Hoofdstuk 1
paragraaf 1
De bodem is het gedeelte van de grond waarin planten wortelen en dat verkleurd is, de eerste meter van de verweringslaag (grondsoort). Belangrijk voor plantengroei grondsoort is ‘het soort spul’ zoals de vorm de grootte en de chemische eigenschappen. Ontstaan van soorten bodems:
- soort moedermateriaal (zand, klei en veen)
- klimaat : temperatuur: plantengroei/bodemleven
- neerslag: verdamping : effectieve neerslag : plantengroei : inspoeling / uitspoeling
- plantengroei: humus aanmaken- bescherming tegen erosie/verdamping
- fauna: humusaanmaak
afbraak van organisch materiaal à humus à humificatie
humus à mineralen : mineralisatie
* In de tropische regenwouden gaan de meeste processen veel sneller dan in het zomergroen loofwoud. Dit komt door de hoge temperaturen, hoge vochtigheid (uispoeling), continue groeiseizoen en chemische verwering (ijzer en aluminium): de tropische regenwouden zijn rood waarin bijna geen zwarte humus is.
* het naaldwoud heeft een kort groeiseizoen en lage temperaturen, waardoor het organische materiaal bijna niet wordt gevormd en afgebroken. Deze laag blijft liggen er is geen verdamping dus alle voedingstoffen worden weggespoeld (uitspoeling) (grijze kleur).
Nog afgezien van de invloed van de mens, worden die verschillen veroorzaakt door verschillen in de ondergrond. De grondsoort de hoogteligging en reliëf hebben ook invloed op de manier waarop de geofactoren op elkaar inwerken.
paragraaf 3
klimaat en de ondergrond verschillen op aarde overal en geofactoren spelen anders op elkaar in. Water speelt ook een belangrijke rol de hoeveelheid water die beschikbaar is, wordt bepaald door de neerslag en de temperatuur. De neerslag die je overhoudt als je alle wat verdampt ervan aftrekt wordt neerslagoverschot genoemd. Het door teveel water dat water de grond in trekt en alles mee neemt dit heet uitspoeling.
- wanneer de gematigde breedte het neerslagoverschot vrijwel nul is. Verandert de begroeiing van bos in grassteppe alle humus ligt direct op het oppervlakte. Dit wordt een humusrijke bovenlaag.
- Op hoge brede groeien vanwege lage tempraturen en het korte groeiseizoen alleen grassen en mossen heide. Dit heet een toendra, het organische materiaal verteert nauwelijks. De bovengrond bestaat grotendeels uit veen
- Op lage breedte komen gebieden voor met een neerslagtekort, hier ontstaat nauwelijks of geen organisch materiaal. Vaak is de bodem wit door zout, kalk of gips.
Menselijke invloed à landbouw (ontginnen in cultuur brengen / irrigeren)
1. Gewas à oogsten voedselkringloop wordt daar ter plekken onderbroken à bodemuitputting à bemesten
2. monocultuur à overal steeds hetzelfde gewas à meer kans op ziektes en slecht oogst
Na het gewas grote kale oppervlakte à bodem erosie
steeds dezelfde voedingsstoffen onttrekking à bodemuitputting
3. manier van ‘boeren’ beschermende maatregelen:
braak laten liggen of slim irrigeren.
bodemvruchtbaarheid
- hoeveelheid voedingstoffen = chemische vruchtbaarheid
- verhouding tussen water lucht en deeltjes, korrelgrootte = fysische vruchtbaarheid (bodemstructuur)
klei: veel mineralen – weinig lucht – nat
zand: weinig mineralen – veel lucht
paragraaf 4
Mondiale landschapzones à natuurlijke omstandigheden + wat mensen ermee (kunnen) doen.
1) tropische zone: warm en nat (tropische regenwoud: altijd nat / savanne: half jaar nat)
- * regenwoud: dicht bos met veel diversiteit
* Savanne: graslandschap / vlakte met verspreide boomgroei (veel grazers)
- tropische bodems zijn vaak matig bruikbaar door uitspoeling en rode bodems.
behalve de vulkanische bodems en rivierslib.
- landbouw is moeilijk, extensief kan wel aanpassen à primitieve zelfverzorgende akkerbouw, slash and burn : brandcultuur, alleen in dunbevolkte gebieden.
+ natte rijstteelt à intensieve / commerciële landvouw
+ op savanne: nomadische veeteelt
2) Aride zone (droge): Aride: heel droog à woestijn / semi-Aride: tamelijk droog à woestijnsteppe (beetje gras)
landbouw is moeilijk voor de woestijnbewoners: nauwelijks humus / veel zoutlagen:
- landbouw in de woestijn alleen bij de oases (bron rivieren )
- in de steppe is het vooral nomadische veeteelt
3) subtropische zone: - warme droge zomers / zachte natte winter (aangepaste landbouw)
4) gematigde zone: tweedeling vaak dichtbevolkt (vooral in zeeklimaat deel)+ veel landbouw
Boreale zone à de zomers zijn iets warmer en de winters kouder dus alleen (landklimaat) à naaldwoud à minder humus + zuur zorgt voor meer uitspoeling.
Het is er te koud voor loofbomen + een te kort groeiseizoen.
5) polaire zone: veel hooggebergte / toendra / poolgebieden
Koud dus weinig of geen begroeiing: wel de toendra à met mossen en struiken (boomloos), want gemiddelde zomertemperatuur is tussen de 0 en de 10 en boomgrens is +10 graden.
Mensen leven van à visvangst, nomadisch veeteelt en mijnbouw (schaliegas).
paragraaf 5
Landdegradatie: De processen aan het aardoppervlak waardoor grond minder goed bruikbaar is voor landbouw (door menselijk handelen, vaak onbewust of door voordelen op korte termijn).
* bodemerosie
* verzilting
*bodemuitputting
Bodemerosie: Het wegspoelen of wegwaaien van het bovenste deel van de bodem.
soorten erosie:
- gletsjer (enorme kracht à u’dal à morene afzetting)
- water verzamelt zich op het laagste punt à gul-erosie en verticale erosie
- wind à oppervlakte erosie (sheet erosion)
Wordt versterkt door:
- Neerslag valt vlak na het oogsten (klimaat/landbouw)
- Intense regenbuien (klimaat) (intensiteit van buien)
- Grote regendruppels (klimaat)
- Fijne korrels (grondsoort)
- Steile gebieden worden ontbost (plantengroei)
- Ploegen loodrecht op de hoogtelijnen (reliëf)
- Braak liggende grond (omdat boeren vertrekken) (landbouw)
terrassen maken is juist anti erosie
Kan zorgen voor:
- Grond spoelt weg
- Stuwdammen komen vol te liggen met geërodeerd materiaal waardoor de dam zijn functie verliest.
- Vruchtbare grond raakt bedekt door weggewaaid materiaal.
- Capillaire werking: De wateropzuigende werking van kleine openingen tussen gronddeeltjes. Dit transporteert vocht richting het bodemoppervlak.
Irrigatiemethoden
- Geulirrigatie: veel waterverlies, veel verzilting
- Beregenen: beetje waterverlies, beetje verzilting
- Druppelirrigatie: bijna geen waterverlies, bijna geen verzilting.
overbevolking : intensieve landbouw à roofbouw
winststreven: landbouw doen in marginale gebieden : eigenlijk te droog (steppe), steil(berg) of voedselarm (tropisch)
2.6 Vewoestijning
- Verwoestijning: Het proces waarbij land dat ooit begroeid was onbegroeid (vaak door mensen) raakt en waarbij vervolgens het bovenste deel van de bodem wegspoelt of wegwaait dus het uitbreiden van woestijn, in de Steppe in de woestijnsteppe in de savanne en in subtropische gebieden.
Vindt plaats in gebieden met 300-500 mm neerlag: veel neerslagintensiteit en weinig variabiliteit.
Oorzaken
* Er groeit niks meer door de ontbossing en dit zorgt voor erosie (door het zoeken naar brandhout voor het koken en verwarmen)
* overbeweiding: veel vee door de aanwezige plantengroei (geiten) à door overbevolking en betere zorg voor dieren
* Intensieve akkerbouw voor het gebied: bij oases à grond moet braak liggen om te herstellen
Vooral in droge gebieden à effectieve neerslag (neerslag – verdamping) probleem: te weinig neerslag maar vaker is het de variabiliteit (niet verdeeld en heel onzeker) soms jaren niet en dan weer een natte periode.
2.7 Natuur- en Milieurampen
- Natuurramp: Ramp als gevolg van aardbevingen etc.
- Milieuramp: Ramp als gevolg van menselijke invloed op het milieu.
vaak is er sprake van kettingreacties / terug koppelingsmechanismen
* vormen van landdegradaties
* versterkte broeikaseffect
* aantasting ozonlaag
- Risicoperceptie: De manier waarop bewoners van gebieden met natuurrampen de gevaren inschatten
( en hiermee omgaan).
* ontkennen van gevaar
* lotsbestemming
* vertrouwen op de overheid afwegen van voor en nadelen
* je hebt geen keuze
Invloed mens:
- Lithosfeer
o Intensivering landbouw
o Activiteiten in berggebieden
Gevolg: Aardverschuivingen, bodemerosie, verzilting
- Hydrosfeer
o Ontbossing
o Afval lozen
o Overbevissing
Gevolg: Verandering in het regime van de rivier, watervervuiling, daling biodiversiteit.
- Biosfeer
o Ontbossing
Gevolg: daling biodiversiteit
- Atmosfeer
o Luchtvervuiling
Gevolg: Smog, Klimaatverandering, Aantasting ozonlaag
REACTIES
1 seconde geleden