Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1819 woorden
  • 14 november 2007
  • 81 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
81 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
1 De wereld wordt een geheel (1500-1950)

1.1 Expansie vanuit Europa
Europeaniseringproces = proces van beïnvloeding en expansie van niet-Europese gebieden door een Europees cultuurpatroon. Het gaat om een verspreiding van Europese technieken en ideeën.

Acculturatie = de wederzijdse beïnvloeding van culturen; er vindt een culturele verandering plaats onder invloed van contacten met een andere cultuur.
Europa werd de commandotoren van waaruit de wereld grotendeels werd beheerst. De ontwikkelingslanden werden ondergeschikt aan en afhankelijk van de Europese landen.
1.2 Het handelskolonialisme (1500-1850)
Handelskolonialisme was het eerste fase in de ontwikkeling van het wereldsysteem. Vanuit Europa zwermden Europese kooplieden en handelsmaatschappijen (bijv. VOC), op zoek naar gebieden met handelswaar. Na de ontdekkingen begonnen de veroveringen en kolonisaties.
Kolonies waren leveranciers van agrarische grondstoffen voor de koloniale moederlanden in Europa. De wereld werd zo verdeeld in:
- centrum (de koloniale moederlanden)
- periferie (de kolonies)
1.3 Internationale taakverdeling (1850-1950)
Industriële Revolutie: Europa veranderde van een agrarische samenleving in een industriële samenleving. Dit leidde tot een sterke toename van de wereldhandel.
Exploitatiekolonialisme: het gebruik van een land als wingewest door de vorming van kolonies. Beheersing van de kolonies om de levering van grondstoffen/agrarische stoffen aan het moederland en de export van industrieproducten naar de kolonie te garanderen.
Internationale taakverdeling: verdeling van taken tussen de ontwikkelde en ontwikkelingslanden:
- ontwikkelingslanden als leveranciers van grondstoffen/agrarische stoffen
- ontwikkelde landen als leveranciers van industrieproducten.
Kapitaalintensieve productietechnieken: productietechnieken waarbij gebruikgemaakt wordt van kapitaalgoederen (machines)
MNO’s: multinationale ondernemingen
1.4 Versterking van het verschil tussen centrum en periferie
De uitbreiding van het koloniale systeem zorgde voor een versterking van het verschil tussen centrum en periferie, dit is te verklaren met de:
Theorie van de cumulatieve causatie: economische sneeuwbaleffect dat optreedt door de start van een nieuwe economische activiteit. Doorgaande groei in centrum die te kosten gaat van de periferie.
Er zijn twee soorten effecten:
- backwash effects (negatieve effecten)
- spread effects (positieve effecten)
2 Het wereldbeeld in 1950: de overzichtelijke wereld

2.1 De wereld in vier windstreken: Noord – Zuid en Oost – West
Er waren twee grote tegenstellingen:
- Oost-westtegenstelling (politieke-ideologische tegenstelling door een bipolaire machtstructuur)
- Tegenstelling tussen noord en zuid (economische tegenstelling, tegenstelling tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, tegenstelling tussen rijke landen en arme landen)

2.2 Wat zijn ontwikkelingslanden
Er zijn twee typeringen voor ontwikkelingslanden (zie A en B).
A. Kenmerken van ontwikkelingslanden:
- Zwakke economische structuur (zie hieronder)
- Ernstige armoede onder brede lagen
- Snelgroeiende bevolking, die men ook bewust ervaart
Zwakke economische structuur:
- groot deel van de bevolking is werkzaam in de landbouw
- economie berust hoofdzakelijk op één product
- uitvoer is gericht op één of een beperkt aantal landen
B. Kenmerken van ontwikkelingslanden:
- fragmentarische modernisering (modernisering niet overal toegepast)
- duurzame maatschappelijke hindernissen … (bijv. economische/politieke machtsverhouding die ontwikkeling belemmeren, geen toegang tot hulpbronnen) … van externe of interne aard (= van buiten of binnen het land)
2.3 Indicatoren om verschillen in ontwikkeling te meten
Er zijn vele indicatoren om aan te geven of een land ontwikkeld of onderontwikkeld is:
- gemiddelde nationaal inkomen per hoofd
- percentage onder de absolute armoedegrens (mensen die onder de grens zitten hebben (haast) geen basisbehoeften, levensstandaard: voeding, huisvesting en gezondheid)
- koopkracht (zegt meer over het inkomen, want de prijzen verschillen)
- HDI (Human Development Index) in deze index worden drie indicatoren (zie hierboven) uitgedrukt in één cijfer.
3 Het wereldbeeld in 2000: weg met de overzichtelijkheid

3.1 Het einde van de Oost-Westtegenstelling
De val van de Berlijnse muur in 1989 luidde het einde in van de Oost-Westtegenstelling en van de Koude Oorlog. Er ontstond een overgangsperiode, waarbij staten op zoek moesten naar een nieuwe politieke wereldorde, er was nu sprake van een geopolitieke transitie (verandering van politiek systeem).
De opheffing van politieke en economische barrières was het gevolg. Mensen uit Oost-Europa, China en Vietnam gingen deelnemen aan de wereldwijde contacten en communicatie.

De gevolgen van het einde van de Koude Oorlog waren dramatisch voor een aantal ontwikkelingslanden, want hun politieke stabiliteit hing grotendeels af van de supermacht. De hulp verdween en ze raakten in een internationaal isolement. Deze staten zijn ‘de weeskinderen’ van de Koude Oorlog.
De Koude Oorlog heeft voorlopig plaatsgemaakt voor de postcommunistische wereldorde. Waarmee de geopolitieke transitie zal eindigen?
- Multipolariteit – macht verdeeld over meerdere machtcentra
- Unipolariteit – één machtcentra, supermacht
3.2 Het triadisch netwerk
Sinds halverwege de vorige eeuw is de economische wereldkaart sterk veranderd door:
- Internationalisering – ruimtelijke uitbreiding van (economische) activiteiten over de grenzen heen.
- Globalisering (ook wel mondialisering)– accentueert dat in de wereld steeds meer samenhang is tussen internationaal verspreide activiteiten en dat er sprake is van een enorme versnelling in het voorkomen van grensoverschrijdende verschijnselen.
Internationalisering en globalisering zijn in een stroomversnelling terechtgekomen door de snelle ontwikkelingen van:
- informatietechnologie
- communicatietechnologie
- transporttechnologie
- liberalisering van de wereldhandel
- groeiende kracht van MNO’s
De wereld is één systeem (één samenhangend geheel van elementen) geworden, ook wel netwerksamenleving genoemd.
NL kan je zien als een subsysteem van Europa, en Europa van het wereldsysteem.
Global shift = verschuiving van het economisch zwaartepunt in de wereld. Is een gevolg van niet in gelijke mate deelnemen van landen aan globalisering.
Triadisch netwerk – we kunnen de wereld in drie blokken delen:
- de VS
- de Europese Unie
- Pacifisch Azië (Oost- en Zuidoost-Azië, waaronder Japan)
Deze landen herbergen 15% van de wereldbevolking, maar nemen 55% van het bruto nationaal product van de wereld voor in hun rekening.
Het is de kern geworden van de economische wererldsysteem.
3.3 De derde wereld is de derde wereld niet meer
Algemeen gesproken kun je zeggen dat de ongelijkheid tussen rijk en arm steeds groter wordt, dus de derde wereld is er niet meer.
MOL’s – minst ontwikkelde landen
3.4 De NIC’s zijn in opmars
Een aantal derdewereldlanden kunnen we geen ontwikkelingslanden meer noemen dit zijn de: NIC’s – newly industrialising countries.
Dankzij een stormachtige economische ontwikkeling zijn het nu:
- Hogeinkomenslanden (bijv. Zuid-Korea, Singapore en Taiwan)
- Middeninkomenslanden (bijv. Brazilië, Mexico en Maleisië)
Deze NIC’s bevinden zich nu in de semiperiferie, ze zijn richting het ‘centrum’ opgeschoven.
3.5 De succesformule voor ontwikkeling: exportgeoriënteerde industrialisatie
Er zijn twee vormen van industrialisatie die door de meeste landen achter elkaar zijn gevolgd:
1. Importvervangende industrialisatie – zelf de producten maken die ieder jaar moeten worden ingevoerd. De staat voert hoge invoerrechten op de producten uit het buitenland. En er ontstaat backward linkage, proces van ontwikkeling van eindproducten naar kapitaalgoederen.
2. Exportgeoriënteerde industrialisatie – de opbouw van industrie die gericht is op export. De staat hielp het bevorderen van de exportindustrie door:
- devaluatie van de nationale munt (eigen producten in buitenland worden goedkoper)
- het geven van subsidies op de exportproducten
- het instellen van export processingzones (kleine gebieden met gunstige voorwaarden voor investeringen en handel)
4 Globalisering en migratie

4.1 Migratie, een wereldwijd verschijnsel
Migratie is een oud en wereldwijd verschijnsel. Door verscherping van immigratieregels was er de laatste decennia (10 jaar) een enorme toename van illegale migranten.

4.2 Waarom migreren mensen?
De redenen van migratie van een armer naar een rijker land kun je verdelen in twee belangrijke stromen:
1. Vraaggestuurde migratiestroom – resultaat van de vraag uit een rijk land waar arbeidstekorten zijn.
2. Aanbodgestuurde migratiestroom – migranten die uit eigen initiatief eigen land verlaten. Bij de oorzaal van deze migratiestroom is er altijd sprake van aantrekkingsfactoren en afstotingsfactoren.
Vaak worden bij succesvolle aanbodgestuurde migratie vier fasen doorgelopen:
Fase 1 – tijdelijk migratie van jonge arbeidskrachten, er wordt geld teruggestuurd en de migranten blijven georiënteerd op het herkomstgebied.
Fase 2 – verblijfsduur wordt verlengt, sociale netwerken worden opgebouwd.
Fase 3 – gezinshereniging, huwelijksmigratie en mentale gewenning; het idee permanent te willen blijven treed op.
Fase 4 – permanente vestiging.
4.3 De effecten voor vestigingsgebieden en herkomstgebieden
- globalisering leidt tot een toenemende wereldwijde integratie van de arbeidsmarkten voor hooggeschoolden met hoge mobiliteit en standaardlonen
- door allerlei beperkingen van landen om migratie tegen te gaan, neemt de illegale migratie toe
- de migratie van vrouwen is omvangrijk, ze doen vaak vuil, gevaarlijk en mensonterend werk
Over de gevolgen van de (arbeids)migratie op de ontwikkeling van de herkomstgebieden bestaan twee visies:
1. Migratieoptimisten – migratie als middel om de economische groei in gang zetten, ongelijkheid in gebieden vermindert, enz.
2. Migratiepessimisten – migratie als versterking van de afhankelijkheidsrelatie tussen centrum en periferie. En migratie als oorzaak van de economische stagnatie en neergang (jonge mensen trekken weg).
5 De motoren achter de globalisering

5.1 Technologie maakt globalisering mogelijk
Globalisering: er ontstaat steeds meer samenhang tussen internationaal verspreide activiteiten door technologische vooruitgang op het gebied van:
- Transport (schaalvergroting drukt kosten)
- Informatietechnologie (goedkoper telefoneren)

A Technologische vooruitgang maakt relatieve afstand kleiner en bereikbaarheid groter.
B Technologische vooruitgang maakt de levenscyclus van een product korter en vraagt hoge investeringen
C Massaproductie en robotisering

Levenscyclus van een product
GROEI
1. Introductiefase (hoge investeringen)
2. Expansiefase
VOLWASSENHEID
3. verzadigingsfase/rijpheidfase (investeringen terugverdiend)
NEERGANG
4. teruggangfase (vraag naar product daalt en de productie op de thuismarkt stopt)

Massaproductie en robotisering
- Fordisme (kostenbesparing door massaproductie): routine handelingen voor arbeidskrachten
- Verticaal georganiseerde bedrijven: alle onderdelen zelf in huis
- Postfordisme: arbeid minder belangrijk, robotisering belangrijker
- Flexibilisering van productie: snel over kunnen schakelen naar andere producten

Golfbeweging van Kondratiev
- Nieuwe technologieën leiden tot golfbewegingen in de wereldeconomie
- Cyclus: economische bloei – recessie – depressie – herstel
- Elke golf hangt samen met een specifieke technologische ontwikkeling, het technologische paradigma.

Door sterke communicatietechnologie kunnen migranten vaak in twee werelden leven. Ze krijgen een TRANSNATIONALE IDENTITEIT: door veelvuldige en nauwe contacten kunnen migranten in twee culturen leven

5.2 Multinationale ondernemingen
De kenmerken van MNO’s (ook wel TNO’s):
Grote bedrijven die in verschillende landen (dochter) ondernemingen hebben:
- grote knowhow m.b.t. productietechnieken, marketing en organisatie
- strategisch handelen: gevaren geanalyseerd en nieuwe mogelijkheden afgewogen
- veel kapitaal en veel kennis van de kapitaalmarkt

Veel overnames van of samenwerking met bedrijven in andere landen.
Strategische redenen:
1. verwerven nieuwe kennis of meer kapitaal
2. vergroten van de markt.
3. greep krijgen op toevoer grondstoffen en hulpstoffen
4. verlagen loonkosten
5. behalen belastingvoordelen

Vrije markt economie: Door handig en efficiënt gebruikt te maken van de productie factoren (grondstoffen/natuur, arbeid en kapitaal) wordt winst gemaximaliseerd.

MNO’s behalen meer winst door:
- Schaalvergroting
- Specialisatie

Totale winst = Totale opbrengst – Totale kosten
Meer winst te behalen door:
- verhoging van de opbrengst
- verlaging van de kosten

Schaalvergroting = meer van hetzelfde tegen lagere kosten
- vaste kosten: kosten gemaakt ongeacht omvang van de kosten
- variabele kosten: kosten direct afhankelijk van omvang productie en dienstverlening

Specialisatie = vergroting van de toegevoegde waarde per eenheid product. Door maken van (nieuwe) producten met hogere kwaliteit gaat de prijs omhoog.

Productieketen: alle deelactiviteiten die nodig zijn voor de productie en verkoop van goederen en diensten.
- Zoveel mogelijk onderdelen van de productieketen ‘binnen eigen bedrijf’ en ‘op een goede plek in de wereld’ krijgen.
- Productieketen zo inrichten dat gebruikgemaakt kan worden van toeleveranciers in andere landen.

Drie hoofdvormen van internationalisering door bedrijven:
1. De uitbouw van nevenvestigingen
2. Internationale subcontracting (alleen productontwikkeling, management en organisatie door het bedrijf zelf, de productie wordt uitbesteed --> kostenbesparing)
3. Strategische allianties (zorgen voor beter benutten productiecapaciteit of beheersen/stabiliseren van prijzen)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.