Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 969 woorden
  • 15 februari 2004
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
AK - Atlantis - hfst 1 Naties en Grenzen § 1 - natiestaat = als een bevolkingsgroep, territorium en staat samenvallen. - 3 G’s = groep, gebied en gezag. Dit is de overeenkomst tussen mensen in bijv. hetzelfde huis. Er zijn 6 soorten staten: - staten met een bevolkingsgroep die ook in andere staten woont - staten met een bevolkingsgroep die voor meer dan 95% bestaat uit een bevolkingsgroep: de natiestaat - staten met een duidelijke meerderheid (60% -95%) van de bevolking die tot een groep behoort - staten met een bevolkingsgroep die een groot aandeel (40%- 60%) van de bevolking uitmaakt - staten met 2 bevolkingsgroepen die samen meer dan 65% van de totale bevolking uitmaken - staten met een groot aantal verschillende bevolkingsgroepen § 2 - regionaal bewustzijn = gevoel ergens thuis te horen. Dit kan gelden als land, stad, etc. - cultureel bewustzijn = gevoel tot een bepaalde culturele groep thuis te horen - eenheidsstaat = land waarbij de centrale overheid alles bepaalt - federatie = land waarbij de samenstellende delen een zekere mate van zelfbestuur hebben
§ 3 In de 19e eeuw werd Nederland steeds meer een eenheidsstaat. De regering gebruikte verschillende manieren om dat voor elkaar te krijgen: - dienstplicht = Franse tijd (1813) werd deze ingevoerd voor alle mannen. Zorg voor eenheid van bevolking: bijv. moesten jongens zich aan passen aan regels van de straat. (‘opvoeding’) - belastingplicht = “De onderstand tot de noodwendige behoeften van den Staat is eene geheiligde schuld van ieder burger, ter vergoeding der bescherming, welke hij geniet…” - onderwijs = onderwijs in dezelfde taal (zo worden dialecten 2e rang) en inhoud werd bepaald door centrale overheid (zo kreeg je bijv. vaderlandse GS en AK over de koloniën –> denk aan wij-zij tegenstelling, zorgde ook voor eenheid) § 4 - enclaves in Indië: moslimstaat = Pakistan/ hindoestaat = India - enclave = onderdeel van het grondgebeid van een bestuurlijke eenheid dat geheel omgeven is door grondgebied van een ander bestuurlijke eenheid - deelstaat = gebied dat een onderdeel vormt van een federatie - vrijwel elke staat wordt geconfronteerd met krachten die de staat van binnenuit bedreigen= centrifugale (/middelpuntvliedende) krachten. Dit wordt veroorzaakt door culturele en/of regionale tegenstellingen. - Centripetale krachten zorgen ervoor dat de staat juist bijelkaar blijft. Dit door bijv. dienstplicht, belastingplicht, onderwijs, maar ook vlag, volkslied, etc. -> - Zo hebben hoofdsteden een symbolische rol, het zegt daarom iets over het karakter van het land en doelstellingen van de regering. Veel Europese landen met een sterk centraal gezag hebben de grootste stad als hoofdstad. Voor landen met een meer federale bestuursstructuur is zo’n verschil kleiner. Manieren voor verminderen van de cultuurverschillen binnen landsgrenzen: - culturele minderheden onderdrukken of zelfs uitroeien (bijv: Koerden in Irak) - culturele verschillen kunnen de basis vormen voor een federatief staatsverband (bijv. India) - van minderheidscultuur kunnen verschillende culturele aspecten gemarginaliseerd worden, dwz. buiten openbaar leven houden, beperken tot privé-sfeer. (bijv. streektalen in Nederland) 4 fases hoe een bevolkingsgroep die een minderheid vormt zijn rechten stapsgewijs probeert erkend te krijgen: 1) erkenning van recht op handhaven van eigen culturele identiteit
2) erkenning van recht op gebruik van eigen grond, -stoffen, etc. 3) erkenning van recht om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor het lot van eigen volk en grondgebied
4) erkenning van recht op zelfbeschikking
3 vormen van uiteindelijke zelfbeschikking: 1) regionalisme: vergroten van de maten van zelfbestuur van een gebied binnen een lang. Deze moet wel aan de voorwaarde voldoen dat het groot genoeg moet zijn en ruimtelijk geconcentreerd wonen. 2) irredentisme: zoeken van aansluiting bij een buurland van een groep die nu nog bij een ander land hoort. Randvoorwaarde hierop is dat de groep ruimtelijk geconcentreerd moet wonen in grensgebied van het land waarbij men aansluiting zoekt. 3) separatisme: afscheiding van een gebied dat een eigen onafhankelijke staat wil vormen. Randvoorwaarden zijn: - grote interne verdeeldheid binnen een cultureel sterk gemengde staat - - wegvallen van een ‘gemeenschappelijke’ vijand
Een belangrijk aspect bij afscheidingsbewegingen van welke aard dan ook is de houding van de internationale gemeenschap. Zonder internationale steun is het vrijwel onmogelijk een succesvolle afscheiding te realiseren. Veel landen zijn huiverig om afscheidingbewegingen te erkennen omdat dit mogelijk hun eigen positie in gevaar brengt. Een van de eerste zaken die een regering van een zich onafhankelijk verklarende staat doet, is erkenning vragen bij andere landen. Dat wil niet zeggen dat afscheidingsbewegingen nooit succesvol zijn. De omvang van de staat speelt een rob bij de manier waarop het land bestuur wordt. Het is geen toeval dat de grootste landen van de wereld een federatieve staatsvorm hebben. Kijkend naar de vorm van een land, zijn er 5 typen staten te onderscheiden: 1) Compacte staten: ideale vorm is een cirkel met de hoofdstad in ut midden. Zo zijn alle gebieden goed bereikbaar en is de grens zo kort mogelijk. Dit type komt nooit voor, maar is wel een ideaalbeeld voor sommige. 2) Langwerpige staten: uiterste punten van deze landen liggen ver weg bij het centrum en de kosten om deze uithoeken per (spoor)weg te ontsluiten zijn hoog. 3) Staten met een uitsteekstel: deze smalle uitsteeksels hebben dezelfde nadelen als bij de langwerpige. Bijv. Panama; is nu onafhankelijk. 4) Geperforeerde staten: deze landen omsluiten een ander land. Dit komt weinig voor. 5) Gefragmenteerde staten: hierbij is het grondgebied van een land geen aaneengesloten geheel. In hoeverre een bevolkingsgroep met een eigen (regionale) identiteit een grote mate van zelfbeschikkingsrecht zal weten te verwerven hangt dus van een groot aantal factoren af: - de politieke organisatie van de staat - de sterkte van de eigen identiteit - de economische verwevenheid met andere regio’s - de eigen economische mogelijkheden - de houding van de internationale gemeenschap - de omvang en spreiding van de groep in het land - de omvang, vorm en ligging van het gebied waar deze bevolkingsgroep woont
Hierbij moet je nog bedenken dat een aantal van deze aspecten niet vastligt maar kan veranderen. Sommige staten veranderen van eenheidsstaten in federaties (bijv. België) of juist omgekeerd, eigen identiteit kan versterkt worden of juist afnemen, etc.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.