Hoofdstuk 1

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 770 woorden
  • 6 november 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Omdat de meeste centrumlanden ten noorden van de evenaar liggen en de periferie ten zuiden van de evenaar liggen spreekt men van een noord-zuidtegenstelling. De kloof tussen het noorden en het zuiden wordt steeds groter door:

  • Ontwikkelingen tussen rijke en arme landen
  •  Relaties tussen rijke en arme landen. De internationale arbeidsverdeling is zichtbaar in:
  1. De rangorde in de wereld economie:
    - Wereldtraide: machtige rijke landen in Europa en Noord-Amerika plus Japan
    - Aziatische tijgers: vroeger arm, nu rijk: Zuid-Korea, Singapore, Taiwan, Hongkong
    - Babytijgers: Aziatische landen die zich de laatste tijd snel ontwikkelen: Thailand, Maleisië, de Filipijnen, Indonesië en Vietnam
    - Bric-landen: zich snel ontwikkelende heel grote landen: Brazilië, Rusland, India, China
    - Sub-sahara: speelt bescheiden rol in de wereldhandel.
  2. De rangorde in productie. Door afschaffing van handelsbarrières vestigen mno’s zich in lagelonenlanden. Dit zorgt voor directe en indirecte werkgelegenheid. Mno’s starten vaak een joint venture op of gaan in zee met subconstractors.
  3. De rangorde in geldstromen van Wereldbank en IMF: het Noorden bepaalt.

Tijdens een vergadering van de Verenigde Naties (VN) in 2000 hebben 191 regeringsleiders de acht millenniumdoelen die ze in 2015 bereikt willen hebben op papier gezet.

Er is spraken van oneerlijke handel tussen het noorden en het zuiden. Het arme zuiden heeft last van exportsubsidies (met subsidie exporteren) en protectiemaatregelen (invoerbeperkingen zoals tarievenescalatie) van het noorden.

Het vliegende ganzenmodel is gebaseerd op de zoektocht van mno’s naar de goedkoopste plek om te produceren. Een gebied beschikt over comparatieve voordelen als je daar goedkoper dan op een andere plek goederen kunt produceren of diensten kunt verlenen.

Vroeger was er ontwikkelingshulp: vooral de geldgevers bepaalden hoe landen zich konden ontwikkelen met hulp. Tegenwoordig is er ontwikkelingssamenwerking: samenwerking tussen hulpverleners en lokale bevolking.

Veel ontwikkelingslanden hebben een hoge schuldenlast. Om te bepalen hoe problematisch de schuld is gebruik je schuldendienst. Het IMF leent soms alleen nog geld als het land bezuinigt op de overheidsuitgaven en privatiseert.

Faire triade is een betere methode om landen zich te laten ontwikkelen dan het geven van hulp.

Landgrabbing
Bijvoorbeeld China koopt een deel van Tanzania op en verbouwd op de plantages producten die ze meenemen naar China en daar verkopen.

Er zijn drie manieren waarop Nederland geld naar arme landen stuurt:
1. Multiterale hulp – via internationale organisaties (meest gebruikte manier)
2. Bilaterale hulp – van regering tot regering
3. Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) – via goed georganiseerde particuliere organisaties.

Omdat ons land niet alle arme landen op de wereld kan helpen, richt Nederland zich op een aantal concentratielanden. De landen die de meeste hulp van Nederland ontvangen, heten donor darlings.

Verder zijn de mogelijke opties van hulp geven:
1. Noodhulp – acute hulp bij een natuurramp, oorlog of hongersnood
2. Structurele hulp – langdurige hulp, kan je onderverdelen in:

  • Programmahulp – gericht op het verbeteren van onderwijs, medische zorg                                                      landbouw en infrastructuur
  • Projecthulp – steun om een project op te zetten, kan bestaan uit geld maar ook technische kennis.

Er wordt ook nog onderscheid gemaakt tussen:
1. Gebonden hulp – hierbij stelt het donorland eisen aan de manier waarop het ontvangende land de hulp besteedt.
2. Ongebonden hulp – Hierbij mogen de ontvangende landen zelf weten hoe ze het gekregen geld besteden.

Nederland is een klein land dat vooral veel aan het buitenland heeft. Steeds meer Nederlandse bedrijven hebben zich ontwikkeld tot echte MNO’s. Soms kiezen mno’s ervoor om samen met de overheid of een bedrijf uit dat land een joint venture op te zetten, een nieuw bedrijf waarvan beide partijen eigenaar zijn. Eerst was er vooral veel arbeidsintensieve productie, nu steeds meer kennisintensieve productie.

Nederlandse bedrijven zwermen steeds meer over de hele wereld uit. Daar hebben ze twee goede redenen voor:
1. Marktgerichte globalisering – zodat ze meer kunnen verkopen 
2. Kostengerichte globalisering – zodat de productie goedkoper is – veel ontwikkelingslanden hebben voor buitenlandse bedrijven vrijhandelszones of export processing zones gesticht.

Internationale handel kan ontwikkelingsprocessen in arme landen ook verstoren. Kleine bedrijfjes moeten sluiten als er een groot bedrijf komt. Daarom moeten arme landen meer ruimte krijgen voor hun eigen tempo van globalisering. Steeds meer westerse consumenten willen producten die gemaakt zijn met respect voor mens en milieu. Op deze manier produceren noem je: maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) of duurzaam ondernemen. Alleen op deze manier is fair traide mogelijk. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.