1.1 Expansie vanuit Europa
Europeaniseringproces : Het proces dat geleid heeft tot de organisatie van de bewoonde wereld als geheel, is begonnen vanuit Europa. Het is een expansieproces dat de verspreiding van Europese technieken en ideeën over de hele wereld betekende.
Acculturatie: De wederzijdse beïnvloeding van culturen. Dus de verspreiding van het christen dom in de niet-Europese wereld en de komst van de islam in de westerse wereld.
1.2 Het handelskolonialisme
Handelskolonialisme: Ontdekking van Amerika door Colombus was de start. Landen die tot dan toe nauwelijks contact hadden met de buiten wereld, werden leverancier van agrarische grondstoffen en mijnbouwproducten voor de koloniale moederlanden.
Centrum: Dit waren een klein aantal landen in Noordwest-Europa
Periferie: De kolonies van het centrum.^
Centrum-periferie tegenstelling:Hierbij is de ontwikkeling van de periferie altijd ondergeschikt aan en afhankelijk van het dominante centrum
1.3 Internationale taakverdeling
Industriële revolutie: Het uitvinden van de stoommachine en allerlei andere goederen die in fabrieken werden gemaakt, dit leidde tot een sterke toename van de wereldhandel
Exploitatiekolonialisme: De Europese landen gingen industrieproducten uitvoeren en voerden grondstoffen en agrarische producten uit de rest van de wereld in.
Internationale taakverdeling: De industriële productie vond in de centrumlanden in noordwest europa plaats en de landen in de periferie moesten steeds meer grondstoffen voor de industrie en landbouwproducten voor de groeiende bevolking leveren.
Kapitaalintensieve productietechnieken: Productietechnieken waar gebruikt wordt gemaakt van kapitaalgoederen(machines)
Multinationale ondernemingen(MNO’s): Grote bedrijven die in meerdere landen ondernemingen hebben. Ze lopen vaak voorop bij technologische ontwikkelingen.
1.4 Versterking verschil centrum en periferie
Theorie van cumulatieve causatie: Opstapeling van oorzaak en gevolg en steeds maar doorgaande groei in centrum, dit zorgt voor grote behoefte aan grondstoffen , arbeidskrachten, kapitaal enz. Hierdoor pleegt de centrum hier roofbouw op periferie en belangrijke factoren die bij kunnen dragen aan ontwikkelingen in periferie worden hierdoor weggezogen.
Backwash effects: Hierdoor vind in de periferie een versterking van onderontwikkeling plaats en neemt ongelijkheid tussen centrum en periferie toe.
Spread effects: Centrum landen kunnen bijdragen aan de opbouw van ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld door overdracht van landbouwkennis. Backwash effects zijn echter sterker dan de spread effects.
2.1 Wereld in 4 windstreken Noord-Zuid en Oost-West
Bipolaire machtstructuur: De machtstructuur van de Sovjet unie en de Verenigde staten.
Oost-west tegenstelling: De tweedeling in politie-ideologisch opzicht in de wereld door bipolaire machtsstructuur.
Tegenstelling tussen noord en zuid: economische tegenstelling, tegenstelling tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, tegenstelling tussen rijke landen en arme landen.
2.2 Ontwikkelingslanden
Zwakke economische structuur: groot deel van de bevolking is werkzaam in de landbouw,
economie berust hoofdzakelijk op één product,
uitvoer is gericht op één of een beperkt aantal landen.
Fragmentarische modernisering: Modernisering wordt niet overal en in elke sector toegepast, en dat niet iedereen en elk gebied ervan kan profiteren.
Duurzame maatschappelijke hindernissen: economische of politieke machtsverhoudingen die landen, gebieden of mensen in hun ontwikkeling belemmeren, ze krijgen geen toegang tot Hulpbronnen zoals grond, water of goed onderwijs.
Externe of interne aard: maatschappelijke hindernissen kunnen van buiten of van binnen het land of gebied binnen komen.
2.3 Indicatoren voor verschillen in ontwikkelingen
Indicatoren om verschillen in ontwikkeling aan te geven:
- Het gemiddeld nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
- Het percentage van de bevolking onder de absolute armoedegrens
- De koopkracht van de bevolking
- De human development index: 3indicatoren die dezelfde belangrijk hebben worden uitgedrukt in 1cijfer van minimum 0 en een maximum van 1 ( de 3 indicatoren: Nationaal inkomen per hoofd, gezondheid gemeten naar levensverwachting bij de geboorte, culturele ontwikkeling waarbij gekeken word naar percentage alfabeten bij volwassen en aantel jongeren dat deelneem aan basis, middelbaar en hoger onderwijs.)
Basisbehoeften:
- Voeding
- Huisvesting
- Gezondheid
3.1 einde oost-westtegenstelling
Geopolitieke transitie: de Oostblokstaten die in de schaduw van de sovjet unie leefden ondergingen een overgang(transitie) van een plan economie en een totalitair regime naar een markteconomie en democratie.
Weeskinderen van de koude oorlog: De staten die waar de politieke stabiliteit grotendeels afhing van de supermacht en aan het einde van de koude oorlog deze supermacht verdween.
Multipolariteit: Verschuiving van bipolariteit naar een geheel, waarin de macht verdeeld is over meerdere machtscentra
Unipolariteit: Vs de enige grote supermacht op het wereldtoneel zal zijn. Voorlopig wijze de signalen in die richting.
3.2 Triadisch werk
Internationalisering: geeft aan dat er sprake is van ruimtelijke uitbreiding van (economische) activiteiten over de grenzen heen. Hierdoor woreden steeds meer activiteiten greonsoverschrijdend verspreid.
Globalisering: accentueert dat er in de wereld steeds meer samenhang onstaat tussen internationaal verspreide activfieteiten. In plaats van globalisering ook wel eens Mondialisering.
Systeem: Wereld is één samenhangend geheel van elemaenten , ook wel Netwerk samenleving.
Subsysteem: Nederland is subsysteem van europa, en europa van wereld.
Global shift: verschuiving van het economisch zwaartepunt
Triadisch netwerk: we kunnen de wereld in drie blokken delen:
- de VS
- de Europese Unie
- Pacifisch Azië (Oost- en Zuidoost-Azië, waaronder Japan)
Deze landen herbergen 15% van de wereldbevolking, maar nemen 55% van het bruto nationaal product van de wereld voor in hun rekening.
Het is de kern geworden van de economische wereldsysteem.
3.3 3e wereld is 3e wereld niet meer
Minst ontwikkelde landen(mol’s): Dit zijn de landen die behoren tot de armste onder de armen.
3.4 NIC’s in opmars
Newly industrialising countries (nic’s): Dit zijn voormalige derdewereldlanden en kunnen we geen ontwikkelingslanden meer noemen, omdat zij een grote economische ontwikkeling hebben doorgemaakt en zijn nu hoge inkomenslanden, bijv. Zuid-Korea, Singapore en Taiwan.
Semiperiferie: landen die tussen de periferie en het centrum in zitten.
3.5 exportgeoriënteerde industrialisatie.
Importvervangende industrialisatie: is erop gericht de afhankelijkheid van het buitenland te beperken. Hoge invoerrechten op de producten uit het buitenland zodat ze hun eigen economie beschermen.
Backward linkage: proces van ontwikkeling van eindproducten naar kapitaalgoederen.
Exportgeorienteerde industrialisatie: opbouw van industrie die gericht is op export, een andere weg die door een aantal landen van de jaren zeventig in de vorige eeuw is gevolgd.
Export processingzones: betrekkelijk kleine gebieden in een land met gunstige voorwaarden voor investeringen en handel. Op die manier kan buitenlands kapitaal worden aangetrokken.
4.2 Migratie
Vraaggestuurde migratiestroom: is het resultaat van de vraag uit een rijk land waar arbeidstekorten zijn. Migranten verblijven vaak tijdelijk in het ontvangende land en dit land zorgt voor regels en faciliteiten.
Aanbodgestuurde migratiestroom: bestaat vaak uit migranten die op eigen initiatief huis en haard verlaten en die risico’s nemen.
REACTIES
1 seconde geleden