Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Migratie, zorg of zegen?

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3250 woorden
  • 22 juni 2005
  • 69 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
69 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
 Hoofdstuk 1 Migratie, zorg of zegen?  § 1 Wat is migratie? § 1.1 Wat is een Migrant
Bij het verhuizen kan er veel veranderen, • nieuwe buren • andere woonomgeving • andere school/werk
Het wisselen van woning binnen de gemeente noem je verhuizen. Verhuizen van het ene naar het andere administratieve gebied noem je Migratie. Administratief gebied (of bestuurlijk gebied) = bijv. Gemeenten, provincies
Binnenlandse migratie= migreren binnen de landsgrenzen. Buitenlandse migratie= migreren over de landsgrenzen. Migreren binnen een regio men intraregionale migratie. Verwissel je van regio dan noemt men dat Interregionale migratie. Let op intraregionale en interregionale migratie hangt af hoe je een gebied in regio’s verdeeld. Migratie saldo = aantal mensen die zich in het gebied vestigen – het aantal mensen die in datzelfde gebied vertrekken. Buitenlands migratiesaldo= aantal immigranten - aantal emigranten

Cijfers over migratie kunnen we onder verdelen in
Relatieve cijfers = gemiddeld aantal migranten per 1000 inwoners (promillages) Je gebruikt relatieve cijfers om • gebieden te vergelijken die niet het zelfde aantal inwoners hebben. • Één gebied vergelijken met verschillende jaartallen. Absolute cijfers = gaat het om het totaal aantal migranten. • om bijvoorbeeld politieke redenen. § 1.2 Immigranten in soorten
Nationaliteit = deel uitmaken van een bepaald volk
Een vreemdeling = iemand die niet de Nationaliteit bezit van het land waar hij woont. Naturalisatie = het veranderen van Nationaliteit. Voorwaarden voor vreemdelingen die een Nederlands Nationaliteit willen hebben. • Je moet 18 + zijn • Je moet tenminste 5 jaar lang in Nederland, Nederlandse-Antillen of Aruba gevestigd zijn - het is 3 jaar als je een Nederlandse partner hebt. - Het is 0 jaar als je oud-Nederlander bent - Erkende vluchteling 4 jaar • Je moet ingeburgerd zijn • Je mag de afgelopen 4 jaar geen gevangenisstraf of geldboete van € 453.78 hebben gehad. • Je verliest je huidige nationaliteit • Geen bedenkingen tegen het verblijf
Allochtonen: mensen met een buitenlandse afkomst - Eerste generatie: de persoon is net als zijn ouders in het buitenland geboren. - Tweede generatie: de persoon is geboren in Nederland maar zijn ouders niet. Autochtonen: zijn mensen waar van beide ouders uit Nederland afkomstig zijn § 1.3 etnische minderheden
Een Etnische Minderheid is een groep allochtonen of personen: • van een bepaalde nationaliteit • die binnen een gebied een minderheid vormen • die zich in een sociaal-economische achterstandspositie bevinden
In Nederland zijn Etnische minderheden personen die geboren zijn in: • Turkije, Marokko, Suriname, De Nederlandse Antillen, Aruba, Griekenland, Italië, Voormalig Joegoslavië, Portugal, Spanje, Kaapverdië, Tunesië, Molukkers, Vluchtelingen, Woonwagenbewoners, Zigeuners en de in Nederland wonende kinderen van deze groepen. Let op: niet alle allochtonen worden tot de Etnische minderheid berekend. De sociaal-economische achterstand geld niet voor alle allochtonen. En Nederlandse woonwagenbewoners worden mee berekend tot de Etnische minderheid  § 2 Hoe komt migratie tot stand? § 2.1 De interactie theorie van Ullman
Met de Interactie theorie van Ullman kan je het volgende verklaren • Verplaatsing van goederen, • energie, • informatie • en migratie
Verplaatsen van personen volgens de Ullman theorie kan alleen als er aan drie voorwaarden wordt voldaan: • Complementariteit - De gebieden vullen elkaar aan, voorbeeld: een gebied met een tekort aan arbeidskrachten en een gebied met een overschot. • intervening opportunity - tussenliggende mogelijkheid, voorbeeld: oost Europeaan kan naar Nederland, maar Duitsland is aanvankelijk het zelfde als Nederland dus Duitsland is een alternatief dat dichterbij is • Transferability - Migratie komt niet opgang als je de afstand niet kan overbruggen. Het gaat dan zelfs over de relatieve afstand. Is de plaats makkelijk te bereiken, tijd, kosten. § 2.2 Het Push-Pullmodel • kenmerken van het vertrek- en vestigingsgebied - een gebied heeft afstotende (push) en aantrekkende (pull) kanten.  Push factor, voorbeeld: oorlog, politiek, armoede  Pull factor, voorbeeld: gebreid stelsel van sociale voorzieningen • tussenliggende hindernissen - familiebanden - onoverbrugbare afstanden - kosten van migratie - toelatingsbeleid van landen • persoonlijke kenmerken - deze kenmerken spelen een rol in het beslissen van de migratie. Je hebt een bepaald beeld van beide gebieden een Perceptie. - Je perceptie van een gebied wordt beïnvloed door een aantal factoren  Leeftijd,  Opleiding,  Ervaring  Eventuele informatie van personen die daar al naartoe zijn geëmigreerd. Bron 10
Je hebt migratie naar motief • Migranten met economische motieven - Arbeidsmigranten - Bedrijfsgebonden migranten - Migrerende ondernemers - Studenten - Pensioensmigranten • migranten met politieke motieven - Politieke vluchtelingen • migranten met sociale motieven - Gezinsherenigers - Gezinsvormers - Retourmigranten - Woonmigranten
 § 3 Binnenlandse migratie. § 3.1 Binnenlandse migratie naar soort
Bij het push-pullmodel in Nederland op de Nederlandse migratie hebben we twee oorzaken: • werk • betere woonomgeving
Nederlandse migratie van de 20ste eeuw valt in 4 periodes • tot 1960: urbanisatie • 1960-1975 suburbanisatie • 1975-1980 desurbanisatie • na 1980 (vooral na 1990) re-urbanisatie
Urbanisatie: de migratie van het platte land naar de stad. Oorzaken voor die Urbanisatie was: • de opkomende mechanisatie van de landbouw (push) • het verdwijnen van de huisnijverheid (push) • toename van de industriële werkgelegenheid in de steden (pull) Expulsie gebieden: gebieden die jaren lang achter elkaar een vertrekoverschot hebben. (afstotingsgebieden) Attractie gebied: gebieden die jaren lang achter elkaar een vestigingsoverschot hebben. (aantrekkingsgebieden) Suburbanisatie: de migratie van de stad naar het omliggende platteland. Oorzaken was: • de welvaart steeg, meer mensen kregen auto’s, voor middenklasse was migratie nu ook mogelijk • de woningnood in de stad was groot • overlast (stank, verkeer, herrie) • geen goede speelruimte voor kinderen
Door suburbanisatie breiden vele dorpen zich uit met nieuwbouw wijken en groeide aan steden vast en er ontstonden agglomeraties. Coniferensyndroom: Het verlangen van mensen om in gebieden rondom steden een tuin te hebben. Groeikernenbeleid: er werden dorpen aangewezen die de bevolking uit de steden op moeten vangen. Die dorpen breiden zich uit. Dit om het dichtslibben van het platteland te voorkomen. Groeikernen: Purmerend, Nieuwegein, Zoetermeer, Krimpen a d IJsel. Selectieve Migratie: door Suburbanisatie kwam bijvoorbeeld selectieve migratie. Ouderen bleven in de stad, ze hadden sociale contacten. Studenten konden het zich niet realiseren. Desurbanisatie: het migreren naar gebieden die nog verder van de steden afliggen. Re-urbanisatie: het weer terugkeren naar de stad. Kwam weer tot stand omdat Dinkies en yuppen (welgestelde mensen) terug naar de stad gingen vanwege • voorzieningen • veel mogelijkheden om sociale netwerken op te bouwen. • Centraal gelegen appartementen en een gevarieerde arbeidsmarkt
Compact Stadbeleid. • door selectieve migratie de gemeenten minder belasting inden. • Dit kwam omdat de grote groep welgestelde was vertrokken • Dit leiden tot verpaupering van de steden. • En dat leiden weer tot het Compact-stadbeleid. Compact-stadbeleid: de stad aantrekkelijk maken als woongebied door de oudere stadswijken te renoveren of te saneren. En de overheid schonk in toenemende aandacht aan herinrichting van steden. Na 1980 werd re-urbanisatie versterkt doordat Yuppen en Dinkies zich gingen vestigen in de steden. Er kwamen ook VINEX locaties: compleet nieuwe wijken met goed openbaarvervoer naar de stad. § 3.2 Binnenlandse migratie op verschillende schaalniveaus
Landsdeel Noord: • was sterk op landbouw gericht • had tot ver in de 20ste eeuw te maken met een binnenlands vertrekoverschot • na de jaren 60 veranderde dat in een vestigingsoverschot • tegenwoordig heeft alleen Drenthe nog een vestigingsoverschot
Landsdeel Zuid • kende in de jaren 70 een flink vestigingsoverschot. • In de jaren 80 was dat migratiesaldo klein met uitzondering van Limburg
Landsdeel Oost • in de jaren 50 een vertrekoverschot • vergeleken met noord was het een positief saldo. • De laatste decennia heeft oost een binnenlands vestigingsoverschot

Landsdeel West • tot 1960 was er een binnenlands vestigingsoverschot • tussen 1960 – 1980 gingen de migratiestromen per saldo naar het zuiden en oosten • nu levert landsdeel west alleen nog migranten aan landsdeel oost • door gunstige economische redenen trekt, vooral de randstad, veel arbeidsmigranten • alleen Utrecht heeft nog een vestigingsoverschot. § 3.3 De gevolgen van binnenlandse migratie op de ruimtelijke inrichting
Gevolgen van de urbanisatie • gevolgen op nationale schaal - toename van mensen in het westelijk deel van Nederland - toename in economische groei door extra arbeidskrachten • op regionaal niveau - arbeidsaanbod in expulsie gebieden als in het noorden werd minder groot - daardoor was er minder werkloosheid op het platteland - het vertrek van jonge mensen kan leiden tot vergrijzing - sommige regio’s kregen problemen met ruimtelijke en sociale effecten bijvoorbeeld het Kleine kernenproblematiek: voorzieningen verdwenen, omdat door de teruglopende bevolking het niet meer rendabel was. - Druk op de woningmarkt steeg, waardoor de huizen prijzen stegen. - Toename van stank- en geluidsoverlast. En files. Gevolgen van suburbanisatie • Gevolgen op nationaal niveau - geen gevolgen, men blijft in dezelfde regio. • gevolgen op lokaal niveau - voor de bewoners was het positief ze kwamen in een beter woonmilieu. - Door het toenemende woon-werk, woon-winkel en woon-recreatief verkeer nam de infrastructuur veel ruimte in. - Het leidden tot vergrijzing in wijken waar een vertrekoverschot was - Ook het inkomen per wijk zakte omlaag - Wijkvoorzieningen verdwenen
Gevolgen van Re-urbanisatie. • vooral gevolgen op lokaal niveau - de combinatie werk en wonen in de stad verminderde de verkeersstromen - meer woningen en wijkvoorzieningen - het inwoner aantal neemt toe waardoor er meer vraag is naar recreatieve voorzieningen, waardoor niet iedereen kans heeft in een schone omgeving te recreëren  § 4 Is Nederland een immigratieland? § 4.1 Buitenlandse migratie
Buitenlandse migratie • 1945-1960 - Nederland kende een emigratieoverschot - Men emigreerde vooral naar Canada, VS, Australië en Nieuw Zeeland - Er was grote werkloosheid  Door slechte economische situatie in de industrie en handel na de Tweede wereld oorlog  Door het terugdringen van het aantal arbeidsplaatsen in de Landbouw.  Dit veroorzaakte de “emigratie prikkels” - Nederland kreeg wel te maken met immigranten uit koloniale gebieden, Nederlands Indië.  In 1949 kwamen 200.000 Indische Nederlanders na de onafhankelijkheid  In 1951 kwamen 12.500 Molukkers (velen kwamen uit het KNIL)  Tussen 1952 en 1955 kwamen 40.000 man binnen deels Indische Nederlanders  Eind jaren 50 kwam de laatste golf van 40.000 Indische Nederlanders • 1960-1973 - er was een tekort aan arbeiders. Nederland en Europa riepen gastarbeiders op. Die kwamen vooral uit Zuid-Europese landen als  Portugal, Spanje, Italië, Joegoslavië en Griekenland  Later Marokkanen en Turken - in 1973 waren er 100.000 gastarbeiders in Nederland - In de jaren 60 kwamen ook Surinamers naar Nederland voor betere voorzieningen. - Ook kwamen er in de jaren 60 Antilianen naar ons land voor betere voorzieningen. • 1973 – midden jaren 80 - twee immigratie golven kenmerken de periode na de oliecrisis van 1973  de gezinshereniging.  De onafhankelijkheid van Suriname • Midden jaren tachtig tot nu - Gezinshereniging nam af - Gezinsvorming nam toe. - Het aantal asielzoekers nam toe. - Per jaar komen nu ongeveer 100.00 immigranten naar Nederland § 4.2 Het migratie beleid
Arbeidsmigranten die in Nederland wilde werken kwamen er vanaf 1970
Niet meer in. • In 1991 besloten de Eu staten in het Verdrag van Maastricht dat alleen arbeidsmigranten uit de staten in Nederland mochten werken en wonen. • Het akkoord van Schengen uit 1985 ging over het afschaffen van de grenscontroles in de EU lidstaten. Alleen de buitengrenzen werden nog gecontroleerd. • Het verdrag voor de rechten van de Mens uit 1950 dit speelde een rol in het beleid van Nederland. Iedereen had recht op gezinsleven dus kwam zo Gezinshereniging tot stand. • Men die langer dan 3 maanden in Nederland wil verblijven, moet toestemming vragen en een verblijfsdoel geven - Verblijfdoelen zijn gezinsvorming, gezinshereniging, arbeid, studie of asiel - Als je mag blijven krijg je een verblijfsvergunning (ieder jaar verlengen)  Na vijf jaar mag je een vestigingsvergunning.  Je moet natuurlijk wel aan de voor waarde voldoen • Het vluchtelingen verdrag van Genève uit 1951 staat in wat een vluchteling is. - Een vluchteling is  Iemand die Vreest voor vervolging van: • Politieke overtuigingen • Godsdienstige overtuigingen • Nationaliteit • Ras • Of het behoren tot een bepaalde sociale groep.  Mag moet dan met de overheid te maken hebben. • Mensen die Natuurrampen mee maken, hongersnood etc worden niet herkend als vluchteling. - het verdrag geeft geen recht op toelating in het land waar de vluchteling asiel aanvraagt. • Het verdrag van Dublin uit 1997 had de afspraak met de EU lidstaten dat het land waar de Asiel zoeker het eerst aankomt, is verantwoordelijk voor de asielaanvraag
Volgens de nieuwe vreemdelingen wet uit 2001 mag geen vreemdeling het land in behalve als: • het in het belang van Nederland is gediend: arbeidsmigratie • verdragen het er toe verplichten • zwaarwegende humanitaire redenen bijv. oorlogsslachtoffers

Nieuw opvang systeem voor asielzoekers • ze moeten zich melden in de 4 aanmeld centra in Nederland. - Schiphol (airside) - Zwevenaar, Ter Apel en Rijsbergen (landside) • De aanmeldcentra zijn er om snel duidelijkheid te geven aan de asielzoekers over de toelating. IND: immigratie- en naturalisatiedienst, behandeld de asiel aanvragen. Verblijfstitels voor vluchtelingen: • A status: - voor onbepaalde tijd: - meeste rechten - voldoet aan de definitie vluchteling volgens het verdrag van Genève. • C-status: (Vergunning Tot Verblijf) - Elk jaar verlengen - je hebt geen vrees tot vervolging maar je hebt traumatische ervaringen in land van herkomst • Voorwaardelijke Vergunning Tot Verblijf - Tijdelijk - Word Status C als de situatie in land van herkomst na 3 jaar niet is verbeterd. - Er heerst bijvoorbeeld een burgeroorlog in het land van herkomst. • Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers - Na twee maal een verlenging van een jaar wordt het een C-status - Voor dat vergunning wordt eerst familie op gespoord.die kan zorgen voor de minderjarige. • Elke status heeft dezelfde rechten op werk scholing huisvesting en gezinshereniging. § 4.3 Spreiding van immigranten over Nederland
Vreemdelingen zijn verspreid over Nederland. Dit zijn de factoren voor de verspreiding • de spreiding van bedrijfstakken • aanwezigheid van landgenoten • het spreidingsbeleid van de overheid • de ligging ten opzichte van buurlanden - woonmigranten (Duitsers woonden net over de grens omdat er goedkopere huizen zijn in Nederland) Ruimtelijke Segregatie is het sterk concentreren van een bepaald sociaal economische groep in een deel van een stad. Betreft het allochtonen dan heet het Etnische Segregatie. Witte vlucht: het vertrekken van de Autochtonen bevolking uit verpauperde wijken naar een gebied rondom de steden. De oorzaken van lokale verspreiding: • De beschikbaarheid van goedkope huisvesting • Het beleid van de woningbouwverenigingen en de lokale overheid • De kettingmigratie (allochtonen zoeken elkaar op) • De aanwezigheid voor voorzieningen voor allochtonen § 4.4 Ben ik welkom
De arbeidsmarkt
Door vergrijzing kan de economie zwakker woorden
Pensioen en ziektekosten worden onbetaalbaar
Nodig: meer jonge mensen
Om de verhouding tussen jonge mensen en 65 plussers op pijl te houden is er in europa 700 miljoen migranten nodig. Multiculturele samenleving: een maatschappij waarin bevolkingsgroepen met verschillende culturen op voet van gelijkwaardigheid naast elkaar leven. Acculturatie is het veranderen van culturen door contact met elkaar te hebben. Assimilatie is dat immigranten zich volledig aan passen aan de cultuur. Integratie: is als het van wederzijds komt. De migranten worden beïnvloed door de bevolking.  § 5 Internationale migratie § 5.1 Internationale migratie op Europese schaal
Na de Tweede Wereld Oorlog kregen vrijwel alle Europese landen te maken met een migratiesaldo. In landen als Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland België en Luxemburg hadden in 1960 al een positief migratiesaldo
In landen in de periferie van Europa was de emigratie groter dan de immigratie. In 1992 hadden vrijwel alle EU landen een vestigingsoverschot. Remigranten mensen die migreren na het land waar zij de nationaliteit van bezitten., zij vormde tussen 1995-1999 27% van de migratie in Europa. Migranten uit de Eu lidstaten die naar een ander Eu lidstaat migreerden in dezelfde periode vormde 18% van de totale migratie. 55% had geen Eu nationaliteit zij kwamen uit niet westerse landen. Aandelen van Afrikaanse Nationaliteiten is vrij groot in
België Frankrijk en Portugal. In Duitsland komen veel nationaliteiten uit Zuid Oost Europa met name Turkije. Duitsland had in verhouding de meeste migranten

Griekenland, Spanje en Portugal hadden juist heel weinig migranten § 5.2 Sluiting van Europese Buitendeur, openen van binnendeuren • Tweede Wereldoorlog tot begin jaren zestig. - Veel Europeanen waren hun land uitgevlucht en keerde terug na de totstandkoming van de nieuwe staatsgrenzen. - Dekolonisatie bracht migratie op gang vanuit de koloniale gebieden  Frankrijk had te maken met immigratie uit de Maghreblanden  Nederland met Indonesië - Emigratie naar Noord Amerika, Australië en Nieuw Zeeland is toe te schrijven aan een beperkte economische en sterke bevolkingsgroei in Europa - Spanningen tussen oost en west Europa met politieke economische systemen • Jaren zestig tot 1973 - Economische omstandigheden werden gunstiger in Europa - In Noord west Europa ontstond een tekort aan laag geschoolde arbeidskrachten - Opleidingsniveau van de autochtonen nam toe - Een tekort aan arbeidsintensieve bedrijfstakken. - Kwamen gastarbeiders uit Zuid Europese landen. - Uit Turkije en Marokko werden zelfs mensen gehaald - Veel gastarbeiders keerden jaarlijks terug naar hun land van herkomst ook wel cirkelmigratie • Na 1973 - Economie verslechterde in de eerste helft van de jaren zeventig - Arbeidsintensieve takken gingen naar lage lonen landen - Oliecrisis brak uit - Het werven van arbeidskrachten stopten - De gastarbeiders bleven in Nederland. Want als ze terug migreren kunnen ze Europa niet meer in.  Zij konden hun gezin naar Nederland laten komen - Er waren nog een aantal mogelijkheden om in Nederland te komen  Gezinshereniging  Gezinsvorming  Asielzoeker  Vluchteling  Illegale migratie • Vier factoren voor de verdeling over de Europese landen - De verdeling van industrieën diensten ten tijde van de arbeidsmigratie - De oude koloniale banden - De aanwezigheid van groepen allochtone landgenoten in de latere migratiefasen - De relatieve ligging van unielanden ten opzichte van de herkomstlanden. § 5.3 mondiale migratie patronen
Traditionele attractiegebieden
Noord Amerika, Pacifische eilanden en Oceanië • omdat ze dunbevolkt zijn
Het oude afstotingsgebied (nu attractiegebied) (West) Europa • europa was tussen 1820 en 1914 een afstotingsgebied (60 miljoen vertrokken) Oude aantrekkingsgebieden (nu afstotingsgebied
Latijns Amerika • in de negentiende eeuw belangrijk vestigingsgebied (vooral voor Europeanen) • Argentinië was een rijk land problemen in het begin van de 21 e eeuw. Afstotingsgebied: Afrika • door burgeroorlogen en hongersnood. • Zuid-Afrika en Ivoorkust zijn het minst afstotend. Een gemengdeBeeld
Azië omvat 60% van de wereldbevolking. China, India en Pakistan zijn landen waaraan dat te danken is. Attractiegebieden zijn de Filippijnen, Hongkong, Singapore, Japan, Korea, Maleisië Emigratiesaldo = negatief migratie saldo § 5.4 Welvaartskloof, motor achter mondiale migratie
Verschillen in het toelatingsbeleid van de VS en de EU. • EU - Laat na de oliecrisis in 1973 geen arbeidsmigranten meer binnen - Toelatingsbeleid werd strenger op gebied van  Gezinshereniging  Gezinsvorming  Asielzoekers • VS - Stelde een migratiequota in  Eerst alleen voor Europa  Later voor de rest van de wereld - Deze Quota zorgde voor veel illegaliteit - Overeenkomsten in het toelatingsbeleid van de VS en de EU • Ze lieten migranten aanvankelijk zonder veel problemen binnen - Eu -> gastarbeiders - VS-> seizoensarbeiders in de landbouw
Een grote welvaartskloof tussen het Noorden en het Zuiden van de Wereld moet worden verkleint om migratie stromen te verminderen. • VS heeft met Mexico vrijhandel • EU heeft economisch zijn deuren gesloten.(fort Europa) § 5.5 Primate Cities: draaischijven van Zuid-Noordmigratie
De zuid noordmigranten hebben al een lange weg achter de rug voor dat ze naar een rijk land verhuizen. Zo zijn ze al van het platteland naar de stad verhuisd Ruraal-Urbane Migratie in verwachting van meer werk. Door de grote migratie naar de stad ontstaan er krottenwijken. Aantal migranten zetten zich voort naar een volgende stad Urbaan urbane migratie. Als Urbaan urbane migratie zich een aantal keer herhaald heet het Getrapte migratie. Getrapte migratie kan over meerdere generaties gaan. Primate city: een grote stad wat • vele aantal meer inwoners dan andere steden in dat land • economisch belangrijke stad voor dat land • veel al de hoofdstad is. • Hier krijgt men meer informatie over aantrekkelijke omstandigheden dan in de rijke landen van de wereld. Van daar gaan mensen emigreren naar het noorden
Urbanisatie graad: het percentage mensen wat in ontwikkelingslanden in steden woont. § 5.6 De gevolgen voor vestigings- en vertrekgebied • Gevolgen voor het vertrekgebied - Meeste ondernemende mensen vertrekken meestal - Tekort aan arbeidskrachten - Goed opgeleide mensen vertrekken  Een deel van de kennis gaat dan ook weg. Ook wel brain drain - Migranten maken vaak geld over naar hun moederland  Dit zorgt voor de plaatselijke economie • Gevolgen voor et vestigingsgebied bij getrapte migratie - Veel mensen wonen in steden - Er is weinig werk voor ze  Dat kan overurbanisatie veroorzaken - Er ontstaan uitgebreide krottenwijken - Moderne opvattingen en ander levenswijze in de stad kan tot sociaal culturele problemen leiden • Gevolgen voor het vestigingsgebied bij internationale migratie - Migratie heeft een gunstige economische toedracht  Arbeidsmigratie zorgde dat er veel geproduceerd werd  Op de collectieve sector heeft het ook invloed • De immigranten leveren een bijdrage namelijk an de collectieve uitgaven door hun prestaties  De bevolking neemt toe  De samenstelling van de bevolking veranderd • Samenstelling van leeftijd • Culturele achtergrond (het is hoe jij die samenstelling bekijkt)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.