats te krijgen.


-Waardoor ontstaat vervoer?

Door ruimtelijke differentiatie ontstaat vervoer. Als er geen ruimtelijke interactie nodig is heb je ook geen vervoer om product A naar B te brengen.

Paragraaf 2


-Welke vervoermiddelen zijn er?

Rail, weg, water, pijpleiding, draad en telecommunicatie

-Waarom zijn de vervoermiddelen niet allemaal even duur?

Prijs hangt samen met snelheid van transport. In het algemeen kan men stellen dat een snellere vorm van transport bij het vervoer van mensen en goederen ook duurder is.

-Welke invloed heeft de afstand op de kosten en snelheid van het vervoer?

De afstand van het transport heeft natuurlijk invloed op de kosten en de snelheid, maar het is niet de enige bepalende factor. Het aantal verbindingen, de frequentie van de verbindingen en de soorten vervoersmogelijkheden spelen ook een rol.

Paragraaf 3


-Welke type knooppunten en netwerken zouden onderscheiden?

Een vervoersysteem is een verzameling plaatsen die met elkaar verbonden worden via transportlijnen.

-Waarop is deze indeling in knooppunten en netwerken gebaseerd?

Eerst worden er losse stukjes van het nieuwe vervoermiddel aangelegd. Daarna vindt integratie, intensivering en selectie plaats.


-Wat is een vervoersysteem?

Knooppunten zijn te verdelen naar:
Soort vervoer: zeehavenknooppunt, busverkeerknooppunt omvang in verbindingen: intercontinentaal, continentaal, lokaal

-Hoe ontwikkelt een vervoersysteem?

Collectienetwerk à verplaatsingsnetwerk à distributienetwerk

Paragraaf 4


-Welke invloed heeft vervoer op de locatiekeuze van bedrijven en instellingen?

Industrie à locatie factoren à arbeidsmarkt en afzetmarkt, vind plaats van grondstoffen, infrastructuur en agglomeratie-effect.
Voor kantoorlocaties zijn vooral van belang: bereikbaarheid per auto en trein, parkeergelegenheid, huurprijsniveau en uitstraling van het gebouw.
Winkels vestigen zich het liefst op goed bereikbare plaatsen, waar veel klanten langskomen.

Hoofdvraag

Hoe ontstaan vervoerstromen en welke invloed hebben ze op de ruimtelijke ontwikkeling van transportnetwerken en knooppunten?

Doordat er allerlei verschillen bestaan tussen gebieden (ruimtelijke differentiatie) kan het nuttig zijn om bijvoorbeeld goederen tussen gebieden uit te wisselen (ruimtelijke interactie). Voor deze uitwisseling is vervoer nodig. Deze uitwisseling komt alleen tot stand als er geen gebied dichterbij is (geen intervening oppurtunity). Doordat niet alle vervoermiddelen op enkele plaatsen samen komen om goederen uit te wisselen (knooppunten).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.