§1
Amerika is ontdekt in 1492 en was toen een leeg werelddeel op een half miljoen indianen na. Maar toen de immigranten kwamen bouwden zij huizen en legden akkers aan. Het bewoonbaar maken en inrichten van een gebied noem je kolonisatie.
De eerst immigranten kwamen vooral uit Engeland. Zij stichtten aan de oostkust dertien koloniën die zich in 1776 los maakten van Engeland en samen de VS vormden.
Tussen 1800 en 1920 kwamen er meer dan 30 miljoen Europese immigranten bij. In veel Europese landen kwam er honger, armoede en werkloosheid voor. Er waren oorlogen en niet overal was vrijheid van meningsuiting.
Rond 1850 was het tempo van de kolonisatie nog laag. Daarom nam de overheid maatregelen.
1862 - Homestead Act:
- Elke immigrant van 21 jaar en ouder kreeg een gratis stuk grond van 64 ha als hij er vijf jaar bleef wonen.
- Spoorwegmaatschappijen kregen gratis een strook land van tien tot twintig mijl aan weerszijden van de nieuwe spoorlijnen in eigendom.
Hierna (en vanwege de ontdekking van goud in Californië), rukte de frontier snel op naar het westen. Hierdoor was er steeds minder leefgebied voor de indianen en zij werden daardoor verdreven naar de slechtere gronden in het westen van de VS. In die streken wonen nog steeds veel indianen in reservaten waar ze leven volgens tradities van hun cultuur.
De Appalachen – middelgebergte – 500-1500 meter hoog (hoogste top Mount Mitchell: 2038) – oud gebergte (de toppen zijn afgrond door erosie)
The Rocky Mountains – hooggebergte – 1500+ meter hoog (toppen die vaak hoger zijn dat 4000) – jong gebergte (spitse toppen bedekt met eeuwige sneeuw)
Interior Plains – Ligt tussen de Appalachen en de Rocky mountains in – Oosten: laagvlakte (lager dan 500m) Westen: Hoogvlakte (hoger dan 500m) – Oosten: in de cornbelt wordt veel maïs verbouwd. Westen: Steppe, Akkerbouw (voornamelijk tarwe) is alleen mogelijk door het oppompen van irrigatiewater, Je vind er ook extensieve veeteelt.
De 100◦-meridiaan – Verdeelt de VS in twee helften – Oosten: meer dan 500mm neerslag, Westen: minder
Grote Bekken – Ligt ten westen van de Rocky Mountains. – Hoogvlakten (plateaus) van 1500 meter hoog – het is er erg droog –
Central Valley – ligt in de regenschaduw in het westen van de VS – met behulp van irrigatie verbouwen boeren er fruit.
Reliëfvorm
Hoogte
Hooggebergte
Meeste toppen hoger dan 1500m
Middelgebergte
Meeste toppen tussen 500m – 1500m
Heuvelland
Meeste toppen tussen 200m – 500m
Laagland
Vrijwel overal lager dan 200m
§2
Temperatuurfactoren
Er zijn drie temperatuurfactoren:
1. Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder
2. Hoogte ligging: hoe hoger, hoe kouder
3. Land-zee verdeling: Hoe verder van de zee, hoe warmer in de zomer en kouder in de winter
1.
De kachel van de aarde is de zon. De zon geeft niet overal even veel warmte af. In de poolstreken, is het koud en in de tropen, is het warm. Dat heeft te maken met de hoogte van de zon. Omdat de aarde een bol is, vallen de zonnestralen schuin in de poolstreken. Schuine zonnestralen geven minder warmte af dan rechte stralen om twee redenen: ze moeten een groter oppervlak verwarmen en In de lucht bevinden zich wolken en stofdeeltjes, als de zonnestralen daar tegenaan botsen worden ze weerkaatst. Bij schuine stralen kom je meer wolken en stofdeeltjes tegen dan bij rechte stralen.
2.
Zonnestralen geven hun warmte pas af als ze het aardoppervlak raken. Daardoor wordt het aardoppervlak zelf ook warm en straalt die warmte uit. De aardse stralen verwarmen de lucht. De dampkring wordt dus van onderaan verwarmd en daardoor is het onderaan de berg het warmst.
3.
Land wordt anders verwarmd dan water. Land wordt (sneller) warmer maar ook kouder dan water. Dat verschil heeft ook gevolgen voor de lucht erboven. Boven zee zal de temperatuur nooit er hoog of erg laag zijn, de zee heeft daarom weinig invloed op de temperatuur. Boven land kan de lucht erg warm en erg koud worden, maar de temperatuur kan ook erg snel wisselen.
Als de wind van zee komt noem je dat een aanlandige wind. Als de wind van het land komt noem je dat een aflandige wind. Een aanlandige wind geeft in de zomer verkoeling en in de winter dooi. Een aflandige wind geeft in de zomer nog meer warmte en in de winter vorst.
Als de wind langdurig één kant uit waait ontstaan er zeestromen. Deze zeestromen kunnen warm water uit de tropen naar de poolstreken brengen, en andersom. Elke zeestroom heeft een naam en heeft invloed op de temperatuur op het land.
Een gebergte kan als een muur voor de wind dienen. Het is een klimaatscheiding tussen twee gebieden. Aan de ene kant van het gebergte kan warme lucht blijven hangen terwijl aan de andere kant het juist er koud is.
Neerslag
Neerslag heeft te maken met opstijgende lucht. Hoe hoger je komt hoe kouder het is, dus lucht die opstijgt, koel dan ook af. Koude lucht kan minder water vasthouden dan warme lucht. Daardoor kan het gaan regenen, hagelen of sneeuwen. Droogte komt door lucht die daalt en opwarmt. Warme lucht kan meer water bevatten dan koude lucht en de bewolking lost op.
De windkant van een berg heet de loefzijde, aan de andere kant ligt de lijzijde. Aan de loefzijde wordt lucht omhooggestuwd en koelt af. De regen die ontstaat noem je stuwingsregen. Aan de lijzijde daalt de wind en wordt warmer. Daardoor valt er aan die kant weinig regen, oftewel het gebied ligt in de regenschaduw.
§3
Rond 1800 wonen er 3.9 mensen in de VS waaronder 750.000 Afrikaanse slaven. Daarna komt de immigratie pas echt op gang. Tot 1960 zijn de blanke Europeanen de dominante groep. Daarna komen er nieuwe groepen.
The American dream – iedereen heeft kans op rijkdom. Als je succes hebt, heb je dat aan jezelf te danken. Heb je geen succes, dan is dat je eigen schuld.
Meltingpot – een mengelmoes van de immigranten, die in het begin erg goed werkte met Noord- en West-Europeanen die in Amerika wilden blijven en zich wilde aanpassen. Het ging een beetje mis bij de komst van Oost- en Zuid-Europeanen. Zij wilden bij elkaar in aparte wijken wonen.
Immigratie en emigratie
Bij buitenlandse migratie verhuis je naar een ander land. Dat heet ook wel landverhuizing. Emigratie is het verlaten en immigratie is het binnenkomen van een land.
Push- en pullfactoren
Redenen om te vertrekken uit een land noem je pushfactoren, om te blijven zijn pullfactoren. De belangrijkste factoren zijn: economische, politieke en fysische factoren. Mensen die verhuizen door gebrek aan geld en werk noem je economische migranten of arbeidsmigranten. Mensen die binnen hun eigen lang verhuizen om politieke redenen noem je ontheemden. Mensen die buiten hun eigen land verhuizen om politieke redenen noem je vluchtelingen. Mensen die verhuizen omdat ze bijvoorbeeld het klimaat ergens anders mooier vinden, zijn fysische migranten.
Allochtonen en autochtonen
Een allochtoon is iemand van wie een of beide ouders in het buitenland is geboren. Alleen de eerste generatie allochtonen is in het buitenland geboren. De tweede generatie allochtonen is geboren in het land waarin ze nu wonen, maar hun vader en/of moeder niet. Als allebei je ouder zijn geboren in het land waar je nu leeft ben je een autochtoon. Westerse allochtonen komen uit het cultuurgebied van de westerse wereld. Niet-westerse allochtonen zijn afkomstig uit een ander cultuurgebied.
§4
Het punt waarvan ten oosten en ten westen evenveel inwoners leven heet het demografische zwaartepunt. De bevolking van een gebied verandert door 2 factoren:
1. Natuurlijke veranderingen: geboorte en sterfte. Als er in een jaar meer geboortes zijn dan sterftes, is er sprake van een geboorteoverschot. Het omgekeerde is een sterfteoverschot.
2. Migratie: als meer mensen zich in één plaats vestigen dan vertrekken, is er sprake van een vestigingsoverschot. Het omgekeerde is een vertrekoverschot. Vestiging en vertrek vormen samen het migratiesaldo
Bevolkingscijfers: absoluut en relatief
Bevolkingscijfers kun je op twee manieren weergeven:
1. Absolute getallen: hierbij gaat het om aantallen of hoeveelheden
2. Relatieve getallen: hierbij gaat het om percentages (per 100 of %) of promillages (per 1000 of ‰)
Het aantal geboortes per jaar per 1000 inwoners noem je het geboortecijfer. Bij sterftes is dat het sterftecijfer.
§5
Etnische wijken
Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken noem je ruimtelijke segregatie. Een etnische wijk is een woonwijk waar je vooral mensen uit één bepaalde etnische groep wonen. Het voortbestaan in etnische groepen heeft te maken met drie factoren:
1. Mensen zoeken de veiligheid van de eigen groep.
2. Veel inwoners zijn arm en hebben geen geld voor een duurder huis buiten de wijk.
3. Als ze wél een duurder huis kunnen kopen, lopen ze meer kans om gediscrimineerd te worden.
§7
Köppen
A Tropisch klimaat (Aw – savanneklimaat)
B Droog klimaat (BW – Woestijnklimaat, BS – Steppeklimaat)
C Zeeklimaat (Cs – Middellandse Zeeklimaat)
D Landklimaat
E Koud klimaat (F: eeuwig sneeuw in poolgebieden – H: eeuwige sneeuw in hooggebergte – Toendra
Aan de klimaten A,C en D worden (kleine) letters toegevoegd die iets zeggen over de droge tijd.
f – fehlt – droge tijd ontbreekt
s – sommer – droge tijd in de zomer
w – winter – droge tijd in de winter
Glaciale landschapsvormen
Het pleistoceen werd gekenmerkt door een afwisseling van ijstijden (glacialen) en warmere perioden (interglacialen). Door de schurende bewegingen van het ijs zijn er verschillende vormen in het landschap ontstaan. Hier worden drie glaciale landschappen behandeld.
Morene
Morene bestaat uit (gesteente)materiaal dat door een gletsjer is aangevoerd. Een voorbeeld is keileem (een mengsel van tot leem vermalen keien vermengd met nog heel gebleven stenen. Grondmorene is het sediment wat achterblijft als de gletsjer smelt. Eindmorene is het verpulverde materiaal wat de gletsjer voor zich uitschuift.
Tongbekkens
Het landijs verplaatste zich vaak via rivierdalen. Daardoor schoof het niet in een rechte lijn, maar in ijstongen. Het landijs diepte rivierdalen uit tot tongbekkens. Door de druk van het ijs werden de zijkanten van die rivierdalen opzij geduwd. Zo ontstonden stuwwallen. Stuwwallen zijn geen eindmorenes omdat het materiaal waaruit ze bestaan er al langer geleden is afgezet en niet is meegevoerd door het ijs.
Fjorden
In berggebieden schuurden gletjers diepe trogdalen uit. Ze hebben een U-vorm: steile bergwanden met een vlakke dalbodem. In Noorwegen zijn ze ondergelopen met water en heten ze fjorden.
Landijs, drijfijs en pakijs
In het hart van het poolgebied komt de temperatuur zelfs in de zomer niet boven o ◦C, plantengroei is niet mogelijk en neerslag is altijd in de vorm van sneeuw. Die sneeuw smelt nooit weg (eeuwige sneeuw). De laag wordt steeds dikker en zwaarder en wordt samengeperst tot ijs. Zo ontstaan op het land een gigantisch dikke laag landijs. Een ijskap die door het eigen gewicht de zee in glijdt en er stukken van afbreken noemen we drijfijs. Bevroren zeewater noemen we pakijs.
Toendra
Als de zomertemperatuur lager is dan 10 ◦C kunnen er geen bomen groeien. Je bent dan in de toendra. De winters zijn hier lang, de bodem is ongeveer negen maanden lang bevroren en met sneeuw bedekt. Iets dieper in de grond vind je de permafrost (vorst die het hele jaar blijft zitten).
Taiga
Als de temperatuur in de zomer hoger dan 10 ◦C maar lager dan 15 ◦C komt is het te koud voor loofbomen, maar groeien er wel naaldbomen. Je bent dan in de taiga (naaldboomgordel)
Loofbossen
Als de temperatuur in de zomermaanden stijgt tot boven de 15 ◦C, dan is het er warm genoeg voor loofbomen. Dan ben je in de loofboomgordel.
Begrippenlijst
Aanlandige wind Wind van zee naar het land
Absolute getallen Gegevens uitgedrukt in getallen of hoeveelheden
Aflandige wind Wind van land naar zee
Agglomeratie Een stad met daaraan vastgegroeide steden.
Allochtoon Iemand die zelf of beide ouders daarvan in het buitenland is geboren.
Arbeidsmigranten Mensen die hun woongebied verlaten vanwege gebrek aan geld
Assimileren Als een immigrant de cultuur overneemt
Autochtoon Als beide ouders zijn geboren in het land waarin je leeft
Binnenlandse migratie Migratie binnen eigen land
Bondstaat (federatie) Politiek systeem met een vereniging van (deel)staten
Buitenlandse migratie Migratie uit en naar het buitenland
Central Business District (CBD) Deel van het stadscentrum met kantoren en winkels
Demografisch zwaartepunt Het punt in een land waarvan ten oosten en ten zuiden evenveel inwoners leven
Edgecity Stedelijk subcentrum met werkgelegenheid in de suburb
Eeuwige sneeuw Gebied waar altijd sneeuw blijft liggen
Emigratie Het verlaten van een land om ergens anders te gaan wonen
Erosie Het afschuren en uitschuren van gesteente door water, ijs of wind
Etnische groep Groep mensen die al heel lang samenwoont en dezelfde cultuur heeft
Etnische wijk Woonwijk waar veel mensen uit één etnische groep wonen
Extensieve veeteelt Veeteelt met weinig stuks vee per hectare
Footloose-bedrijven Bedrijven die weinig of geen grondstoffen gebruiken en zich dus overal kunnen vestigen
Frontier De grens tussen de Europese kolonisten en het wilde westen
Getto Heel arme etnische wijk
Gezinshereniging Als immigranten gezins- en familieleden laten overkomen
Gezinsvorming Als immigranten trouwen met iemand uit het eigen land
Heuvelland Gebied met toppen tussen 200 – 500 meter
Hooggebergte Gebergte met toppen hoger dan 1500 meter
Hoogvlakte (plateau) Vlak gebied dat hoger ligt dan 500 meter
Hurricane (orkaan) Tropische storm met minimaal windkracht 12.
Immigratie Het binnen komen van het land waar je gaat wonen
Jaaramplitude Het verschil tussen de gemiddelde temperatuur in de warmste en de koudste maand
Jong gebergte Gebergte met spitse toppen
Kolonie Overzees gebiedsdeel van een Europees land
Kolonisatie Het bewoonbaar maken en inrichten van een gebied
Laagland Gebied dat vrijwel overal lager is dan 200 meter
Laagvlakte Vlak gebied dat lager ligt dan 500 meter
Landijs Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst
Landklimaat Klimaat met lange, koude winters en korte, soms warme zomers
Lijzijde De kant van een gebergte die uit de wind ligt
Loefzijde De windkant van een gebergte
Maatschappelijke segregatie Als de mensen uit verschillende bevolkingsgroepen weinig contact hebben
Middelgebergte Gebergte met toppen tussen 500 – 1500 meter
Migratie Het verhuizen van het ene naar het andere woongebied
Migratiesaldo Het aantal mensen dat zich ergens vestigt min het aantal mensen dat vertrekt
Multiculturele samenleving Een maatschappij waar mensen uit verschillende culturen samenleven
Natuurlijke bevolkingsgroei Geboorte min sterfte
Niet-westerse allochtoon Allochtoon uit een niet-westers cultuurgebied
Oud gebergte gebergte met toppen die in de loop van miljoenen jaren zijn afgerond door erosie
Permafrost Altijd bevroren ondergrond
Pullfactoren Redenen die een ander gebied aantrekkelijk maken voor migranten
Pushfactoren Redenen om te vertrekken uit een gebied
Regenschaduw Ligging achter gebergte, waardoor er weinig regen valt
Reliëf Hoogteverschillen in het landschap
Ruimtelijke segregatie Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken
Schild Uitgestrekt geologisch stabiel deel ban de aardkorst dat minstens 500 miljoen jaar
oud is
Snowbelt Bijnaam voor koude, sneeuwrijke staten in het noordoosten van de VS
Steppe Droog gebied waar nog net genoeg regen valt voor de groei van grassen
Stroomgebied Het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren
Stuwingsregen Regen die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte
Suburb Ruim opgezette woonwijk met veel vrijstaande huizen en tuinen
Sunbelt Bijnaam voor de zonnige staten in het zuiden en westen van de VS
Taiga Gordel met naaldbossen in de gematigde zone
Toendra Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen en mossen
Tornado Zeer krachtige wervelwind
Zeestromen Het stromen van zeewater doordat de wind langdurig één richting uit waait
Gateway staten
Staten waar buitenlanders aankomen waarna ze verder Amerika intrekken
REACTIES
1 seconde geleden