hoofdstuk 1 en 4 en buurtprofiel

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 5524 woorden
  • 22 augustus 2013
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
16 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Aardrijkskunde   

§1 Op de grens

Veel jonge Mexicanen proberen naar Amerika te komen omdat ze denken dat ze daar een betere toekomst zullen hebben.

Er is veel controle en het is erg gevaarlijk, maar toch lukt het veel Mexicanen het Amerikaanse grondgebied te bereiken. Ze zijn dan illegaal in het land en moeten het zwaarste werk doen en verdienen er weinig. Toch wagen veel Mexicanen de sprong.

1.2 Een grens tussen arm en rijk

Kenmerken van welvaart

- Welzijnindex
- Verdeling beroepsbevolking: Hoe meer mensen in de landbouw, hoe armer het land. Ook weinig dienstensector, daarin vooral informele sector
- Handel, infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs zijn hoog ontwikkeld
- Grote koopkracht
- Verschil in spreiding en groei
- Bevolkingsspreiding
- Geboorte en sterfte 

● Bevolkingsspreiding = de manier hoe de bevolking is verspreidt.
● Bevolkingsdichtheid = hoeveel mensen er op 1 vierkante km wonen.

Waarom in arme landen meer kinderen worden geboren:
-         Kinderen zijn een bron van inkomsten
-         Streng gelovigen dus geen anticonceptie
-         Aanzien
-         Kinderen zijn een oudedagsvoorziening

 §2 Een grens tussen rijk en arm

Er is een groot verschil tussen Amerika en Mexico als het om rijk en arm gaat.

Verschil in welvaart:

-         Koopkracht
-         Verdeling van de beroepsbevolking
-         Hoe meer mensen in de landbouw werken hoe armer een land.
-         Veel Mexicanen werken in de informele sector.
-         Arme landen hebben vaak een jonge snel groeiende bevolking

Tussen de VS en Mexico is een cultuurgrens:

-         Taal
-         Godsdienst
-         Bouwstijl
-         Gebruiken

In het zuiden van de VS wonen veel Mexicanen.

 1.3 Relaties: handel en investeringen

 -  Een centrum-periferierelatie = de periferie levert arbeiders, grondstoffen, en laagwaardige eindproducten. Centrum levert hoogwaardige eindproducten, hoogopgeleide mensen,

werkgelegenheid. Ze zijn afhankelijk van elkaar.

- Grensregio (Tortilla Curtain)

- Maquiladora’s / assemblagebedrijven = Bedrijven die voor arbeidsintensieve deel van productieproces gebruik maken van lage lonen. De producten worden

verkocht in eigen land.

Voordelen van maquiladora’s

- Geen importbelasting

- Gunstige ligging t.o.v de VS

- Lage lonen

● Assemblage = het in elkaar zetten van producten.

● Arbeidsintensief = veel inzet van arbeid nodig, voor weinig geld

● Maquiladora’s

- maakindustrie

- vooral jonge meisjes

- arbeidsintensief

- belastingvrij en lage lonen.

● Afstandsbeval = Bv: richting het zuiden van Mexico neemt het aantal

maquiladora’s af.

● Geboortecijfer = het aantal levengeboren per 1000 inwoners per jaar.

● Steftecijfer = Het aantal stertegevallen per 1000 inwoners per jaar.

1994: NAFTA ( North America Fair Trade Agrement) : VS, Canada en Mexico versloten verdrag vrijhandelszone Maquiladora’s ook buiten grenszones stichten. Daardoor gaan multinationals ook maquiladora’s stichten in het zuiden, waar het nog goedkoper is.

 §3 Relaties: handel en investering

Op de grensregio staan veel assemblage fabrieken uit Amerika. Er zijn daar goedkope arbeiders krachten en goedkope middelen.

1.4 Go north, young
Mexican

- De grens trekt Illegale Mexicanen in VS -> vooral landbouw, bouw, horeca en huishouding (vrouwen).

Pushfactor: armoede.
Pullfactor: werk en inkomen.

Volgmigratie = na de eerste migratie komen ook familie en kennissen over.

(Familiehereniging)

- Migratie in de grensregio.

Afstandsverval = wanneer een ruimtelijk verschijnsel afneemt naarmate de afstand toeneemt.

Dubbelsteden: kleine plaatsjes zijn door migratie en komst maquiladora’s uitgegroeid tot grote steden.

El Paso -> dienstencentrum.

Ciudad Juárez -> industriestad.

 1.5 Mexico en de VS: voor eeuwig

verbonden

Bron van inkomsten Mexico:

1. Olie-export
2. Migrantengeld

 Mexicanen profijt voor VS:

- Goedkoop
- Doen het vuile werk
- Gemakkelijk ontslagen worden
- Houden productiekosten laag.

VS profijt voor Mexico:

- Maquiladora’s
- bron van inkomsten

Probleem: Illegalen verdringen legale arbeidskrachten.

Rivier de Rio Grande: vervuilde rivier

Oorzaken: 

bedrijven en steden aan beide kanten van de grens gebruiken het als open riool.

- corruptie (=omkoping) onder inspecteurs
- boetes zijn niet hoog.
- De rivier wordt vooral vervuild door veel kleine bedrijfjes.

Maatregelen: Internationale aanpak

-Cuidad Juárez: economische groei -> veel migranten
Te weinig scholen en geen aansluiting op waterleiding en riool.
Fluviaal = stroomgebied van een rivier
Urbanisatie = mensen trekken naar de stad

Wat maakt de grensregio uniek?
1. Meest harde grens tussen arm en rijk
2. Eigen grensoverschrijdende identiteit.

-> Mengcultuur
-> Wijkt af van identiteit Mexico en VS (taal, muziek etc)

3. Tegenstelling tussen arm en rijk kleiner dan tussen Mexico en VS als geheel

4. Dubbelsteden

Problematiek grensregio

1. Toename laaggeschoolde arbeid in economie VS -> volgmigratie (nationaal)

2. Mensensmokkel en drugshandel (regionaal)

3. Overbevolking in dubbelsteden -> krottenwijken

1.6 Arm en rijk

 Hoe meet je welvaart?

- BNP per inwoner (BNP/hoofd) -> welvaart
- VN-welzijnsindex -> welzijn

Let op koopkracht, maar ook op alfabetiseringsgraad en levensverwachting.

- Andere aanwijzingen voor mate van ontwikkeling:
- Verdeling beroepsbevolking
- Toegang tot schoon drinkwater, scholing en gezondheidszorg
- Voedselsituatie

 Problemen bij meten van welvaart (gebruik: BNP/hoofd)

1. Dollar is niet overal evenveel waard (denk aan: Mexico/VS). 

-> koopkracht

2. Inkomsten uit informele sector, ruilhandel en zelfvoorziening tellen niet mee in de officiële statistieken van de economie. (Arme landen -> grote informele sector)

3. Sociale ongelijkheid -> ongewenste en grote verschillen in inkomen en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen. Er wordt alleen naar gemiddelde gekeken. 

 1. Interne oorzaken -> ligt aan het land zelf.

- Natuurlijke oorzaken (ongunstig klimaat, bergachtig, onvruchtbaar en nauwelijks natuurlijke

hulpbronnen

- Menselijke oorzaken (slecht bestuur, corruptie, oorlogen)

2. Externe oorzaken -> ligt aan soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met rijke landen.

Rijk = dominant, arm = afhankelijk. -> centrum-periferiemodel.

Gevolg -> ongelijke uitwisseling van:

- Goederen -> grondstoffen uit periferie, kapitaalgoederen uit centrum (oa machines).

- Arbeid -> ongeschoolde arbeidsmigranten uit periferie, hoogopgeleide technici uit centrum.

- Kapitaal -> schulden en terugbetalingen uit periferie, investeringen en leningen uit centrum.

Centrum: hoogste welvaart en grootste bevolkingsdichtheid. Belangrijkste stedelijke centra, industrieën en dienstverlenende bedrijven. Centrum heeft al macht vanaf het koloniale tijdperk.

Centrum-periferiemodel: gebruik op meerdere schaalniveaus.

Voordeel: ingewikkeld systeem wordt eenvoudig weergegeven.

Nadeel: de situatie wordt te simpel voorgesteld.

- Internationale arbeidsdeling 

Vanaf 1980: internationalisering. Gebieden raken steeds meer met elkaar verweven.

Gevolgen voor internationale arbeidsverdeling (= specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld) -> af te lezen aan:

exportpakket en samenstelling van beroepsbevolking van landen.

Bv: ontwikkelingslanden ->  Jaren 60: export vooral grondstoffen (ertsen, energie, handelsgewassen)

Nu: stijging export industriële producten (met ruim 30%)

NIC’s (= New Industrialised Countries) 

-> China, Taiwan, Zuid-Korea

-> Brazilië, Mexico

1.9 Bevolkingsspreiding en migratie

- Bevolkingsdichtheid en spreiding
Bevolkingsdichtheid = gem. aantal inwoners per km²

Bevolkingsspreiding, hoge concentraties:

- Randen van continenten
- Kustvlaktes
- Langs rivieren
- In vruchtbare gebieden
- De spreiding verklaard

Bevolkingsspreiding verklaard in natuurlijke en sociaal-economische factoren:

1. Natuurlijke mogelijkheden
Klimaat, vruchtbare bodems, beschikbaarheid van water, niet te bergachtig.

2. Ligging

Ligging/verbinding bij economische kerngebieden.

3. Koloniaal verleden

Meeste vroegere kolonies: bevolking aan kustgebieden

 - ‘On the move’

Soorten migranten (bron 38!):

- Economische migranten ->Verschil in welvaart en ontwikkelingsmogelijkheden

- Politieke migranten -> Vluchtelingen die wegens onderdrukking hun land verlaten (legaal)

- Ecologische migranten -> Natuur en/of milieurampen (buurlanden belangrijker dan rijke landen)

 1.10 Wereldbeeld: bevolkingsgroei

- Bevolkingsgroei
Bevolkingsgroei -> verschil tussen geboorte- en sterftecijfer vaststellen.

Opvallend aan groei wereldbevolking:

1. De groei gaat steeds sneller

2. De groei gaat niet overal even snel

 - Bevolkingsgroei en welvaart

Waarom hebben arme landen zo’n hoog geboortecijfer?

1. Demografisch: arme landen hebben een jonge leeftijdsopbouw

2. Scholing: bij vrouwen neemt kennis geboortegraad toe + betere carrièremogelijkheden. Hoe meer meisjes naar school, hoe lager de vruchtbaarheid.

3. Religie: katholiek geloof -> geen abortus en voorbehoedsmiddelen. Rijke landen -> de pil, en ontkerkelijking.

4. Cultuur: groot gezin geeft veel aanzien.

5. Gezondheidssituatie: zuigelingensterfte (= aantal baby’s per duizend levendgeborenen dat in het eerste levensjaar sterft). Hoe hoger de zuigelingensterfte, hoe hoger het geboortecijfer.

6. Armoede: verschil in welvaart. Welvaart stijgt -> kindersterfte daalt, beter opgeleide mensen, invloed van godsdienst neemt af, sociale zekerheid (bv: pensioen) wordt groter. Geen noodzaak voor groot gezin meer.

- Demografische transitie (bron!)

Ontwikkeling geboorte- en sterftecijfer geef je weer in een demografisch transitiemodel.

Verhouding tussen aantal 0-20-jarigen en aantal 20-65-jarigen = groene druk Verhouding tussen aantal 20-65-jarigen en aantal 65+ = grijze druk

1.12 Cultuurgebieden

Cultuur = ideeën, overtuigingen en gebruiken die een groep gemeenschappelijk heeft. 

Cultuurelementen:

- Immateriële elementen

Onzichtbaar -> normen & waarden, taal, godsdienst

- Materiële elementen

Zichtbaar -> bouwstijl, landbewerking, kleding

Cultuurgebied = Gebied waar één, of meerdere culturen die op elkaar lijken voorkomen.

Godsdienst -> direct: boeddhisme, hindoeïsme

-> indirect: westers, christendom

Islam breidt zich nu uit van de periferie naar het centrum (westen), door immigranten.

Kolonialisme = een land die zijn macht uitbreidt met de bedoeling het gebied te exploiteren (uitbuiting)

Taal:

- Inheemse talen verdrongen door: Engels, Spaans en Chinees.

- Belangrijk bij wereldwijde uitwisseling van informatie en ideeën.

 1.13 Cultuurgebieden in verandering

Verandering van cultuurgebieden door:

- Veroveringen en kolonialisme

- Toerisme

- Migratie

- Moderne communicatiemiddelen

Diffusie = verspreiding vanuit een kerngebied naar een ruimtelijk verschijnsel Cultuurvermenging = nieuwe cultuurelementen worden ingepast in de bestaande cultuur

Tegengestelde bewegingen op wereldniveau:

1. Homogenisering

Door verwestering vervagen grenzen tussen cultuurgebieden. Centrale normen en waarden worden wereldwijd gelijkgeschakeld -> begin mondiale cultuur.

Bv: producten die overal verkocht worden.

2. Heterogenisering

Door migratie ontstaat een mix van westerse en niet-westerse cultuurelementen.

Bv: multiculturele wijken.

Transnationale identiteit = twee culturen die zich verenigen. Fundamentalisme = Richting dat zich vasthoudt aan de oorsprong. -> zetten zich af tegen invloeden van de westerse wereld: bv islam.

Buurtprofiel

Werkplan
Wat: Buurtprofiel
Waar(buurt): Soesterkwartier
Wie: Tijmen Grootten, Marijn van der Ploeg en Tessa Zwart
Wanneer: Onbekend
Waar(overleg): Op school 

Verdeling:

  1. Buurtprofiel opstellen. Bewonerskenmerken en woningkenmerken + cijfers over de buurt (gemiddeld inwoners, etniciteit).
  2.  Buurtprofiel digitaal maken. (Exel).
  3.  Verwerk de hoofd- en deel vragen in een concluderend slot. 
  1. Interview verwerken in een tabel en nagaan of de antwoorden van de buurtbewoners leeftijdsgebonden.
  2. Op een stadskaart de plekken markeren vanaf waar de foto’s genomen zijn.
  3. Een verandering toebrengen op de kaart van de buurt in de openbare ruimte. 
  1. Foto’s maken van betreffende buurt, de openbare ruimtes. De wijk verkennen en cijfers en leuke weetjes over de buurt verzamelen.
  2. De leefbaarheid in de buurt concluderen aan de hand van het buurtprofiel.
  3. Foto’s afdrukken en bijschriften plaatsen. 
Allemaal:
  1. Enquêtes bij de buurtbewoners afnemen. 20 buurtbewoners worden geïnterviewd, open en gesloten vragen worden gesteld + geënquêteerdekenmerken noteren (leeftijd, geslacht).
  2. Bedenk met z’n allen een maatregel die de openbare ruimte moet verbeteren en onderbouw deze maatregel.
  3. Een rapport opstellen met daarbij een begeleidende brief, gericht aan een gemeente ambtenaar. In de brief maken we ons sterk voor de maatregel die de openbare ruimte moet veranderen. (briefregels staan op blz. 79 van het werkboek).
  4. Na bespreking met de werkgroep. (wat was er nuttig, saai, leuk aan het onderzoek?) 

Wat te doen als iemand niet meewerkt:

  • De persoon duidelijk maken dat er meer van hem/haar verwacht wordt.
  • Als de persoon hier niets aan doet, dan komt er een overleg met de rest van de groepsleden, of eventueel de docent.
  • Aan de hand van dat overleg komt er een beslissing.

Onderzoeksvragen

De hoofdvraag die wij gaan beantwoorden is: ‘Hoe kan de leefbaarheid in de wijk worden verbeterd door de inrichting van de openbare ruimte aan te pakken?’. Bij deze onderzoeksvragen horen een aantal deelvragen die meehelpen in het beantwoorden van de onderzoeksvraag.

De hoofdvraag:

Hoe kan de leefbaarheid in de wijk worden verbeterd door de inrichting van de openbare ruimtes aan te pakken?

Als je de openbare ruimte aantrekkelijker maakt, dan zullen er meer personen op af komen. Dit kan zorgen voor sociale contacten in de buurt. Hoe meer sociale contacten mensen in de buurt hebben, hoe veiliger ze zich voelen. Hierdoor zal dus ook de leefbaarheid van de wijk beter worden. 

De deelvragen:

  1. 1.      Hoe is het buurtprofiel van deze wijk?

Een buurtprofiel laat de woningkenmerken en de bewonerskenmerken zien.  

  1. 1.      Hoe is de leefbaarheid in deze wijk?

Leefbaarheid:

Voor het bepalen van de leefbaarheid van een buurt gebruiken wij deze factoren:

  • De aanwezigheid van voldoende voorzieningen zoals scholen, winkels, parkeerplaatsen, openbare verlichting, groen en openbaar vervoer. Rapportcijfer: 7,5
  • Factoren die de veiligheid bepalen zoals inbraak, drugsgebruik, vandalisme en verkeer. Rapportcijfer:  5
  • Zaken die te maken hebben met het milieu zoals vervuiling, zwerfvuil, bodemverontreiniging, luchtkwaliteit en geluidsoverlast.  Rapportcijfer: 5,5
  • Sociale kenmerken zoals de aanwezigheid en kwaliteit van buurtcontacten en vormen van burenhulp Rapportcijfer: 7

Wij geven de leefbaarheid van het Soesterkwartier een rapportcijfer van 6,5. Dit is lager dan het  cijfer dat de gemeente Amersfoort het Soesterkwartier geeft.  De aanwezigheid van voldoende voorzieningen zoals scholen, winkels, parkeerplaatsen, openbare verlichting, groen en openbaar vervoer, geven wij een rapportcijfer van 7,5. Wij vinden dat er genoeg voorzieningen zijn in het Soesterkwartier. Vooral in de buurt van de scholen en winkel zijn de voorzieningen goed verzorgd. De veiligheid in de buurt scoort niet zo hoog. Wij geven een 5 als cijfer. Uit de enquête blijkt dat mensen niet tevreden zijn over de veiligheid in de buurt en de criminaliteits cijfers zijn hoog. De zaken die te maken hebben met het milieu zoals vervuiling, zwerfvuil, bodemverontreinigingluchtkwaliteit en geluidsoverlast scoort een 5,5. De auto’s op de drukke Noorderwierweg geven veel geluidsoverlast en wij zijn van mening dat er te weinig prullenbakken zijn en er daarom veel zwerfafval ligt. Ook ruikt het er vaak naar uitlaatgassen, vooral bij de openbare ruimtes in de buurt. Sociale kenmerken zoals de aanwezigheid en kwaliteit van buurtcontacten en vormen van burenhulp geven wij een hoger cijfer. Een 7, uit de enquête blijkt dat de mensen blij zijn met hun buren ook zijn er in het Soesterkwartier organisaties om buren elkaar beter te leren kennen.

2.      Hoe is de toegankelijkheid van de openbare ruimte?
4.   Hoe is het onderhoud van de openbare ruimte?

Toen wij in de buurtaankwamen zag het er allemaal erg goed en verzorgd uit maar dat kwam doordat de opruimingsdienst net geweest was. ( geïnformeerd naar het rooster van de opruimingsdienst gemeente Amersfoort). Maar uit de enquête blijkt dat niet iedereen de openbare ruimte goed verzorgd vindt. “Er ligt soms wel veel afval in de openbare ruimte en er worden veel dingen regelmatig vernield(bushokjes)”. Dat is globale conclusie die uit de antwoorden getrokken is van de enquête.

1.      hoe is de overzichtelijkheid van de openbare ruimte?

Dit is goed. De inrichting van de openbare ruimte is erg mooi. Aan de Noordewierweg staan bushokjes bijvoorbeeld niet te dicht op elkaar, de winkels hebben een mooi uiterlijk en zien er goed verzorgd uit.

2.      Hoe is het toezicht op de openbare ruimte?

Uit de enquête blijkt dat sommige buurtbewoners erg tevreden zijn met de toezicht in de buurt en op de openbare ruimte. Maar toch komt uit de enquête dat de meerderheid van de buurt niet tevreden is met het toezicht. Of de bewoners vinden dat er te weinig toezicht gehouden wordt of ze weten er niks vanaf en zien het ook nooit gebeuren. Na kort onderzoek blijkt date r wel buurtpreventie is in het Soesterkwartier. Deze buurtorganisatie houdt ook een oogje op de openbare ruimte. Hieruit kunnen wij de conclusie trekken dat er toch wel genoeg en goede toezicht op de openbare ruimte wordt gehouden

 3.      Hoe ervaar jij zelf de openbare ruimte?

De openbare ruimte zag er goed uit maar Marijn van der ploeg woont zelf in het Soesterkwartier en merkt op dat de openbare ruimte niet altijd op de manier gebruikt wordt zoals die bedoeld is. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld dat er vaak op bankjes en in speeltuintjes wordt gehangen door grote groepen jongeren. Ook nemen hondenbezitters vaak niet de moeite om naar een uitlaatveldje in de buurt te lopen.

4.      Hoe ervaren inwoners met verschillende persoonskenmerken de openbare ruimte?

Uit de enquête blijkt dat de groep oudere buurtbewoners weinig of nooit gebruikt maak van de openbare ruimte. In tegenstelling tot de groep jongeren bewoners die vrij intensief gebruik maakt van de openbare ruimte. Op dit punt is er een duidelijke scheiding waarneembaar tussen oud en jong.

 Enquete

Enquete vragen:
Leeftijd:

Geslacht:            man/vrouw

Partner:               ja/nee                  kinderen:  ja/nee           aantal kinderen:  1 / 2 / 3 / 4 / 5 / 6         leeftijd:

1.            Waarom bent u in deze wijk gaan wonen?

2.            Voelt u zich veilig in deze wijk? Waarom?

3.            Wat voor huis woont u?

4.            Maakt u veel gebruik van openbare ruimtes?(speeltuin, bushokje)

5.            Bent u tevreden met uw buren? Waarom?

6.            Vind u deze wijk schoon genoeg?

7.            Vindt u deze wijk veilig voor uw kinderen?

8.            Wat vindt u dat verbeterd kan worden aan de openbare ruimtes?

9.            Vindt u de huizen van een goede kwaliteit?

10.          Vindt u dat er genoeg toezicht is op het Soesterkwartier?

Brief

                                                                                                                                       31 mei 2012

Veranderingsvoorstel openbare ruimte Soesterkwartier

Geachte heer Land (woordvoerder GroenLinks gemeenteraad Amersfoort),

Onlangs hebben wij, Tessa Zwart, Marijn van der Ploeg en Tijmen Grooten voor het Corderius college een buurtonderzoek gedaan in het Soesterkwartier. In dit onderzoek hebben de leefbaarheid in de buurt onderzocht. Daarbij hebben we ook gekeken naar de openbare voorzieningen in de buurt. Daarbij zijn wij gestuit op een aantal  plekken in de openbare ruimte waarover we tevreden zijn. We hebben voor deze plekken een ontwerp gemaakt met een nieuwe inrichting. Hierin hebben wij wat kleine veranderingen aangebracht. Het gaat hier om twee plekken. Op de ene plek staat een bushokje waar wij niet tevreden over zijn. Op de andere plek gaat het om wat kleine verbeteringen op en rond de openbare begraafplaats in het Soesterkwartier. Er zijn een aantal veranderingen die we willen voorstellen:

Het bushokje

In dit nieuwe ontwerp is een prullenbak aangebracht. De overkapping van het bushokje is nog steeds waterdicht maar nu ook zonwerend gemaakt en het bankje in het bushokje zelf is verlengt. Ook hebben we aan de zijkant van het bushokje een warmtepaal geplaatst.

De begraafplaats

Het hek wat om de begraafplaats heen staat is erg oud en verroest. Het moet nodig vervangen worden. Ook is het nodig om een klein veldje bij de ingang van het kerkhof aan te leggen zodat honden bezitters daar hun honden uit kunnen laten. Ook merkten we op dat er veel afval lag op de begraafplaats. Naar ons idee zou er minstens 1 keer in de twee weken een schoonmaker moeten komen die de plaats moet onderhouden.

In de bijlage is op de kaart precies aangegeven om welke plekken het gaat en wat er verbeterd kan worden.

In hoeverre is het mogelijk dat u serieus naar deze plannen gaat kijken. Zou er voor deze openbare voorzieningenverbeteringen in gemeente een budget beschikbaar gesteld kunnen worden? Of moeten we hiervoor het bestuur van het buurtbudget raadplegen? Kunt u ons het wijk plan van 2013 kunnen toesturen zodat wij kunnen kijken of misschien 1 of meer van onze verbeteringen daar al in staan.

Zou u deze veranderingen kunnen voorstellen aan andere gemeenteraadsleden of zou u het in een vergadering kunnen bespreken?

Wij hopen zo spoedig mogelijk een antwoord van u te ontvangen.

Met vriendelijke groet 

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 4

Wateroverlast
4.2 Hoe rivieren werken

Van bovenloop naar benedenloop:

  • Stroomstelsel: geheel van hoofdstroom en zijtakken van een rivier.
  • Stroomstelsel:

v     Bovenloop: Hoog in de bergen waar de rivier snel stroomt.

v     Middenloop: Het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waarin hij zich heeft gesneden.

v     Benedenloop: De rivier stroomt in laagland waar ij ook in zee uitkomt.

  • Verval: niveauverschil van een rivier
  • Verhang: het hoogte verschil per kilometer.
  • meanderen: het slingeren van een rivier

Stroomgebied en waterscheiding

  • stroomgebied: gebied waarbinnen alle neerslag via het grondwater en de zijrivieren in de hoofdrivier terecht komt.
  • Waterscheidingen: grenzen waardoor een stroomgebieden van elkaar worden gescheiden.
  • Waterscheidingen zijn altijd gebergten of andere verhogingen in het landschap
  • Hoe snel de neerslag in een rivier komt hangt af van:

v     De vegetatie

v     De bodem

  • Een bos vangt veel water op, en bomen zuigen water uit de grond, maar op een kale grond stroomt water richting sloten en rivieren.
  • In zand zakt water sneller weg dan in klei.
  • Vertragingstijd: De tijd die neerslag nodig heeft om in de rivier te komen.

Regiem en Debiet

  • Rivieren worden gevoerd door regenwater en smeltwater.
  • Regiem: De veranderingen (schommelingen) in de afvoer van een rivier in de loop van het jaar.
  • Type rivieren:

v     Gletsjerrivier: wordt gevoed met smeltwater uit de bergen. Het smeltwater komt vooral vrij in het voorjaar, wanneer de gletsjers in de bergen afsmelten. Dan staat deze rivier hoger dan normaal.

v     Regenrivier: wordt vooral gevoed met regenwater. Kenmerkend voor dit type rivier is de hoge waterafvoer in de natte maanden van het jaar: het voorjaar, najaar en winter. De maas is een regenrivier.

v     gemengde rivier: Krijgt zijn water voor een deel van smeltwater en voor een deel met regenwater. Dit type rivier heeft de meest regelmatige regiem. De Rijn is een gemengde rivier.

  • Debiet: De totale hoeveelheid water die een rivier afvoert.
  • Het regiem en debiet kunnen variëren.
  • In natte jaren is het debiet hoger dan in droge jaren.
  • Piekafvoer: een grote hoeveelheid water dat in een korte tijd moet worden afgevoerd, omdat de waterpeil snel is gestegen.

Invloed van klimaatsverandering

  • Gevolgen van broeikaseffect voor rivier:

v     Meer neerslag, hogere debiet.

v     Er zijn extreme weersomstandigheden: natte en droge periodes. Piekafvoeren kunnen overstromingen worden.

v     De zeespiegel stijgt, water kan moeilijker in zee terecht.

4.3 De mens grijpt in

De ongetemde rivier

  • Oeverwal: Een brede rug langs een rivier, ontstaan door sedimentatie van zandig materiaal direct langs de rivier tijdens overstromingen. Zand, erg vruchtbaar.
  • kom: Een laagliggend gebied tussen de rivieren, met een bodem bestaande uit zware klei. Klei, niet zo vruchtbaar.

Wonen in een rivierengebied

  • mensen woonden eerst alleen op de oeverwallen
  • Er werden dijken aan gelegd langs de rivier: Winterdijken
  • Winterdijken: Dijk op een grote afstand van een rivier, die zorgt dat het gebied erachter niet overstroomt.
  • Terpen: Door mensen opgeworpen heuvel. Soms werd hier een boerderij gebouwd, soms een dorpje. Het doel van de terpen (of wierden) : bescherming tegen hoog water in laag Nederland. Terpen komen voor in de noordelijke provincies en in het rivierengebied.
  • Uiterwaarden: Gebied, meestal aan beide zijden van de rivierbedding, tussen de winterdijken. Hier kan bij hoog water het teveel aan rivierwater worden opgevangen zonder schadelijke gevolgen. In de zomerperiode gebruikt voor veeteelt en recreatie (campings)
  • Er werd een nieuwe dijk dichterbij de riveir aangelegd: Zomerdijk.
  • Zomerdijk: Lage dijk of kade aan weerszijden van de rivier, die het gebied erachter beschermen tegen een overstroming in de zomer. De uiterwaarden zodat koeien kunnen grazen.

Ingrepen met gevolgen

  • Er zijn ingrepen gedaan die de veiligheid niet altijd bevorderd hebben:

v     Kribben: Stroomafremmer of strekdam in een rivier. Hierdoor blijft de rivier in het midden van een stroomgeul en blijft de stroomgeul diep genoeg voor scheepvaart.

v     Het verhogen van dijken.

v     De rivier gekanaliseerd en bochten weggehaald, de kans op overstromingen is groter

v     Verstedelijking: Het verschijnsel waarbij steeds meer mensen in steden en steeds minder mensen op het platteland komen te wonen. regen wordt

via de riolen direct in de rivieren geloosd.

verstening: dat er stenen komen in een gebied waar eerst aarde was. De vertragingstijd van regen wordt steeds

korter.

Verhoogde piekafvoer:ontzettend veel water dat moet worden afgevoerd. Dit kan tot overstromingen leiden.

4.5 Grootschalige maatregelen in de rivieren

Maatregelen in het verleden

  • Dijkverzwaringen: dijken worden verbreed of verhoogd.
  • Noodoverloopgebieden/ retentiegebieden: gebieden die overstroomd mogen worden
  • Overlaat:Lage plek in de rivierdijk om water over te laten tijdens hoogwaterstanden.
  • Extra rivierlopen gegraven.
  • Stuwen: Dam in de rivier met afsluitbare openingen. Hierdoor kan men de waterstand in de rivier regelen. Door het sluiten van de stuwen wordt het water in een deel van de rivier vastgehouden.

Hedendaagse maatregelen

  • De regering is bezig met nieuwe maatregelen, de veiligheid staat voorop, en de natuurlijke waarden van de rivier.
  1. verlaging uiterwaarden: het afgraven van klei en zand in de rivier. De rivier krijgt meer ruimte.
  2. Verwijderen of aanpassen van obstakels in het winterbed: Door obstakels aan te passen wordt het water sneller afgevoerd.
  3. aanleg van nevengeulen: nevengeulen in de uiterwaarden vergroten de afvoercapaciteit van de rivier.
  4. Uiterwaardverbreding door dijkverlegging:  door het verleggen van dijken worden de uiterwaardenbreder en krijgt de rivier meer ruimte.
  5. Retentie: retentie is het tijdelijk opvangen van water in een bestemd gebied.
  6. Bypasses en groene rivieren: bypasses en groene rivieren zijn bedijkte gebieden die aftakken van een rivier om een deel van het water via een andere route af te voeren.
  7. Vermindering zijdelingse toestroom: de vermindering van zijdelingse toestroom van water kan een water verlagend effect hebben.
  8. Kribverlaging: kribben veroorzaken bij hoogwater opstuwing.
  9. 9.  Zomerbedverdieping: verdieping van het zomerbed kan de afvoercapaciteit van de rivier vergroten.
  10. 10.                     Dijkverhoging: het verhogen van dijken is nog steeds een maatregel om tegen overstromingen te beschermen.
  • Rivierbedverruiming: de dijk meer landinwaarts te verleggen.
4.6 Nationaal en internationaal waterbeleid

Rivieren op verschillende schaalniveaus

  • De oorzaak van overstromingen in Nederland ligt niet alleen aan Nederland zelf, maar ook aan de andere landen waar de rivieren door stromen.
  • Intergouvernementele samenwerking: is een samenwerkingsverband, waarbij de nationale regeringen van de deelnemende landen elke beslissing moeten goedkeuren.

Afspraken over water op lokaal en regionaal niveau

  • Er is een afspraak gemaakt om bij bouwprojecten meer rekening te houden met de rivier.
  • Bij toekomstige plannen moet de watertoets worden toegepast.
  • Watertoets: een test bij bouwaanvragen voor grote projecten, teneinde overstromingen te voorkomen.

Nationaal waterbeleid

  • Drietrapsstrategie: Drie termen centraal: vasthouden, bergen, afvoeren
  • Ruimte voor de rivier: De doelstellingen zijn het tegengaan van overstromingen van de grote rivieren in Nederland en het verbeteren van de "ruimtelijke kwaliteit" van het rivierengebied.
  • Vasthouden: Het water de grond in laten trekken.
  • Bergen: noodoverloop, retentie
  • Afvoeren: in de uiterwaard zoveel mogelijk obstakels opruimen zodat het water snel kan worden afgevoerd.

Internationaal waterbeleid

  • Rijnconferentie: gezamenlijk afspraken maken over de rijn.
  • Belangrijke onderdelen Actieplan hoogwater:

v     Water beter vasthouden en bergen.

v     Rivieren meer ruimte te geven.

v     Verbetering waarschuwingssystemen bij hoogwater.

Woorden:

  • Stroomstelsel: geheel van hoofdstroom en zijtakken van een rivier.
  • Verval: niveauverschil van een rivier
  • Verhang: het hoogte verschil per kilometer.
  • meanderen: het slingeren van een rivier
  • stroomgebied: gebied waarbinnen alle neerslag via het grondwater en de zijrivieren in de hoofdrivier terecht komt.
  • Waterscheidingen: grenzen waardoor een stroomgebieden van elkaar worden gescheiden.
  • Vertragingstijd: De tijd die neerslag nodig heeft om in de rivier te komen
  • Regiem: De veranderingen (schommelingen) in de afvoer van een rivier in de loop van het jaar.
  • Gletsjerrivier: wordt gevoed met smeltwater uit de bergen. Het smeltwater komt vooral vrij in het voorjaar, wanneer de gletsjers in de bergen afsmelten. Dan staat deze rivier hoger dan normaal.
  • Regenrivier: wordt vooral gevoed met regenwater. Kenmerkend voor dit type rivier is de hoge waterafvoer in de natte maanden van het jaar: het voorjaar, najaar en winter. De maas is een regenrivier.
  • gemengde rivier: Krijgt zijn water voor een deel van smeltwater en voor een deel met regenwater. Dit type rivier heeft de meest regelmatige regiem. De Rijn is een gemengde rivier.
  • Debiet: De totale hoeveelheid water die een rivier afvoert.
  • Piekafvoer: een grote hoeveelheid water dat in een korte tijd moet worden afgevoerd, omdat de waterpeil snel is gestegen.
  • Oeverwal: Een brede rug langs een rivier, ontstaan door sedimentatie van zandig materiaal direct langs de rivier tijdens overstromingen. Zand, erg vruchtbaar.
  • kom: Een laagliggend gebied tussen de rivieren, met een bodem bestaande uit zware klei. Klei, niet zo vruchtbaar.
  • Winterdijken: Dijk op een grote afstand van een rivier, die zorgt dat het gebied erachter niet overstroomt.
  • Terpen: Door mensen opgeworpen heuvel. Soms werd hier een boerderij gebouwd, soms een dorpje. Het doel van de terpen (of wierden) : bescherming tegen hoog water in laag Nederland. Terpen komen voor in de noordelijke provincies en in het rivierengebied.
  • Uiterwaarden: Gebied, meestal aan beide zijden van de rivierbedding, tussen de winterdijken. Hier kan bij hoog water het teveel aan rivierwater worden opgevangen zonder schadelijke gevolgen. In de zomerperiode gebruikt voor veeteelt en recreatie (campings)
  • Kribben: Stroomafremmer of strekdam in een rivier. Hierdoor blijft de rivier in het midden van een stroomgeul en blijft de stroomgeul diep genoeg voor scheepvaart.
  • Verstedelijking: Het verschijnsel waarbij steeds meer mensen in steden en steeds minder mensen op het platteland komen te wonen. regen wordt via de riolen direct in de rivieren geloosd.
  • verstening: dat er stenen komen in een gebied waar eerst aarde was. De vertragingstijd van regen wordt steeds korter.
  • Verhoogde piekafvoer:ontzettend veel water dat moet worden afgevoerd. Dit kan tot overstromingen leiden.
  • Dijkverzwaringen: dijken worden verbreed of verhoogd.
  • Noodoverloopgebieden/ retentiegebieden: gebieden die overstroomd mogen worden
  • Overlaat:Lage plek in de rivierdijk om water over te laten tijdens hoogwaterstanden.Extra rivierlopen gegraven.
  • Stuwen: Dam in de rivier met afsluitbare openingen. Hierdoor kan men de waterstand in de rivier regelen. Door het sluiten van de stuwen wordt het water in een deel van de rivier vastgehouden.
  • verlaging uiterwaarden: het afgraven van klei en zand in de rivier. De rivier krijgt meer ruimte.
  • Verwijderen of aanpassen van obstakels in het winterbed: Door obstakels aan te passen wordt het water sneller afgevoerd.
  • aanleg van nevengeulen: nevengeulen in de uiterwaarden vergroten de afvoercapaciteit van de rivier.
  • Uiterwaardverbreding door dijkverlegging:  door het verleggen van dijken worden de uiterwaardenbreder en krijgt de rivier meer ruimte.
  • Retentie: retentie is het tijdelijk opvangen van water in een bestemd gebied.
  • Bypasses en groene rivieren: bypasses en groene rivieren zijn bedijkte gebieden die aftakken van een rivier om een deel van het water via een andere route af te voeren.
  • Vermindering zijdelingse toestroom: de vermindering van zijdelingse toestroom van water kan een water verlagend effect hebben.
  • Kribverlaging: kribben veroorzaken bij hoogwater opstuwing.
  • Zomerbedverdieping: verdieping van het zomerbed kan de afvoercapaciteit van de rivier vergroten.
  • Dijkverhoging: het verhogen van dijken is nog steeds een maatregel om tegen overstromingen te beschermen.
  • Rivierbedverruiming: de dijk meer landinwaarts te verleggen.
  • Intergouvernementele samenwerking: is een samenwerkingsverband, waarbij de nationale regeringen van de deelnemende landen elke beslissing moeten goedkeuren.
  • Watertoets: een test bij bouwaanvragen voor grote projecten, teneinde overstromingen te voorkomen.
  • Drietrapsstrategie: Drie termen centraal: vasthouden, bergen, afvoeren
  • Ruimte voor de rivier: De doelstellingen zijn het tegengaan van overstromingen van de grote rivieren in Nederland en het verbeteren van de "ruimtelijke kwaliteit" van het rivierengebied.
  • Vasthouden: Het water de grond in laten trekken.
  • Bergen: noodoverloop, retentie
  • Afvoeren: in de uiterwaard zoveel mogelijk obstakels opruimen zodat het water snel kan worden afgevoerd.
  • Rijnconferentie: gezamenlijk afspraken maken over de rijn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.