Migratie; zorg of zegen?
1.1; Migranten uit alle hoeken. Wat is een migrant?
Fort Europa: term gebruikt om aan te geven dat Europa moeilijk toegankelijk is voor (arbeids-) migranten.
Verhuizen: wisselen van woningen binnen een gemeente
Migratie: verhuizen van het ene naar het andere gebied, buiten een gemeente
Binnenlandse migratie: verhuizen binnen een land
Buitenlandse migratie: verhuizen over de landsgrenzen heen
Intraregionale migratie: migratie binnen een landsdeel of provincie
Interregionale migratie: migratie tussen verschillende landsdelen of provincies
Migratiesaldo: verschil vertrek en vestiging (binnenl & buitenl migratiesaldo)
Immigratie: het zich vestigen in ander land of gebied, naar Nederland
Emigratie: het vestigen in ander land of gebied, vanuit Nederland
1.2; Immigranten in soorten
Nederlandse nationaliteit: krijgt een kind als zijn vader of moeder deze nationaliteit hebben, ongeacht in welk land dit kind wordt geboren= autochtoon
Allochtoon: tenminste één vd ouders in buitenland geboren
Eerste generatie: net als ouders in buitenland geboren
Tweede generatie: in tegenstelling tot ouders in Nederland geboren
Vreemdelingen: in Nederland wonende personen zonder Nederlandse nationaliteit
Naturalisatie: vreemdelingen krijgen een Nederlandse nationaliteit
voorwaarden: 18+, minimaal 5 jaar gevestigd in Nl, Antillen of Aruba/
minder dan vijf jaar: partner van Nler (min 3 jaar), Oud-Nlers, vluchtelingen (na 4 jaar indienen)
geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd, ingeburgerd zijn, goed gedrag, afstand doen van huidige nationaliteit (uitzonderingen)
1.3 Etnische minderheden
Etnische minderheid: een groep personen:
- met een bepaalde nationaliteit
- binnen een gebied een minderheid vormt
- sociaal-economische achterstandspositie bij arbeid, onderwijs en huisvesting
2.1; Hoe komt migratie tot stand?. De interactie van Ullman
Interactietheorie van Ullman: voorwaarden
- Complementariteit; gebieden vullen elkaar aan
- Interventing opportunist; geen tussenliggende mogelijkheid
- Transferability; transporteerbaarheid (relatieve afstand)
2.2; Het push-pullmodel
Push-pullmodel: voorwaarden
- kenmerken van het vertrek- en vestigingsgebied
Meer push- dan pullfactoren (afstotend naar aantrekkelijk gebied)
- tussenliggende hindernissen
Zaken die migratie bemoeilijken (afstand, geld, familie, toelatingsbeleid, ..)
- persoonlijke kenmerken
Perceptie (beeld) van een gebied door leeftijd, opleiding, ervaring, anderen
Vaak economisch, politiek en/of sociaal motief.
Cirkelmigratie: vorm van tijdelijke migratie waarbij mensen met regelmatige tussenpozen heen en weer reizen tussen het vestigingsgebied, waar de migrant werkt, en het herkomstgebied.
Seizoensmigratie: vorm van tijdelijke migratie waarbij een gebied een tijdelijke pullfactor arbeid heeft, vooral arme landen.
Migratie met economische motieven:
- arbeidsmigranten: hopen in vestigingsgebied werk en inkomen te krijgen
- bedrijfsgebonden migranten: werken voor een bedrijf in vestigingsgebied
- migrerende ondernemers: start eigen bedrijf in vestigingsgebied
- studenten: studeren/stage in vestigingsgebied met oog op baan
- pensioensmigranten: economisch inactief, laatste jaren in vestigingsgebied
Migratie met politieke motieven:
- politieke vluchtelingen: vlucht uit politieke redenen, verblijf na toestemming overheid in het vestigingsgebied
Migratie met sociale motieven:
- gezinsherenigers: reden: nauwe verwantschap bij familie in het vestigingsgebied
- gezinsvormers: trouwen met bewoner van het vestigingsgebied
- retourmigranten: keren terug naat het gebied van herkomst
- woonmigranten: vestigen zich elders, want betere woonomgeving/ -mogelijkheden
3.1 Binnenlandse migratie. Binnenlandse migraties naar soort
Migratie in Nederland in de twintigste eeuw
belangrijke oorzaken: werk en woonomgeving/woning
Urbanisatie (tot 1960)
- Van platteland naar de stad
- Pushfactoren van urbanisatie
1. Opkomende mechanisatie van de landbouw;
- hoeveelheid werk werd minder
- vooral kinderen, landarbeiders en zelfstandige boeren vertrokken
- eind 19e eeuw: landbouwcrisis
- industrialisatie in westelijke provincies
2. Verdwijnen van ambachtelijke huisnijverheid op het platteland
- kon niet concurreren met de industrie
Expulsiegebieden: jarenlang achter elkaar een vertrekoverschot
Attractiegebied: aantrekkingsgebied
Suburbanisatie (1960 - 1975)
- migratie vanuit grotere steden en agglomeraties naar kleinere kernen en het platteland in het omliggende landelijke gebied
- eerst: vooral jonge, zeer welgestelde gezinnen
- later: welvaartsstijging en toename autobezit; ook middengroepen
- nadelen steden; verpauperde wijken, ruimtegebrek (groen)
- nieuwbouwwijken met eengezinswoningen
- ontstaan agglomeraties (steden met vastgegroeide gemeenten)
- Overheid: groeikernenbeleid : tegen het volbouwen van het platteland
- Aantal dorpen mochten groeien, overige alleen voor eigen volk bouwen
groeikernen: gemeentes met ruim woningbouwprogramma om de overloop uit de grote steden op te vangen
selectieve migratie: bepaalde groep mensen verhuisden naar andere gebieden
Desurbanisatie (na 1975)
- migratie vanuit de agglomeratie naar verder weg gelegen (landelijke) gebieden, waardoor inwonertal in de stad en randgemeenten daalt en in landelijk gebied stijgt.
- vanwege aantrekkingskracht van het woongebied
- drukte rondom steden, toenemend ruimtegebrek
- nog ‘landelijker woonomgeving’
Re-urbanisatie (na 1980)
- migratie van platteland terug naar de stad
- platteland: afstand voorzieningen, slechte bereikbaarheid (verkeersoverlast)
- verpaupering dreigde in de stad, door de trek van de vermogende bewoners, dus:
- compacte-stadsbeleid
Overheidsbeleid dat ruimtelijke concentratie van wonen in de stad bevordert door open plekken vol te bouwen, door een woon- of bedrijfsfunctie te geven aan leegstaande gebouwen, stadsvernieuwing en door te stimuleren dat wonen, werken en recreëren zich op korte afstand van elkaar verbinden.
- toen: aantrekkelijkheid van opgeknapte stadswijken, voorzieningen in grote steden
- yuppen (young urban professionals)
- dinkies (double income no kids)
- grampies (oude welgestelde personen; growing, retaired, active, mobile persoon in e excellent state)
- woop (well of older people)
- VINEX-locaties
Door de overheid aangewezen grootschalig stedelijk bouwproject dicht in de buurt van steden (vooral gezinnen)
Allerlei categorieën woningbouw
Goed openbaar vervoer tussen wijken en centrum (tegen files)
3.2 Binnenlandse migraties op verschillende schaalniveaus
- Landsdeel Noord
- op landbouw gericht
- binnenlands vertrekoverschot (tot ‘50, binnenlands vestigingsoverschot
(na ‘60) , vertrekoverschot (nu)
- Landsdeel Zuid
- vestigingsoverschot (‘70)
- Limburg als enige vestigingsoverschot (nu)
- Landsdeel Oost
- vertrekoverschot (‘50)
- Binnenlands verstigingsoverschot (nu)
- Landsdeel West
- binnenlands vestigingsoverschot (tot ‘60), vertrekoverschot (tot ‘80)
3.3 De gevolgen van binnenlandse migratie op de ruimtelijke inrichting
Gevolgen urbanisatie
economisch: arbeidsaanbod in expulsiegebieden omlaag, dus werkloosheid omhoog
Demografisch: vergrijzing, dus minder aantrekkelijk voor bedrijven
Sociaal en ruimtelijk: leefbaarheid gaat achteruit
kleine-kernenproblematiek: voorzieningen in zeer kleine kernen van landelijke gebieden verdwijnen, niet meer rendabel door vele migratie
congestieverschijnselen: geluid- en stankoverlast, files
Druk op woningmark nam toe, grond-, woning- en huurprijzen omhoog
Gevolgen suburbanisatie
nationaal niveau nauwelijks gevolgen, want bleven in zelfde regio
Gevolgen voor het vestigingsgebied in de wijken:
Positieve effecten voor bewoners want meer groen en ruimte
Negatieve effecten voor milieu want meer verkeer
Kans op vergrijzing, gemiddelde inkomen in de wijk omlaag
Sommige wijkvoorzieningen in steden verdwenen
Gevolgen re-urbanisatie
vooral gevolgen op lokaal en regionaal niveau
Minder verkeer (werken en wonen in de stad)
Meer woningen, wijkvoorzieningen en winkels in binnensteden
Leefbaarheid omhoog (opknappen oude wijken)
Inwoneraantal in steden omhoog
4.1 Is Nederland een immigratieland? Buitenlandse migratie
1945 - 1960
Emigratieoverschot tot ‘60
- naar Canada, VS, Australië en Nieuw-Zeeland
- Nederland grote werkloosheid, slechte economie/handel na WOII
en terugloop arbeidsplaatsen in landbouw
- bevolkingsgroei
- regering: emigratiepolitiek
Immigratie
- veel immigranten uit Nederlands-Indië
1949 onafhankelijkheid Indonesië
1951 Molukkers (oud-soldaten) regering dacht: tijdelijk
‘52-’55 Indische Nederlanders (halfbloedjes)
Eind ‘50 plannen Indonesië om Nieuw-Guinea in te lijven
1960 - 1973
Eind ‘50 tekort laaggeschoold personeel
G-> gastarbeiders uit Portugal, Spanje, Italië, Joego en Griekenland
Later: Marokko en Turkije
Tijdelijk verblijf werd permanent
‘60 immigratie vanuit Suriname en Ned. Antillen
O-> beter onderwijs / arbeidsmarkt
1973 - midden ‘80 (na oliecrisis van 1973)
Twee immigratiegolven
- gezinshereniging
(achtergebleven gezinsleden migreren naar het eerder gemigreerde gezinslid)
gastarbeiders uit Zuid-Eur met voldoende inkomen en woonruimte mochten vrouw en kinderen naar Nederland halen.
- onafhankelijkheid Suriname 1975
Immigranten uit vrees voor politieke moeilijkheden + werk en school
Mid ‘80 - NU
Gezinshereniging omlaag
Gezinsvormende migratie omhoog
(partner zoekt in land van herkomst een huwelijkspartner)
mensen die een gezin willen stichten komen naar Nederland
(huwelijkskandidaten voor kinderen van eerste generatie)
Aantal asielzoekers en vluchtelingen omhoog (variërende herkomst)
Vreemdelingen die op grond van het Vluchtelingengedrag van Genève om toelating in een land vragen
Retourmigratie (/remigratie)
Aantal migranten willen terug naar land van herkomst : oude dag
Jongere mensen willen bedrijf starten met hun ervaring en scholing
4.2 Het migratiebeleid
Huidige toelatingsbeleid: internationale verdragen staan boven de Nederlandse wet
Verdragen ivm arbeidsmigratie
Vanaf ‘70 geen arbeidskrachten meer binnengelaten, alleen werkvergunningen als er geen Nederlandse kracht was, voorkeur: uit EU
Verdrag van Maastricht (1991)
EU: Eu-inwoners mogen in andere EU landen vestigen en mogen werken
Arbeidsmigratie vanuit niet-lidstaten is vrijwel onmogelijk geworden
Akkoord van Schengen (1985)
Aantal Europese landen: afschaffing van grenscontroles tussen die landen
Overige grenscontroles versterkt (voorkomen toestroom illegale arbeidskrachten)
Verdragen ivm gezinsvorming, asielzoekers en vluchtelingen
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (vanaf ‘70)
Iedereen heeft recht op gezinsleven, gezinsleden moeten op grond hiervan worden toegelaten
soepel beleid, vanaf ‘90 strenger:
>3mnd; toestemming vragen & verblijfsdoel opgeven (gezinsvorming, gezinshereniging, arbeid, studie of asiel)
als je mag blijven krijg je een verblijfsvergunning (elk jaar verlengen)
- officiële toestemming om in een land te verblijven
- na 5 jaar kan je een vestigingsvergunning aanvragen (onbeperkte duur)
Vluchtelingenverdrag van Genève (1951)Staat in wat een vluchteling is: iemand die gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging vanwege godsdienst of politieke overtuiging, nationaliteit, ras of het behoren tot een bepaalde groep. Vervolging moet met de overheid te maken hebben. Dus slachtoffers van natuurrampen, hongersnood of armoede niet. (politiek dus niet economisch).
Verdrag geeft geen recht op toelating. Dus asielzoeker heeft onzekere positie. Bij toelating ben je een vluchteling.
De 26 Staten waren hoofdzakelijk westers of liberaal georiënteerd, hoewel ook Staten als Irak, Egypte en Colombia v/d partij waren.
Verdrag van Dublin (1977)
Europees verdrag
Het eerste land waar de asielzoeker in terechtkomt/ waarvoor hij een visum heeft, is verantwoordelijk voor de asielaanvraag
Nieuwe Vreemdelingenwet (2001)
Nederlandse wet
Niet iedereen mag Nederland binnen, tenzij:
- met hun komst een wezenlijk Nederlands belang gediend is (arbeid)
- verdragen daartoe verplichten (Vluchtelingenverdrag/VvRvdM)
- zwaarwegende humanitaire redenen (oorlogsslachtoffers)
Vanaf ‘80 aantal asielaanvragen omhoog
- overheid bedacht opvangsysteem voor asielzoekers (vier aanmeldcentra)
Verblijfstitels van asielzoekers
- A-status
vluchteling volgens het Verdrag van Genève
meeste rechten
voor onbepaalde tijd
- C-status
vergunning tot verblijf
Geen gegronde vrees voor vervolging
Bij kans op onmenselijke behandeling bij teruggaan/ traumatische ervaringen
Jaarlijks verlengd, maar niet ingetrokken
- Voorwaardelijke vergunning tot verblijf
Tijdelijk niet teruggestuurd ivm situatie in het land van herkomst
Tijdelijke vergunning (na 3 jaar mogelijk omgezet in C-status)
- Alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA)
niet in aanmerking voor A of C
familie wordt gezocht om voor de AMA te zorgen
Lukt dat niet: officieel een verblijfsvergunning als AMA
na 2 jaar verlenging voor jaar, mogelijk omgezet in C
4.3 Spreiding van immigranten over Nederland
Nationale verdeling wordt/werd bepaald door:
- Spreiding van bedrijfstakken
Gastarbeiders uit Z-Eu: Amsterdam/Rotterdam ivm havens en Twente (textiel)
- Aanwezigheid landgenoten
gezinshereniging
- Spreidingsbeleid van de overheid
Alle gemeenten: klein percentage vluchtelingen
- Ligging t.o.v. buurlanden
woonmigranten:net over de grens (goedkopere woningen/mooiere omgeving)
Ruimtelijke segregatie = sociaal economische groepen concentreren zich sterk in bepaalde stadsdelen (bij allochtonen: etnische segregatie)
- Beschikbaarheid goedkope huisvesting
- Beleid van de woningbouwverenigingen en de lokale overheid
- Kettingmigratie
Allochtonen zoeken elkaar op (familie/bekenden)
- Aanwezigheid van voorzieningen voor allochtonen
4.4 Ben ik welkom?
Voorstanders internationale migratie
toekomstige vergrijzing in veel Eur-landen (arbeidskrachten nodig)
Onderzoek: geen oplossing op termijn (wel tijdelijk)
- grote immigratiestroom nodig
- immigranten worden zelf ook ouder
- immigranten hebben niet hetzelfde opleidingspeil
Tegenstanders internationale migratie
Arbeidsmarkt is al krap genoeg / geen wetenschap. onderzoek naar gevolgen
Multiculturele samenleving = maatschappij met bevolkingsgroepen van verschillende culturen op voet van gelijkwaardigheid met elkaar samenleven.
Acculturatie = veranderingen van culturen door contact met elkaar
Assimilatie = immigranten passen hun cultuur volledig aan
Integratie = wederzijdse beïnvloeding
5.1 Internationale migratie. Internationale migratie op Europese schaal
Heel Europa heeft een positief migratiesaldo
5.2 Europa: van vertrek- naar vestigingsgebied
De migratiegeschiedenis van Europa
- Tweede wereldoorlog tot begin jaren ‘60
Retourmigranten na de oorlog
Immigratie door dekolonisatie
Frankrijk: Algerije, Tunesië en Marokko / Nederland: Indonesië
(Suriname pas ‘70)
Emigratie door beperkte economie en sterke bevolkingsgroei/spanningen O-W
Naar Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland
- Jaren ’60 tot 1973
Eind ‘50 betere economie - laaggeschoolde arbeiders nodig (textiel/mijnhaven)
Immigratie vanuit Zuid-Europese landen
o-> IJzeren gordijn blokkeerde Oost
Eerst Spanje, Greece, Italie, Portugal - later Marokko en Turkije
- Na 1973 (oliecrisis)
Europese landen stopten met werving van arbeidskrachten (slechte economie)
Gastarbeiders bleven - bij remigratie konden ze nooit meer in Europa vestigen voor tijdelijk werk
Door slechte economie in land van herkomst, lieten ze gezin overkomen
Geen arbeidskrachten meer, wel migratie door naar Eur:
- gezinshereniging/gezinsvorming
steeds strenger beleid
- als asielzoeker/vluchteling
groot deel asielverzoeken werd afgewezen
- Illegale migratie
begin: gedoogd
Verdeling over de Eur landen werd sterk beïnvloed door:
- verdeling van industrie en diensten ten tijde van de arbeidsmigratie
- oude koloniale banden
- aanwezigheid van groepen allochtone landgenoten (later)
- relatieve ligging van Unielanden t.o.v. herkomstlanden
- Compartimentering en decompartimentering
Decompartimentering
opheffing van ruimtelijke scheiding tussen twee of meer gebieden
de Europese ruimte werd steeds minder verdeeld in afzonderlijke gebieden en dat vergrootte de bewegingsvrijheid van arbeidskrachten
Jaren ‘80/’90 zette het voort
- meer landen traden tot de EU toe
- ‘94: EER (lidstaten + 3 EVA landen) daarbinnen:vrije arbeidsmigratie
Compartimentering
ruimtelijke scheiding tussen twee of meer gebieden als gevolg van de aanleg van (spoor)wegen, kanalen of dergelijke
Is nog sprake van op Europees schaalniveau
Zolang de Mid en Oost Eulanden nog geen lid zijn van de EU, is arbeidsmigratie naar de EER erg moeilijk
5.3 Marokko en Turkije voor gesloten Europese deur
Turkije en Marokko grenzen beide aan de EER, toch is arbeidsmigratie nauwelijks mogelijk. Veel illegale arbeidsmigratie, want pushfactoren:
- Demografische factoren
sterke bevolkingsgroei in T&M / jonge bevolking
- veel geld aan onderdak, voeding en scholing van jonge mensen
- Economische factoren
welvaart in T&M is laatste decennia omlaag / veel werkloosheid
- ruraal-urbane migratie
= migratie van platteland naar stad (Istanboel)
- ruraal-rurale migratie
= migratie tussen plattelandsgebieden (Marokko)
- Migratie naar andere landen in het Midden-Oosten
- Politieke factoren
niet respecteren van mensenrechten, politiek onrust en problematiek van etnische minderheden (Turkije)
5.4 Mondiale migratieproblemen
Migratiepatronen op mondiale schaal
- Traditionele attractiegebieden
Noord-Amerika, Oceanië en Pacifische eilanden (dunbevolkt)
VS/Canada trekken veel vrijwillige internationale migranten aan (dunbevolkt)
- Het oude afstotingsgebied
nu attractiegebied: (West-)Europa - omkeer na WOII
- Oud aantrekkingsgebied
nu afstotingsgebied: Latijns-Amerika - omkeer in de loop van 20e eeuw
- Afstotingsgebied
Afrika; massale migratie - burgeroorlogen/honger
Ivoorkust/Zuid-Afrika beperkt aantal migranten ivm economie
- Een gemengd beeld
Azië; attractiegebieden: olieproducerende landen
China, India, Pakistan - migratie naar Canada
5.5 Welvaartskloof, motor achter mondiale migratie
Economisch: kloof tussen Noord en Zuid (werkloosheid)
Demografisch: vestigingsgebieden hebben lagere natuurlijke bevolkingsgroei en verdergaande vergrijzing
Toelatingsbeleid: EU: sloot geleidelijk zijn grenzen, arbeidsmigratie onmogelijk
Overige migratie - strenger beleid
Vraaggestuurd
VS: migratiequota - arbeidsmigranten én familieleden
Gevolg: enorme toename illegalen (veel werk in zuiden)
Aanbodgestuurd
Mondiale migratie verminderen - welvaartskloof verkleinen
Samenwerking herkomst- en bestemmingsgebieden
VS: vrije handel met Mexico/ investeren economie zuidlanden
EU: buitengrenzen meer economisch afgesloten
Meer zorgen over verlies arbeidsplaatsen dan economische ontwikkeling van zuidlanden
5.6 ‘Primate Cities’: draaischijven van zuid-noordmigratie
Vaak eerst ruraal-urbane migratie
Pushfactoren platteland: niet genoeg bestaansmogelijkheden, tekort voorzieningen, harde groei bevolking
Verwachten werk in de stad, vaak niet het geval - armoede - krottenwijken
Dan aantal urbaan-urbane migratie
migratie van stad naar (grotere) stad
getrapte migratie = migratie waarbij mensen tijdens de migratie gedurende meestal wat langere tijd verblijven in tussenbestemmingen, kan ook over verschillende generaties uitstrekken (herhaling van urbaan-urbane migratie)
Uiteindelijk naar de primate city
Vele malen groter dan de andere steden, vaak hoofdstad
Belangrijke industrieën en kantoren uit dienstensector
Urbanisatiegraad is toegenomen in ontwikkelingslanden
= Percentage mensen dat in een stad woont
Bewoners van primate city krijgen meer informatie over emigreren naar rijke landen - zij proberen te emigreren naar het rijke noorden
5.7 De gevolgen voor het vestiging- en vertrekgebied
Gevolgen voor het vertrekgebied
- vertrek van de meest ondernemende mensen
Tekort aan arbeidskrachten, vertrek van kennis
brain drain = vertrek van hoogopgeleide mensen naar andere gebieden
- migranten maken veel geld over naar hun moederland
Goed voor de plaatselijke economie
Gevolgen vestigingsgebied
- veel mensen gaan in steden wonen
Oorzaak: getrapte migratie
Urbanisatietempo is hoog
= snelheid waarmee het percentage stedelingen groeit
- niet genoeg werk in de steden voor nauwelijks opgeleide migranten
Gevolg: overurbanisatie
- ontwikkelingslanden kunnen niet genoeg woningen bouwen om de migratiestromen op de vangen
Gevolg: krottenwijken
- migranten van het platteland maken kennis met moderne opvattingen en andere levenswijze in de stad
Gevolg: sociaal-culturele problemen
Gevolgen vestigingsgebied bij internationale migratie
- verhouding opbrengsten en kosten veranderde
Bijdrage aan de economie door migranten werd in ‘70 minder
- migratie heeft effect op de collectieve sector
Meer uitgaven aan onderwijs, ziektekosten en werkeloosheidsuitkeringen
Bijdrage immigranten aan coll. Uitgaven door economische prestatie
- In landen van vertrek wordt bevolkingsomvang kleiner, bij vestiging groter
- samenstelling van bevolking verandert
Vooral in het vestigingsgebied
1.1; Migranten uit alle hoeken. Wat is een migrant?
Fort Europa: term gebruikt om aan te geven dat Europa moeilijk toegankelijk is voor (arbeids-) migranten.
Verhuizen: wisselen van woningen binnen een gemeente
Migratie: verhuizen van het ene naar het andere gebied, buiten een gemeente
Binnenlandse migratie: verhuizen binnen een land
Buitenlandse migratie: verhuizen over de landsgrenzen heen
Intraregionale migratie: migratie binnen een landsdeel of provincie
Migratiesaldo: verschil vertrek en vestiging (binnenl & buitenl migratiesaldo)
Immigratie: het zich vestigen in ander land of gebied, naar Nederland
Emigratie: het vestigen in ander land of gebied, vanuit Nederland
1.2; Immigranten in soorten
Nederlandse nationaliteit: krijgt een kind als zijn vader of moeder deze nationaliteit hebben, ongeacht in welk land dit kind wordt geboren= autochtoon
Allochtoon: tenminste één vd ouders in buitenland geboren
Eerste generatie: net als ouders in buitenland geboren
Tweede generatie: in tegenstelling tot ouders in Nederland geboren
Vreemdelingen: in Nederland wonende personen zonder Nederlandse nationaliteit
Naturalisatie: vreemdelingen krijgen een Nederlandse nationaliteit
voorwaarden: 18+, minimaal 5 jaar gevestigd in Nl, Antillen of Aruba/
minder dan vijf jaar: partner van Nler (min 3 jaar), Oud-Nlers, vluchtelingen (na 4 jaar indienen)
geen bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd, ingeburgerd zijn, goed gedrag, afstand doen van huidige nationaliteit (uitzonderingen)
Etnische minderheid: een groep personen:
- met een bepaalde nationaliteit
- binnen een gebied een minderheid vormt
- sociaal-economische achterstandspositie bij arbeid, onderwijs en huisvesting
2.1; Hoe komt migratie tot stand?. De interactie van Ullman
Interactietheorie van Ullman: voorwaarden
- Complementariteit; gebieden vullen elkaar aan
- Interventing opportunist; geen tussenliggende mogelijkheid
- Transferability; transporteerbaarheid (relatieve afstand)
2.2; Het push-pullmodel
Push-pullmodel: voorwaarden
- kenmerken van het vertrek- en vestigingsgebied
Meer push- dan pullfactoren (afstotend naar aantrekkelijk gebied)
- tussenliggende hindernissen
- persoonlijke kenmerken
Perceptie (beeld) van een gebied door leeftijd, opleiding, ervaring, anderen
Vaak economisch, politiek en/of sociaal motief.
Cirkelmigratie: vorm van tijdelijke migratie waarbij mensen met regelmatige tussenpozen heen en weer reizen tussen het vestigingsgebied, waar de migrant werkt, en het herkomstgebied.
Seizoensmigratie: vorm van tijdelijke migratie waarbij een gebied een tijdelijke pullfactor arbeid heeft, vooral arme landen.
Migratie met economische motieven:
- arbeidsmigranten: hopen in vestigingsgebied werk en inkomen te krijgen
- bedrijfsgebonden migranten: werken voor een bedrijf in vestigingsgebied
- migrerende ondernemers: start eigen bedrijf in vestigingsgebied
- studenten: studeren/stage in vestigingsgebied met oog op baan
- pensioensmigranten: economisch inactief, laatste jaren in vestigingsgebied
Migratie met politieke motieven:
- politieke vluchtelingen: vlucht uit politieke redenen, verblijf na toestemming overheid in het vestigingsgebied
Migratie met sociale motieven:
- gezinsvormers: trouwen met bewoner van het vestigingsgebied
- retourmigranten: keren terug naat het gebied van herkomst
- woonmigranten: vestigen zich elders, want betere woonomgeving/ -mogelijkheden
3.1 Binnenlandse migratie. Binnenlandse migraties naar soort
Migratie in Nederland in de twintigste eeuw
belangrijke oorzaken: werk en woonomgeving/woning
Urbanisatie (tot 1960)
- Van platteland naar de stad
- Pushfactoren van urbanisatie
1. Opkomende mechanisatie van de landbouw;
- hoeveelheid werk werd minder
- vooral kinderen, landarbeiders en zelfstandige boeren vertrokken
- eind 19e eeuw: landbouwcrisis
- industrialisatie in westelijke provincies
2. Verdwijnen van ambachtelijke huisnijverheid op het platteland
- kon niet concurreren met de industrie
Attractiegebied: aantrekkingsgebied
Suburbanisatie (1960 - 1975)
- migratie vanuit grotere steden en agglomeraties naar kleinere kernen en het platteland in het omliggende landelijke gebied
- eerst: vooral jonge, zeer welgestelde gezinnen
- later: welvaartsstijging en toename autobezit; ook middengroepen
- nadelen steden; verpauperde wijken, ruimtegebrek (groen)
- nieuwbouwwijken met eengezinswoningen
- ontstaan agglomeraties (steden met vastgegroeide gemeenten)
- Overheid: groeikernenbeleid : tegen het volbouwen van het platteland
- Aantal dorpen mochten groeien, overige alleen voor eigen volk bouwen
groeikernen: gemeentes met ruim woningbouwprogramma om de overloop uit de grote steden op te vangen
selectieve migratie: bepaalde groep mensen verhuisden naar andere gebieden
Desurbanisatie (na 1975)
- migratie vanuit de agglomeratie naar verder weg gelegen (landelijke) gebieden, waardoor inwonertal in de stad en randgemeenten daalt en in landelijk gebied stijgt.
- drukte rondom steden, toenemend ruimtegebrek
- nog ‘landelijker woonomgeving’
Re-urbanisatie (na 1980)
- migratie van platteland terug naar de stad
- platteland: afstand voorzieningen, slechte bereikbaarheid (verkeersoverlast)
- verpaupering dreigde in de stad, door de trek van de vermogende bewoners, dus:
- compacte-stadsbeleid
Overheidsbeleid dat ruimtelijke concentratie van wonen in de stad bevordert door open plekken vol te bouwen, door een woon- of bedrijfsfunctie te geven aan leegstaande gebouwen, stadsvernieuwing en door te stimuleren dat wonen, werken en recreëren zich op korte afstand van elkaar verbinden.
- toen: aantrekkelijkheid van opgeknapte stadswijken, voorzieningen in grote steden
- yuppen (young urban professionals)
- grampies (oude welgestelde personen; growing, retaired, active, mobile persoon in e excellent state)
- woop (well of older people)
- VINEX-locaties
Door de overheid aangewezen grootschalig stedelijk bouwproject dicht in de buurt van steden (vooral gezinnen)
Allerlei categorieën woningbouw
Goed openbaar vervoer tussen wijken en centrum (tegen files)
3.2 Binnenlandse migraties op verschillende schaalniveaus
- Landsdeel Noord
- op landbouw gericht
- binnenlands vertrekoverschot (tot ‘50, binnenlands vestigingsoverschot
(na ‘60) , vertrekoverschot (nu)
- Landsdeel Zuid
- vestigingsoverschot (‘70)
- Limburg als enige vestigingsoverschot (nu)
- Landsdeel Oost
- vertrekoverschot (‘50)
- Binnenlands verstigingsoverschot (nu)
- Landsdeel West
- binnenlands vestigingsoverschot (tot ‘60), vertrekoverschot (tot ‘80)
3.3 De gevolgen van binnenlandse migratie op de ruimtelijke inrichting
economisch: arbeidsaanbod in expulsiegebieden omlaag, dus werkloosheid omhoog
Demografisch: vergrijzing, dus minder aantrekkelijk voor bedrijven
Sociaal en ruimtelijk: leefbaarheid gaat achteruit
kleine-kernenproblematiek: voorzieningen in zeer kleine kernen van landelijke gebieden verdwijnen, niet meer rendabel door vele migratie
congestieverschijnselen: geluid- en stankoverlast, files
Druk op woningmark nam toe, grond-, woning- en huurprijzen omhoog
Gevolgen suburbanisatie
nationaal niveau nauwelijks gevolgen, want bleven in zelfde regio
Gevolgen voor het vestigingsgebied in de wijken:
Positieve effecten voor bewoners want meer groen en ruimte
Negatieve effecten voor milieu want meer verkeer
Kans op vergrijzing, gemiddelde inkomen in de wijk omlaag
Sommige wijkvoorzieningen in steden verdwenen
Gevolgen re-urbanisatie
vooral gevolgen op lokaal en regionaal niveau
Minder verkeer (werken en wonen in de stad)
Leefbaarheid omhoog (opknappen oude wijken)
Inwoneraantal in steden omhoog
4.1 Is Nederland een immigratieland? Buitenlandse migratie
1945 - 1960
Emigratieoverschot tot ‘60
- naar Canada, VS, Australië en Nieuw-Zeeland
- Nederland grote werkloosheid, slechte economie/handel na WOII
en terugloop arbeidsplaatsen in landbouw
- bevolkingsgroei
- regering: emigratiepolitiek
Immigratie
- veel immigranten uit Nederlands-Indië
1949 onafhankelijkheid Indonesië
1951 Molukkers (oud-soldaten) regering dacht: tijdelijk
‘52-’55 Indische Nederlanders (halfbloedjes)
Eind ‘50 plannen Indonesië om Nieuw-Guinea in te lijven
1960 - 1973
Eind ‘50 tekort laaggeschoold personeel
Later: Marokko en Turkije
Tijdelijk verblijf werd permanent
‘60 immigratie vanuit Suriname en Ned. Antillen
O-> beter onderwijs / arbeidsmarkt
1973 - midden ‘80 (na oliecrisis van 1973)
Twee immigratiegolven
- gezinshereniging
(achtergebleven gezinsleden migreren naar het eerder gemigreerde gezinslid)
gastarbeiders uit Zuid-Eur met voldoende inkomen en woonruimte mochten vrouw en kinderen naar Nederland halen.
- onafhankelijkheid Suriname 1975
Immigranten uit vrees voor politieke moeilijkheden + werk en school
Mid ‘80 - NU
Gezinshereniging omlaag
Gezinsvormende migratie omhoog
(partner zoekt in land van herkomst een huwelijkspartner)
(huwelijkskandidaten voor kinderen van eerste generatie)
Aantal asielzoekers en vluchtelingen omhoog (variërende herkomst)
Vreemdelingen die op grond van het Vluchtelingengedrag van Genève om toelating in een land vragen
Retourmigratie (/remigratie)
Aantal migranten willen terug naar land van herkomst : oude dag
Jongere mensen willen bedrijf starten met hun ervaring en scholing
4.2 Het migratiebeleid
Huidige toelatingsbeleid: internationale verdragen staan boven de Nederlandse wet
Verdragen ivm arbeidsmigratie
Vanaf ‘70 geen arbeidskrachten meer binnengelaten, alleen werkvergunningen als er geen Nederlandse kracht was, voorkeur: uit EU
Verdrag van Maastricht (1991)
EU: Eu-inwoners mogen in andere EU landen vestigen en mogen werken
Arbeidsmigratie vanuit niet-lidstaten is vrijwel onmogelijk geworden
Akkoord van Schengen (1985)
Overige grenscontroles versterkt (voorkomen toestroom illegale arbeidskrachten)
Verdragen ivm gezinsvorming, asielzoekers en vluchtelingen
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (vanaf ‘70)
Iedereen heeft recht op gezinsleven, gezinsleden moeten op grond hiervan worden toegelaten
soepel beleid, vanaf ‘90 strenger:
>3mnd; toestemming vragen & verblijfsdoel opgeven (gezinsvorming, gezinshereniging, arbeid, studie of asiel)
als je mag blijven krijg je een verblijfsvergunning (elk jaar verlengen)
- officiële toestemming om in een land te verblijven
- na 5 jaar kan je een vestigingsvergunning aanvragen (onbeperkte duur)
Vluchtelingenverdrag van Genève (1951)Staat in wat een vluchteling is: iemand die gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging vanwege godsdienst of politieke overtuiging, nationaliteit, ras of het behoren tot een bepaalde groep. Vervolging moet met de overheid te maken hebben. Dus slachtoffers van natuurrampen, hongersnood of armoede niet. (politiek dus niet economisch).
Verdrag geeft geen recht op toelating. Dus asielzoeker heeft onzekere positie. Bij toelating ben je een vluchteling.
Verdrag van Dublin (1977)
Europees verdrag
Het eerste land waar de asielzoeker in terechtkomt/ waarvoor hij een visum heeft, is verantwoordelijk voor de asielaanvraag
Nieuwe Vreemdelingenwet (2001)
Nederlandse wet
Niet iedereen mag Nederland binnen, tenzij:
- met hun komst een wezenlijk Nederlands belang gediend is (arbeid)
- verdragen daartoe verplichten (Vluchtelingenverdrag/VvRvdM)
- zwaarwegende humanitaire redenen (oorlogsslachtoffers)
Vanaf ‘80 aantal asielaanvragen omhoog
- overheid bedacht opvangsysteem voor asielzoekers (vier aanmeldcentra)
Verblijfstitels van asielzoekers
- A-status
vluchteling volgens het Verdrag van Genève
meeste rechten
voor onbepaalde tijd
vergunning tot verblijf
Geen gegronde vrees voor vervolging
Bij kans op onmenselijke behandeling bij teruggaan/ traumatische ervaringen
Jaarlijks verlengd, maar niet ingetrokken
- Voorwaardelijke vergunning tot verblijf
Tijdelijk niet teruggestuurd ivm situatie in het land van herkomst
Tijdelijke vergunning (na 3 jaar mogelijk omgezet in C-status)
- Alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA)
niet in aanmerking voor A of C
familie wordt gezocht om voor de AMA te zorgen
Lukt dat niet: officieel een verblijfsvergunning als AMA
na 2 jaar verlenging voor jaar, mogelijk omgezet in C
4.3 Spreiding van immigranten over Nederland
Nationale verdeling wordt/werd bepaald door:
- Spreiding van bedrijfstakken
Gastarbeiders uit Z-Eu: Amsterdam/Rotterdam ivm havens en Twente (textiel)
gezinshereniging
- Spreidingsbeleid van de overheid
Alle gemeenten: klein percentage vluchtelingen
- Ligging t.o.v. buurlanden
woonmigranten:net over de grens (goedkopere woningen/mooiere omgeving)
Ruimtelijke segregatie = sociaal economische groepen concentreren zich sterk in bepaalde stadsdelen (bij allochtonen: etnische segregatie)
- Beschikbaarheid goedkope huisvesting
- Beleid van de woningbouwverenigingen en de lokale overheid
- Kettingmigratie
Allochtonen zoeken elkaar op (familie/bekenden)
- Aanwezigheid van voorzieningen voor allochtonen
4.4 Ben ik welkom?
Voorstanders internationale migratie
toekomstige vergrijzing in veel Eur-landen (arbeidskrachten nodig)
Onderzoek: geen oplossing op termijn (wel tijdelijk)
- grote immigratiestroom nodig
- immigranten worden zelf ook ouder
Tegenstanders internationale migratie
Arbeidsmarkt is al krap genoeg / geen wetenschap. onderzoek naar gevolgen
Multiculturele samenleving = maatschappij met bevolkingsgroepen van verschillende culturen op voet van gelijkwaardigheid met elkaar samenleven.
Acculturatie = veranderingen van culturen door contact met elkaar
Assimilatie = immigranten passen hun cultuur volledig aan
Integratie = wederzijdse beïnvloeding
5.1 Internationale migratie. Internationale migratie op Europese schaal
Heel Europa heeft een positief migratiesaldo
5.2 Europa: van vertrek- naar vestigingsgebied
De migratiegeschiedenis van Europa
- Tweede wereldoorlog tot begin jaren ‘60
Retourmigranten na de oorlog
Immigratie door dekolonisatie
Frankrijk: Algerije, Tunesië en Marokko / Nederland: Indonesië
(Suriname pas ‘70)
Emigratie door beperkte economie en sterke bevolkingsgroei/spanningen O-W
Naar Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland
Eind ‘50 betere economie - laaggeschoolde arbeiders nodig (textiel/mijnhaven)
Immigratie vanuit Zuid-Europese landen
o-> IJzeren gordijn blokkeerde Oost
Eerst Spanje, Greece, Italie, Portugal - later Marokko en Turkije
- Na 1973 (oliecrisis)
Europese landen stopten met werving van arbeidskrachten (slechte economie)
Gastarbeiders bleven - bij remigratie konden ze nooit meer in Europa vestigen voor tijdelijk werk
Door slechte economie in land van herkomst, lieten ze gezin overkomen
Geen arbeidskrachten meer, wel migratie door naar Eur:
- gezinshereniging/gezinsvorming
steeds strenger beleid
- als asielzoeker/vluchteling
groot deel asielverzoeken werd afgewezen
- Illegale migratie
begin: gedoogd
Verdeling over de Eur landen werd sterk beïnvloed door:
- verdeling van industrie en diensten ten tijde van de arbeidsmigratie
- aanwezigheid van groepen allochtone landgenoten (later)
- relatieve ligging van Unielanden t.o.v. herkomstlanden
- Compartimentering en decompartimentering
Decompartimentering
opheffing van ruimtelijke scheiding tussen twee of meer gebieden
de Europese ruimte werd steeds minder verdeeld in afzonderlijke gebieden en dat vergrootte de bewegingsvrijheid van arbeidskrachten
Jaren ‘80/’90 zette het voort
- meer landen traden tot de EU toe
- ‘94: EER (lidstaten + 3 EVA landen) daarbinnen:vrije arbeidsmigratie
Compartimentering
ruimtelijke scheiding tussen twee of meer gebieden als gevolg van de aanleg van (spoor)wegen, kanalen of dergelijke
Is nog sprake van op Europees schaalniveau
Zolang de Mid en Oost Eulanden nog geen lid zijn van de EU, is arbeidsmigratie naar de EER erg moeilijk
5.3 Marokko en Turkije voor gesloten Europese deur
Turkije en Marokko grenzen beide aan de EER, toch is arbeidsmigratie nauwelijks mogelijk. Veel illegale arbeidsmigratie, want pushfactoren:
sterke bevolkingsgroei in T&M / jonge bevolking
- veel geld aan onderdak, voeding en scholing van jonge mensen
- Economische factoren
welvaart in T&M is laatste decennia omlaag / veel werkloosheid
- ruraal-urbane migratie
= migratie van platteland naar stad (Istanboel)
- ruraal-rurale migratie
= migratie tussen plattelandsgebieden (Marokko)
- Migratie naar andere landen in het Midden-Oosten
- Politieke factoren
niet respecteren van mensenrechten, politiek onrust en problematiek van etnische minderheden (Turkije)
5.4 Mondiale migratieproblemen
Migratiepatronen op mondiale schaal
- Traditionele attractiegebieden
Noord-Amerika, Oceanië en Pacifische eilanden (dunbevolkt)
VS/Canada trekken veel vrijwillige internationale migranten aan (dunbevolkt)
nu attractiegebied: (West-)Europa - omkeer na WOII
- Oud aantrekkingsgebied
nu afstotingsgebied: Latijns-Amerika - omkeer in de loop van 20e eeuw
- Afstotingsgebied
Afrika; massale migratie - burgeroorlogen/honger
Ivoorkust/Zuid-Afrika beperkt aantal migranten ivm economie
- Een gemengd beeld
Azië; attractiegebieden: olieproducerende landen
China, India, Pakistan - migratie naar Canada
5.5 Welvaartskloof, motor achter mondiale migratie
Economisch: kloof tussen Noord en Zuid (werkloosheid)
Demografisch: vestigingsgebieden hebben lagere natuurlijke bevolkingsgroei en verdergaande vergrijzing
Toelatingsbeleid: EU: sloot geleidelijk zijn grenzen, arbeidsmigratie onmogelijk
Overige migratie - strenger beleid
VS: migratiequota - arbeidsmigranten én familieleden
Gevolg: enorme toename illegalen (veel werk in zuiden)
Aanbodgestuurd
Mondiale migratie verminderen - welvaartskloof verkleinen
Samenwerking herkomst- en bestemmingsgebieden
VS: vrije handel met Mexico/ investeren economie zuidlanden
EU: buitengrenzen meer economisch afgesloten
Meer zorgen over verlies arbeidsplaatsen dan economische ontwikkeling van zuidlanden
5.6 ‘Primate Cities’: draaischijven van zuid-noordmigratie
Vaak eerst ruraal-urbane migratie
Pushfactoren platteland: niet genoeg bestaansmogelijkheden, tekort voorzieningen, harde groei bevolking
Verwachten werk in de stad, vaak niet het geval - armoede - krottenwijken
Dan aantal urbaan-urbane migratie
getrapte migratie = migratie waarbij mensen tijdens de migratie gedurende meestal wat langere tijd verblijven in tussenbestemmingen, kan ook over verschillende generaties uitstrekken (herhaling van urbaan-urbane migratie)
Uiteindelijk naar de primate city
Vele malen groter dan de andere steden, vaak hoofdstad
Belangrijke industrieën en kantoren uit dienstensector
Urbanisatiegraad is toegenomen in ontwikkelingslanden
= Percentage mensen dat in een stad woont
Bewoners van primate city krijgen meer informatie over emigreren naar rijke landen - zij proberen te emigreren naar het rijke noorden
5.7 De gevolgen voor het vestiging- en vertrekgebied
Gevolgen voor het vertrekgebied
- vertrek van de meest ondernemende mensen
Tekort aan arbeidskrachten, vertrek van kennis
brain drain = vertrek van hoogopgeleide mensen naar andere gebieden
- migranten maken veel geld over naar hun moederland
Goed voor de plaatselijke economie
- veel mensen gaan in steden wonen
Oorzaak: getrapte migratie
Urbanisatietempo is hoog
= snelheid waarmee het percentage stedelingen groeit
- niet genoeg werk in de steden voor nauwelijks opgeleide migranten
Gevolg: overurbanisatie
- ontwikkelingslanden kunnen niet genoeg woningen bouwen om de migratiestromen op de vangen
Gevolg: krottenwijken
- migranten van het platteland maken kennis met moderne opvattingen en andere levenswijze in de stad
Gevolg: sociaal-culturele problemen
Gevolgen vestigingsgebied bij internationale migratie
- verhouding opbrengsten en kosten veranderde
Bijdrage aan de economie door migranten werd in ‘70 minder
- migratie heeft effect op de collectieve sector
Bijdrage immigranten aan coll. Uitgaven door economische prestatie
- In landen van vertrek wordt bevolkingsomvang kleiner, bij vestiging groter
- samenstelling van bevolking verandert
Vooral in het vestigingsgebied
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden