Hoofdstuk 1, 2 en 3, Migratie en mobiliteit

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2919 woorden
  • 13 november 2007
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Migratie en mobiliteit hoofdstuk 1, 2 en 3

On the move!!
Geografische mobiliteit: verplaatsen met als hoofdgedachte het beter te krijgen dan waar ze vandaan kwamen.
Tussen hun thuis plek en de plek waar ze naar toegaan zitten verschillen, die zijn gebaseerd op wat mensen als behoeften hebben, voorbeelden daarvan zijn:
- veiligheid - welvaart
- onderwijs - gezondheid

De mobiliteitsvormen kun je onderverdelen naar tijd en ruimte, zie bron 1 voor een ordeningsschema.

Uitleg bij bron 1:
Bij bron 1 wordt gebruik gemaakt van de begrippen afstand, richting en tijd.
Onder afstand bedoelen ze mobiliteit tussen:
- Rijke landen & rijke landen
- Ontwikkelingslanden & rijke landen internationaal
- Ontwikkelingslanden & ontwikkelingslanden internationaal
- Inter- provinciaal [buiten eigen provincie]
- Intra – provinciaal [binnen eigen provincie] nationaal
- Lokaal
Onder richting bedoelen ze mobiliteit tussen:
- Ruraal (platteland) – urbaan (stad
- Urbaan – ruraal
- Ruraal – ruraal
- Urbaan – urbaan
- Centrum (kern v/d stad) – periferie (buitengebieden v/d stad)
- Periferie – centrum
- Traditioneel – modern
Onder tijd bedoelen ze mobiliteit tussen:
- Periodiek
- Dagelijks circulatie
- Seizoen
- Lange tijd
- Permanent - migratie

1945 – 1960
- Immigratie -> politiek motief (onafhankelijkheid Ned. Indië)
- Emigratie -> politiek motief – bang voor een nieuwe oorlog
-> economisch motief – het was een grote rotzooi en wouden opnieuw beginnen

1960 – 1973
- Economisch motief (gastarbeid  cirkelmigratie)
Cirkelmigratie: gastarbeiders die heen en weer reizen tussen NL en herkomstgebied
Voorwaarden voor cirkelmigratie:
1. de traditionele productiewijze is ontoereikend voor het gezinsinkomen
2. de achterblijvende familie doen het werk op het traditionele (agrarische) bedrijfje
3. er moeten mogelijkheden zijn om elders loonarbeid te verrichten
4. de afstand tussen herkomstgebied en vestigingsgebied moet niet te groot zijn
5. de gastarbeider moet regelmatig naar huis terug kunnen zonder dat zijn arbeidsplaats gevaar loopt
6. de gastarbeider voelt zich in het vestigingsgebied uitsluitend arbeidskracht. Daar neemt hij nauwelijks deel aan het sociale leven.

> 1973
- sociaal motief (gezinshereniging + gezinsvorming  kettingmigratie)
Gezinsherenigende migratie: zogenaamde eerste generatie arbeiders laat hun gezin overkomen om in het vestigingsgebied te blijven
Gezinsvormende migratie: jongens & meisjes die in hun herkomstgebied een partner zoeken om een gezin te stichten in vestigingsgebied
Voorwaarden voor gezinsvorming:
- bij voldoende inkomen, minimaal 120% minimaal inkomen
- huisvesting
- huwelijkspartner >21jaar
- inburgering verplicht
Ketting migratie: doordat de gastarbeiders blijven komen hun gezinnen en toekomstige gezinnen ook over. Ook lokte de migranten andere migranten uit om te migreren.
- Politiek motief (asielzoekers)
1975 Suriname afhankelijk

>2000
Steeds meer emigratie

§2

Een belangrijke voorwaarde voor mobiliteit zijn -
Of er tussen 2 gebieden verschillen zijn, die kunnen betrekking hebben op:
- economische aspecten
- sociale aspecten
- politieke aspecten
- culturele aspecten
- fysische aspecten
of men de kennis heeft over de verschillen tussen de gebieden.

Om een antwoord te krijgen op de vraag waarom mensen migreren moet je kijken naar factoren op 3niveaus: macro-, meso-, en microniveau.

Macroniveau: ongelijke wereld
- Er is veel ongelijkheid tussen landen, het belangrijkste verschil zit tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Dit heet ook wel Noord-Zuid tegenstelling.
De wereld werd ingericht ten dienste van Europa en Amerika, de productiemiddelen kwamen dan ook in handen van kleine groepen mensen.
- Grote ongelijkheid tussen arm en rijk
Internationale taakverdeling: koloniën leverden de grondstoffen, rijke landen produceerden de industrieproducten
De rijke landen maakten gebruik van inheemse arbeidskrachten waardoor de economie van de ontwikkelingslanden afhankelijk werd van die van de ontwikkelde landen.
- Politieke problemen en schending mensenrechten
- Bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden door medische verbeteringen en in betere hygiëne (vb. sanitair)
Na de tweede wereldoorlog ontwikkelingslanden hun economie willen verbeteren door commercialisering van de landbouw en industrie. Daardoor groeiden de steden flink en bleef de rest van het gebied achter.
- Internationale ongelijkheid (vb. tussen stad en platteland)

Mesoniveau: waarom migreren mensen naar bepaalde gebieden?
Voordat mensen gaan migreren naar een bepaald gebied heeft dat gebied voldaan aan voorwaarden, dat noemen ze ook wel de interactietheorie van Ullmann.
1) complementariteit: of gebieden elkaar aanvullen
2) transporteerbaarheid: is het mogelijk om van gebied A naar gebied B te gaan, in tijd, geld, moeite en km.
3) Tussenliggende mogelijkheden: als je van gebied A naar B gaat terwijl je langs C komt en terwijl C dezelfde voordelen heeft.

Microniveau: wat is de invloed van de sociale gemeenschap in het vertrekgebied en in het vestiginggebied? Het microniveau gaat over het migratieproces, dat bestaat uit 4 stappen.
Stap 1: Het nemen van de beslissing om te gaan migreren.
Stap 2: De ruimtelijke verplaatsing tussen de gebieden.
Stap 3: Wil de migrant blijven in het vestigingsgebied en wil die zich gaan aanpassen??
Stap 4: het integratie proces

Integratie: het proces van aanpassing en opname in de samenleving van het vestigingsgebied. Dit proces word niet alleen bepaald door de migrant maar ook door de ontvangende samenleving. De ontvangende samenleving kan het proces vertragen door bijv discriminatie maar kan het proces versnellen door de migranten te accepteren hoe ze zijn met hun gewoontes en gebruiken.
Push factoren: de factoren die mensen afstoten
Pull factoren: de factoren die mensen aantrekken

Bron 7 op bladzijde 95 geeft een weergave van het microniveau over het migratieproces. Je ziet daar dat het migratieproces uit 2 fases bestaat, de eerste fase gaat over de ruimtelijke verplaatsing en de tweede fase uit integratieproces.

§3

Gevolgen migratie:
vertrekgebied vestigingsgebied
Economisch Verschil tussen rijk & arm
- Arbeiders vertrekken (-)
- beteropgeleiden weg (-)
- overmakingen (+)
- Goed voor economie Goedkope arbeid (+)
- meer produceren
- meer winst
kans op werkloosheid (-)
Culturele Bij terugkeer nemen ze nieuwe cultuur meer (+)&(-) Meer verschillende culturen (+)
Botsen van culturen (-)
Demografisch Vergrijzing (-) Tegengaan vergrijzing (+)
Ruimtelijk Nieuwe huizen (+) Segregatie --> scheiding witte en zwart wijken (-)
Psychisch *Voelt zich achtergesteld
*voelt zich minderwaardig *vrees om “overspoelt” te worden, bang voor andere cultuur
Regionale toepassing:

De pullfactoren voor Filippijnse vrouwen om in Hongkong te werken zijn:
- in Hongkong is er een hoog inkomen per BNP, er is een goede economie. Ook is er veel vraag nee vrouwelijke werkkrachten.
- In de Filippijnen geldt dat 70% van de bevolking onder de armoedegrens leeft.
- Ze kunnen de thuisblijvers geld sturen
De pushfactoren kunnen zijn dat:
- dat de achterblijvende familie de vrouwen die in Hongkong moeten missen
- de ontvangende samenleving (Hong-kongers) klagen over de Filippijnse vrouwen accepteren hun gewoontes en gebruiken niet.
- Voelen zich niet thuis in Hongkong

De complementariteit tussen de Filippijnen en Hongkong is het arbeidsoverschot in de Filippijnen en het tekort aan arbeiders in Hongkong, ook het hoge welvaartsniveau staat tegenover het grote aantal mensen die onder de armoedegrens woont in de Filippijnen.

Samenvatting hoofdstuk 2

Migratiestromen:
- politieke migratie:
- vluchtelingen
- ex-koloniën
- economische migratie:
- werk
- bedrijfsgebonden
- ondernemers
- studenten
- sociale migratie
- familie: gezinshereniging / gezinsvorming
- retourmigratie (remigratie)
- woonomgeving

1945-1960: politieke migratie
- Dekolonisatie: Na de WOII zijn veel gekoloniseerde gebieden onafhankelijk geworden van hun Europese moederland.
Algerije  Frankrijk
Italiaanse kolonie Afrika  Italië
Onafhankelijkheid Indonesië  Nederland
Britse koloniën  Engeland
- Val IJzeren Gordijn
Veel etnische Duitsers, (Aussiedler. mensen die de Duitse taal spreken en van Duitse afkomst zijn) keren terug naar Duitsland van uit veel Midden-Europese landen.

1961-1973 economische migratie
Gastarbeiders uit het Middellands Zeegebied komen in West-Europa werken.
Men beschouwden ze als circulanten omdat ze dachten dat ze maar tijdelijk zouden blijven.

1973-heden sociale en politieke migratie
Het gaat hierbij vooral om - gezinshereniging
- illegale migratie
- komst van politieke vluchtelingen
- asielzoekers

Vluchteling: iemand die huis en haard gedwongen verlaat
Asielzoeker: als een persoon asiel aanvraagt in een land
Vluchteling: als iemand voldoet aan de definitie uit het Vluchtelingenverdrag
Illegalen: als een vreemdeling in een land verblijft zonder toestemming van de overheid

§2

Migratiebeleid: het wel en niet toelaten van immigranten en/of het stimuleren van emigratie en retourmigratie.
Vb:
- oplossen van problemen op de arbeidsmarkt
- bevolkingsgroei te beïnvloeden
- spanningen tussen verschillende etnische groepen te verminderen

Overeenkomsten tussen Nederland en andere EU-landen qua immigratie:
- in de jaren 60’en 70’ gastarbeiders verworven uit het Middellandse Zeegebied
- na stoppen van gastarbeiders verwerven vind er gezinshereniging en gezinsvormende migratie plaats
- na de stop van arbeidsmigratie is er de komst van illegalen
- er komen steeds meer asielzoekers en politieke vluchtelingen, een klein deel keert terug
- speciale immigratiegolven door het koloniale verleden. Duitsland niet

Verschillen tussen Nederland en andere EU-landen:
- door de onafhankelijkheid van Indonesië en Suriname kreeg Nederland als enige te maken met immigratie van Indische Nederlanders, Zuid-Molukkers en Surinamers.
- In Nederland worden er geen nieuwe arbeidsmigranten meer toegelaten
- Gezinshereniging in Nederland is wat makkelijker dan in andere EU-landen
- In Nederland mogen asielzoekers niet werken
- In vergelijking met andere landen had Nederland in de begin jaren 90 geen hoog aantal vluchtelingen en asielzoekers
- Nederland is minder aantrekkelijk voor illegale migratie dan Zuid Europese landen.

Voorwaarden voor mobiliteit (interactie theorie van Ullman):
1) Complementariteit
2) Transporteerbaarheid
- absolute afstand (hemelsbreed)
- relatieve afstand ( moeite, tijd, geld)
3) Tussenliggende mogelijkheden

§3

Gevolgen migratie:
Vertrekgebied Vestigingsgebied
Economisch Verschil arm-rijk groter
- arbeiders vertrekken –
- beter opgeleiden weg – (braindrain)
- overmaking van geld +
(= is goed voor de ec) Goedkope arbeiders +
Kans op werkeloosheid –
Culturele Terugkeerders nemen nieuwe cultuur mee ± Meer verschillende culturen +
Botsingen van culturen –

Demografisch Vergrijzing – Tegengaan vergrijzing +
Ruimtelijk Nieuwe huizen + Segregatie –
(scheiding witte/zwarte wijken)
Psychisch Voelt zich achtergesteld/ minderwaardig Vrees om overspoeld te worden/ bang voor andere culturen

Bevolkingskenmerken veranderen door migratie:
* Kwantitatieve kenmerken (cijfermatig):
- Omvang
- Bevolkingsdichtheid
- Bevolkingsgroei  natuurlijke groei: - geboortecijfer
- sterftecijfer
- migratie: - immigratie
- emmigratie

* Kwalitatieve kenmerken:
- Mate van geschooldheid
- Ontwikkelingspeil
- Leeftijdsopbouw
- Beroepsbevolking
- Relegie
- Cultuur
- Sekse
- Welvaartsniveau en – indeling
- Etnische samenstelling en herkomst
- Verdringen van bevolkingsgroepen

Kenmerken van ruimtelijke spreiding
- Gelijkmatige spreiding: - concentratie
- segregatie
- Ongelijkmatige spreiding
- Schaalniveaus: - nationaal
- regionaal
- lokaal

§4

Verstedelijking wordt bepaald door 3 processen:
- de natuurlijke groei v/d stedelijke bevolking
- de trek v/h platteland naar de stad (ruraal-urbane migratie)
- inlijving door de stad v/h omliggende platteland

Naarmate de urbanisatie voortduurt, veranderd de invloed v/d 3 processen:
- bij een lage urbanisatiegraad wordt het verschil in bevolkingsgroei tussen de stad en het platteland vooral veroorzaakt door de trek naar de stad
- hoe hoger de urbanisatiegraad, des te groter de betekenis v/d bevolkingsgroei in de groei v/d stad
- als de werkgelegenheid in de stad toeneemt, des te meer zal de migratie zorge voor een toename v/d bevolking

Ontwikkelingslanden worden meestal gekenmerkt door overurbanistaie: de groei v/d stedelijke bevolking neemt sterker toe dan de bestaansmogelijkheden. Verder is er een sterke groei v/d informele sector.

Kenmerken v/d informele sector:
Dingen die wettelijk niet toegestaan zijn. Illegaal dus
Deze sector heet ook wel de scharrelsector, vluchtsector, laatstekanssector.
Kenmerken: - kleinschalig
- arbeidsintensief
- traditionele productie en handelstechnieken
- weinig machines
- gebruik van onbezielde energie
- geen wettelijk minimumloon
- geen sociale voorzieningen

Involutie: steeds meer mensen worden opgenomen in de informele sector zonder dat het karakter v/d informele sector veranderd.
Herken je aan: - verborgen werkeloosheid
- gedeelde armoede
- grote creativiteit om aan de kost te komen
- sterk doorgevoerde arbeidsverdeling
Evolutie: gelijdelijke verandering van karakter
Revolutie: snelle verandering van karakter

3 Mobiliteit en Leefomgeving

Vragen: Wat zijn de oorzaken van de toenemende (auto)mobiliteit?
(paragraaf 1)
Wat zijn de gevolgen van de automobiliteit voor de leefomgeving? (paragraaf 2)
Hoe kan de automobiliteit in goede banen worden geleid? (paragraaf 3)

Mobiliteit is een belangrijk verschijnsel in onze samenleving. Mobiliteit heeft twee soorten problemen tot gevolg, namelijk congestie en milieuvervuiling. Het kost veel inspanning om deze problemen te verminderen of op te lossen.

(Geografische) Mobiliteit Alle ruimtelijke beweging en verplaatsing van
mensen, goederen, ideeën, energie en materie
(stromen) (opdracht 6 uit hoofdstuk 3).

Congestie Er is sprake van congestie als het verkeersaanbod
groter is dan de infrastructuur aan kan. In steden leidt dit tot een slechte doorstroming en grote
parkeerproblemen. Op de wegen in landelijk
gebied ontstaan files (verstopping) (opdracht 24 uit
hoofdstuk 3).

1 Waardoor neemt de mobiliteit toe?

1.1 Automobiliteit: een vorm van mobiliteit
Ruimtelijke verbanden tussen verschijnselen op het aardoppervlak staan centraal in de aardrijkskunde. Ruimtelijke verschijnselen zijn het gevolg van verplaatsingen, dus van mobiliteit. Er kan gesproken worden van natuurlijke verplaatsingen en van verplaatsingen die door mensen worden georganiseerd (clip 1).

Automobiliteit is een belangrijke vorm van mobiliteit. De ontwikkeling van het aantal auto's en het aantal verplaatsingen van auto's is tussen 1985 en 1996 sterk toegenomen (bron 1). Ook de afstand van de verplaatsingen is de laatste tien jaar flink gestegen (bron 2/opdracht 9 uit hoofdstuk 3).
Toegenomen mobiliteit zorgt voor meer verkeer; toename van verkeersintensiteit.

Automobiliteit Het gebruik van de auto bij allerlei verplaatsingen
(opdracht 8 uit hoofdstuk 3).

Verkeersintensiteit De hoeveelheid van het verkeer (personenauto's en
vrachtauto's).

1.2 Steeds meer auto's
Het toenemende autobezit is een belangrijke voorwaarde voor automobiliteit. Er zijn twee factoren die invloed hebben op de omvang van de automobiliteit. Het gaat hierbij om:
- de groei van het aantal inwoners en huishoudens (bron 4)
- de toenemende welvaart (bron 6)

Autobezit Het aantal auto's die de inwoners van een gebied bezitten. Het autobezit kan worden uitgedrukt in het aantal auto's per 1000 inwoners of per 100 huishoudens.

1.3 Steeds meer autogebruik
Zowel het aantal verplaatsingen als de afstand is flink gestegen, met een toename van autobezit en autogebruik tot gevolg (bron 5). Factoren die invloed hebben op de omvang van het autogebruik zijn:
- suburbanisatie van wonen en werken; door suburbanisatie zijn er stadsgewesten ontstaan. Doordat het werk in de stad bleef waren dagelijkse verplaatsingen noodzakelijk. Door deze noodzaak is het forensisme ontstaan (bron 7, 8/opdracht 15 uit hoofdstuk 3). De auto speelt hierbij een belangrijke rol (bron 9). Van deze mobiliteit is vooral sprake binnen het eigen stadsgewest (bron 10 en 11).
- groei van vrijetijdsbesteding; door de welvaart is de vrije tijd gegroeid, wat zorgt voor meer verplaatsingen. Er is sprake van meer gespreide vrijetijdsbesteding, dus meer gespreide verplaatsing, waardoor het autogebruik toe neemt.
- groei van het aantal eenpersoonshuishoudens; ieder huishouden heeft een eigen dag- ofwel verplaatsingsprogramma. Verplaatsingen worden steeds meer individuele verplaatsingen, mede door de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens (bron 12), met als gevolg ook toename in autobezit en autogebruik.

Autogebruik Het aantal verplaatsingen en de verplaatsingsafstand met de auto.

Suburbanisatie Een migratiebeweging waarbij mensen wegtrekken uit de
steden naar naburige dorpen op het platteland.

Forensisme Het verschijnsel waarbij arbiedskrachten buiten de
woongemeente werken en dagelijks op en neer reizen
tussen woon- en werkplek. Ook wel pendel genoemd.

2 Mobiliteit en leefomgeving

2.1 Congestie: structurele verstopping
Als het verkeersaanbod groter is dan de bestaande infrastructuur kan verwerken, ontstaan er twee soorten congestie, namelijk:
- congestie in de stad; de toename van het autogebruik veroorzaakt slechte doorstroming van verkeer en grote parkeerproblemen, met als gevolg afnemende bereikbaarheid waardoor de binnensteden niet meer kunnen functioneren. Bedrijven zullen zoeken naar andere vestigingslocatie.
- congestie op autowegen; het wegverkeer dreigt vast te lopen doordat het aantal files jaarlijks verviervoudigd (bron 13)

File levert veel economische schade op, namelijk:
- afspraken kunnen niet nagekomen worden
- wachttijd moet worden ingecalculeerd
- verliesuren worden berekend (bron 14/opdracht 28 uit hoofdstuk 3)
De omvang hiervan groeit jaarlijks en bedrijven gaan steeds vaker over tot het nachtelijk gebruik van de wegen (clip 2).

Bereikbaarheid Het gemak waarmee een bepaalde plaats bereikt
kan worden, uitgedrukt in tijd, geld en/of moeite.

2.2 Invloed op milieu en landschap
Uitbreiding en verbetering van de infrastructuur voor het verkeer heeft drie soorten gevolgen:
- verstening van de omgeving; steeds minder groen (bron 15)
- verandering van het landschap; versnippering natuur en aantasting landschap
- verontreiniging en hinder; verbranding van bezine of gas heeft verzuring en versterking van het broeikaseffect tot gevolg

3 Automobiliteit in goede banen?

3.1 Wat kan de overheid doen?
Om mobiliteit op een efficiënte manier te gebruiken en de nadelige gevolgen zoveel mogelijk te beperken voert de overheid een mobiliteits en congestiebeleid (bron 16/opdracht 32 uit hoofdstuk 3):
- maatregelingen die het autogebruik afremmen; minder verplaatsingen en kortere afstanden, door financiële prikkels, ruimtelijk beleid, tele-ontwikkelingen en carpoolen
- maatregelingen die het collectief vervoer stimuleren; door verbetering openbaar vervoer, betere koppeling tussen auto en openbaarvervoerssystemen en nieuwe vormen van collectief vervoer.
- maatregelingen waardoor de capaciteit van de beschikbare infrastructuur beter wordt benut; door verbetering van de verwerkingscapaciteit en het spreiden van verplaatsingen

Bedrijven zijn de belangrijke motoren achter mobiliteit, dus ook de bron voor het zoeken van oplossingen rond mobiliteit. Een oplossing is een locatiebeleid om bedrijven op een goede plaats te vestigen en congestie te vermijden. Hierbij wordt voor elk bedrijf een mobiliteitsprofiel aangemaakt dat in overeenstemming wordt gebracht met de vestigingsplaats. De mogelijkheden ten aanzien van een vestigingsplaats worden aangeduid met:
- A-locatie; primair goed bereikbaar per openbaar vervoer
- B-locatie; zowel met het openbaar vervoer als met de auto goed bereikbaar (bron 18)
- C-locatie; primair goed bereikbaar per auto
De vestiging van het juiste bedrijf op de juiste locatie verminderd het autogebruik en lost mobiliteitsproblemen op.

Mobiliteitsbeleid Het geheel van geplande maatregelen met het doel de effecten van de toenemende (auto)mobiliteit te beheersen. De maatregelen zijn gericht op het verminderen van het auto gebruik, het bevorderen van het collectief vervoer en het vergroten van de capaciteit van de bestaande infrastructuur (het congestiebeleid).

Congestiebeleid Het geheel van geplande maatregelen met het doel de congestie te verminderen en door de capaciteit van de infrastructuur te vergroten. Het congestiebeleid is een onderdeel van het mobiliteitsbeleid.

Locatiebeleid het geheel van geplande maatregelen met het doel bedrijven op dusdanige locatie te krijgen dat ze goed bereikbaar zijn en er tegelijkertijd geen congestie onstaat. Het locatiebeleid is onderdeel van het mobiliteitsbeleid en is gericht op het verminderen van het autogebruik.

4 Regionale toepassing migratie en mobiliteit

Is de (toekomstige) ruimtelijke inrichting van Amsterdam-Zuidas (bron 26)gericht op het tegengaan van congestie?
Langs de A10 ligt het concentratiegebied van hoogwaardige werkgelegenheid (bron 23). In de omgeving van het station Amsterdam Zuid WTC moet het financiële zakelijke hart ontstaan (Zuidas) (bron 19/opdracht 9 uit dossier). Het verkeer in het gebied zal enorm zijn; bijvoorbeeld bezoekers die gebruik maken van voorzieningen in Amsterdam (bron 24/opdracht 5 en 7 uit dossier) en mensen die in Amsterdam werken maar buiten deze stad wonen (bron 27). Alle vervoersvormen zijn hier aanwezig. Het knooppunt van deze vervoersvormen bevindt zich rond het station.

Doordat er vele vervoersvormen te gebruiken zijn voor verplaatsing van, naar en door Amsterdam-Zuidas, is de kans op congestie veel kleiner. Ook zullen er goede verbindingen aangelegd worden tussen alle vervoersvormen en locaties, waardoor de reizigers (mensen die zich verplaatsen) gespreid van de vervoersvormen gebruik zullen maken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.