H1: Wat is aardrijkskunde
B1
Op de wereld zijn grote verschillen, bijvoorbeeld in een woestijn wonen en werken weinig mensen, de mensen die er werken zijn meestal arm. Je hebt ook erg grote steden, daar werken heel veel mensen.
- Bij aardrijkskunde ben je steeds bezig met het beschrijven van gebieden, om ze daarna te vergelijken en te verklaren waarom het zo is.
- Je kunt ook onderzoeken of verschillende gebieden iets met elkaar te maken hebben. Ook al lijkt dat meestal niet zo, het kan toch.
- Bij aardrijkskunde ben je steeds bezig de kenmerken van een gebied te onderzoeken en te vergelijken met die van andere gebieden.
B2
Aardrijkskunde gaat over gebieden. Een gebied of regio is een stuk van het aardoppervlak.
- Natuurlijke landschappen: zijn door de natuur ingericht en de mens heeft er niks aan veranderd. Er zijn dus ook veel natuurlijke elementen.
- Ingericht landschap: is door de mens ingericht, er zijn dus ook veel inrichtingselementen.
Bekijk Figuur 1.3 en 1.4
B3
Je kunt een gebied beschrijven en verklaren:
- Beschrijven: Vraag jezelf : Wat is daar???
- Verklaren: Vraag jezelf: Waarom is dat daar???
Bij verklaren ga je uitleggen hoe iets komt. Je legt een verband tussen 2 of meer dingen.
B4 en B5
Verklaren doe je met factoren, er zijn er 2:
- Natuurlijke factoren: Je verklaart de dingen door de factoren van de natuur.
- Menselijke factoren: Je verklaart door de handelingen van de mens. Er zijn 4 menselijke factoren:
- Economische Factoren : Hoe verdienen mensen hun geld, kijk naar bestaansmiddelen.
- Culturele Factoren: Taal/Godsdienst/Geschiedenis/Gewoonten
- Demografische Factoren: De omvang en samenstelling van de bevolking.
- Politieke Factoren: Wetten/Regels
- Bekijk figuur 1.6
B6
- Bij aardrijkskunde beschrijf je ook gebieden, dit doe je volgens bepaalde stappen. Als je een gebied compleet wilt beschrijven moeten al deze stappen er in voorkomen (Bekijk figuur 1.5 voor alle stappen)
- Als je over al deze onderwerpen info verzamelt kun je een gebied goed beschrijven, voor een verklaring moet je verder zoeken, daarvoor stel je nog meer onderzoeksvragen,onderwerpen kunnen bijvoorbeeld zijn: Natuur? Bevolking? Economie?
B7 en B8
Er zijn verschillende schaalniveau ‘s, bij het grootste schaalniveau werk je grootschalig, bij de kleinste kleinschalig.
- KLEINSCHALIG
- Lokaal
- Regionaal
- Nationaal
- Internationaal
- Mondiaal
- GROOTSCHALIG
Het verschil in schaalniveau is erg belangrijk om 3 redenen: Je beschrijft anders(Als je een groot gebied beschrijft kijk je alleen maar naar de grote lijnen, bij een klein gebied kijk je ook naar de kleinere dingen), je verklaart anders(Je hebt te maken met andere factoren) en je waardeert anders(Als je de grote lijnen bekijkt waardeer je meestal anders als wanneer je ook de details gaat bekijken.
B9
Onderzoek doe je altijd in verschillende stappen:
- 1 Wat ga je doen? Vragen stellen
- 2 Hoe ga je het doen? Plannen
- 3 Doen! Informatie verzamelen en verwerken
- 4 Laten zien. Presenteren
- 5 Terugblik
Bekijk en lees Figuur 1.12 goed!
B10
Bij aardrijkskunde stel je aardrijkskundige vragen dit zijn er 5:
- Beschrijvende vragen
- Waarderende vragen
- Probleemoplossende vragen
- Verklarende vragen
- Voorspellende vragen
Het rijtje vragen wat, waar en waarom daar kun je verder uitwerken, dit doe je ook op een aardrijkskundige manier.
- Schaalniveau vaststellen
- Vergelijken van gebieden
- Indelen van gebieden
- Laten zien dat het gebied deel uitmaakt van een groter gebied.
- Vanuit verschillende invalshoeken bekijken:
- Sociaal-politiek
- Cultureel
- Economisch
- Fysisch –geografisch
B11
Eerst beschrijf je iets, daarna verklaar je het en ten slotte waardeer je het, je geeft je eigen mening, dit doe je ook volgens een stappenplan.
- Wat is het probleem
- Wie zijn er bij betrokken?
- Wat is hun mening over het probleem?
- Wat is jouw eigen mening
Bekijk Figuur 1.13 en oefen dit met Figuur 1.14
B12
De antwoorden op onderzoeksvragen zullen niet altijd voor je klaar staan, soms moet je ze ook opzoeken, dit kan in een bron. Voorbeelden van bronnen zijn: Wikipedia, Google, de Grote Bosatlas etc.
Een andere belangrijke bron is het landschap om je heen en de bewoners. Als je aan hun vragen gaat stellen over het probleem en de mogelijke oplossing heet dat veldwerk.
H2: Hulpmiddelen in de aardrijkskunde
B13:
Bij aardrijkskunde gaat het over het beschrijven en verklaren van regio’s. Kaarten en luchtfoto’s zijn daarbij heel belangrijk.
- Een luchtfoto is een foto recht boven het aardoppervlak gemaakt, hierop kun je zien hoe alles eruit ziet.
- Een kaart is een tekening van een stuk van het aardoppervlak, er moeten in ieder geval 3 dingen op staan:
- Titel
- Legenda (Hierop worden de kaartsymbolen uitgelegd)
- Schaalverdeling (Bijvoorbeeld 1:2000)(Of een schaalstokje)
- Kaarten worden meestal getekend met het noorden bovenaan, is dit niet zo dan moet er ook nog een windroos of een noordpijl op de kaart.
B14
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
echt super handig maar heeft iemand ook een verslag voor havo 1 paragrafen 4,5,6 van hoofdstuk 1?? voor donderdag 12 november please reageer iemand
7 jaar geleden
Antwoordeneen scholier
een scholier
ok leuk
1 jaar geleden