H4 alle paragrafen

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1832 woorden
  • 26 juni 2016
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
17 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Hoofdstuk 4

 

Paragraaf 1

 

Twee cultuurgebieden

 

Oost- en Zuidoost-Azië zijn twee verschillende cultuurgebieden, toch hebben ze gemeenschappelijke kenmerken:

 

-Hoofdvoedsel is rijst, duidelijk zichtbaar in landschap
-De grond van de akkers wordt arbeidsintensief bewerkt
-‘wij-gevoel’in de groep, succes heb je niet aan jezelf te danken.
-Discipline, gehoorzaamheid en respect
-Werkdagen; 10 uur p.d., 6 dagen p.w.

 

Bevolking: veel mensen

 

In Azië wonen in totaal 4 miljoen mensen, ruim de helft qoont in het oosten en zuidoosten van Azië.

 

De bevolkingsdichtheid is hoog maar, er zijn verschillen.
In het oosten wonen veel mensen dicht op elkaar, bevolkingsconcentraties, en andere delen zijn dunbevolkt. De bevolkingsspreiding is ongelijk.

 

Voor stedelijke gebieden is de hoge bevolkingsdichtheid heel normaal, alleen niet op het platteland. Daarom is het bijzonder dat in Oost en Zuidoost-Azië het platteland ook dichtbevolkt is. Per boer is er weinig ruimte, dus de opbrengst van de producten moet goed zijn. Hiervoor gebruiken ze arbeidsintensieve technieken.

 

Bevolkingspolitiek

 

Elk jaar komen er 15 miljoen mensen bij, dat lijkt veel maar het is veel minder dan een aantal jaren geleden. Veel regeringen remmen de bevolkingsgroei, en met succes. Mensen doen aan family-planning, hierdoor is het aantal kinderen per gezin is gedaald met 2-3.

 

In China mogen gezinnen niet meer dan 1 kind hebben, anders moeten ze een fikse boete betaln, eenkindpolitiek. Hierdoor worden er ongeveer 300 miljoen Chinezen minder geboren.

 

In andere landen werd er alleen reclame gemaakt voor minder kinderen per gezin maar, ging het niet zo ver als bij China.

 

Paragraaf 2

 

Een reus ontwaakt
Tot 1980 was China een streng communistisch land, in die tijd was er geen vrijheid voor bedrijven. Die waren in de handen van de staat. De bedrijven kregen precies te horen war ze moesten maken en doen, planeconomie. Ook was de westerse cultuur helemaal verboden.

 

Na 1980 veranderde dat, in buurtlanden ging het beter dan bij hun, omdat bedrijen daar wel vrijheid hadden, vrijemarkteconomie. Dat systeem werd overgenomen, maar niet overal. Alleen in 7 gebieden, de SEZ’s. Later kwamen er nog meer open gebieden, eerst langs de oostkust en later in het binnenland.

 

De economische vrijheid betekent geen politieke vrijheid in China, het blijft een communistisch land met een mengeling van planeconomie en vrijemarkteconomie.
Wel is de westerse cultuur toegestaan en krijgen de Chinezen stapje voor stapje meer vrijheid.

 

China en globalisering

 

Multinationals vestigen zich graag in China, om de hardwerkende arbeiders, lage lonen, goedkope grond, weinig belastingen en veel vrijheid is om mensen aan te nemen of te ontslaan, globalisering.

 

Het ontwerp van een product komt vaak uit westerse landen. De productie gebeurt vervolgens in een lageloonland. Als ze klaar zijn worden ze weer verkocht in westerse landen, ze zijn dus bedoeld voor export.

 

Chinezen kopen zelf ook luxeartikelen, zoals tv’s, mobieltjes en auto’s. er zijn dus ook in eigen land klanten voor die producten. Met 1,3 miljard inwoners is China een enorme afzetmarkt.

 

Paragraaf 3

 

Snelle urbanisatie

 

In 1980 woonden 4 op de 5 chinezen op het platteland, sindsdien zijn er 300 miljoen gemigreerd naar de stad. De urbanisatie graad neemt snel toe, het urbanisatietempo is dus hoog.

 

De regering ziet in de urbanisatie dé manier om China te ontwikkelen, maar niet zoals in ontwikkelingslanden. De regering wil geen krottenwijken rondom de stad. Daarom bouwen ze in hoog tempo allemaal flats met luxe waar iedere chinees van droomt. Deze flats verdingen de oude buurten en wijkjes, met talloze winkeltjes en marktjes. Veel chinezen maakt het niet uit, ze gaan liever voor een flat, als ze dat kunnen betalen.

 

Push: armoede op het platteland

 

De armoede van 800 miljoen chinezen op het platteland heeft een grote impact op het urbanisatietempo. De meeste boeren zijn zelfverzorgend en alles gaat met de hand.
Met zijn vieren of vijfen doen ze het werk wat ze alleen konden doen, verborgen werkloosheid.

 

De Chineese wetgeving vind dat je in je eigen gebied moet blijven wonen, hukou-systeem.
U zijn de regels van de hukou versoepel, maar zijn chinezen niet vrij om te gaan wonen waar ze zelf willen, ze moeten eerst toestemming vragen. Doen ze dat niet dan word hun ID afgepakt en hebben ze geen recht meer op medische recht en onderwijs. Ze zijn tweederangsburgers in hun eigen land.

 

Gemiddeld is het inkomen op het platteland €250 p.j. dat is weinig, maar elk jaar gaat het iets beter, ze profiteren van de stijgende voedselprijzen en de verlaagde belastingen. Ook sturen vertrokken familieleden af en toe geld op vanuit de stad.

 

Pull: aantrekkingskracht van de stad

 

Jonge chinezen trekken massaal naar de stad, maar wat maakt de stad nou zo aantrekkelijk voor de jongeren?

 

- werk
-lonen zijn hoog (4-5 x zo hoog als op het platteland)
-moderne levenstijl

 

Paragraaf 4

 

Vervuilde steden

 

Het grootste milieuprobleem in Chinese steden is smog. De lucht is dan helemaal wazig van giftige rook van auto’’s, fabrieken en kolencentrales. Smog is erg schadelijk voor je gezondheid.

 

De bedrijven in China willen zo goedkoop mogelijk poduceren, daarom geven ze nog weinig geld uit het milieu. Ze hebben geen filters op hun schoorstenen, de giftige stoffen gaan dus ongezuiverd de lucht in. Kolencentrales zijn de grootste vervuilers en elke week komen er 2 bij.

 

De gele rivier: vervuild en opgedroogd

 

In China liggen de stroomgebieden van 2 grote rivieren, de Huang He of Gele rivier en de Yangtze. Beide ontspringen op het hoogland van Tibet.

 

De Huang He voert slibrijk water aan, het water is hierdoor geel. Het was altijd de levensader van het droge noorden van China. Vroeger waren er veel overstromingen, maar nu droogt de rivier snel op, doordat het watergebruik sterk is toegenomen en er stuwdammen zijn die het water vasthouden.

 

Het weinige water van de gele rivier is ernstig vervuild, omdat fabrieken hun giftige afval in het water dumpen.
Het water is zeer vies enz. ja inderdaad
De Yangtze: ontbost en overstroomd

 

Er zijn veel overstromingen in de benedenloop van deze rivier, vooral in de zomer. Dat heeft te maken me de ‘honger’ naar natuurlijke hulpbronnen. Er zijn op grote schaal bossen gekapt voor houtwinning. Op veel berghellingen groeit niks meer, ze zijn door bodemerosie onbruikbaar geworden.

 

Om de rivier te beteugelen, zijn er stuwdammen gebouwd, daardoor is de rivier nu bevaarbaar. Ook zijn er grote waterkrachtcentrales gebouwd die hydro-elektriciteit opwekken.

 

De bekendste stuwdam is de Drieklovendam, een gigantische dam, de grootste ter wereld. Voor de bewoners is de bouw van de dam ingrijpend, in totaal verdwijnen er 13 grote steden, 140 kleine stadjes en 800 dorpen onder water. De bewoners moesten verhuizen. De dam moet voor goede ontwikkeling in het land zorgen, op deze manier probeert de regering massale migratie te verminderen.

 

Paragraaf 5

 

De natuur in Japan

 

Japan is de tweede economische macht in de wereld, de natuur heeft niet echt meegeholpen. Japan is een eilandenrijk, het bestaat uit 4 grote eilanden en 39.00 kleine eilandjes, voor het verkeer zijn al die eilandjes heel lastig.
Op de eilanden is er veel reliëf, er wonen dus ook weinig mensen. De meeste wonen langs de kust, daar liggen alle rijstvelden, industriegebieden en grote steden.

 

Japan heeft ook weinig delfstoffen, daardoor is er een gebrek aan grondstoffen voor de industrie. En er zijn helemaal geen energiebronnen (aardolie en aardgas) te vinden. Ook ligt Japan op breuklijnen, er komen regelmatig aardbevingen en tsunami’s voor, en soms orkanen en taifoens in de zomer.

 

Opkomst als industrieland

 

In 1945 was Japan al een echt industrieland, terwijl de buurlanden nog arme ontwikkelingslanden waren.
Daar waren 2 factoren voor:

 

-Japan had een strenge, dictariale regering, waardoor buitenlandse bedrijven weinig invloed hadden. De overheid zette zelf bedrijven op die goedkope producten produceerden en exporteerden

 

-De cultuur speelt een grote rol in het succes. Japanners hebben repect voor de medemens, zowel thuis als op werk. Ook hebben ze het ‘wij-gevoel’.

 

Oude en nieuwe tijgers

 

Japan is niet meer het enige industrieland in Azië. In veel landen is de economie snel gegroeid. De oudste tijger is Japan en de nieuwste is China.

 

Japanse bedrijven helpen de economie van die landen. Ze verplaatsen productie van onderdelen naar lageloonlanden.

 

Groene revolutie

 

De groei van Azië zit er goed in, maar er zijn nog altijd achterblijvers. Die landen zijn nog helemaal agrarisch en doen niet aan industrialisering.

 

Er zijn wel verbeteringen op het platteland. De productie van o.a. rijst in tijgerlanden is strek gestegen, door de introductie van nieuwe, snelgroeiende zaden. Het zorgt voor een stille revolutie op het Aziatische platteland.
Er zijn 2 gevolgen:

 

-boeren zijn niet meer zelfverzorgend, maar communistisch

 

-door mechanisatie vertrekken kleine broeren naar de stad

 

Paragraaf 6

 

‘schone’ producten

 

In China hebben veel fabrieken wantoestanden:

 

-Lage lonen
-lange werkdagen
-onbetaald
-gedwongen overwerken
- onveilige machines
-stoffige werkplaatsen
-kinderarbeid

 

Dat ontdekten actiegroepen als play fair en schone kleren kampagne.

 

Multinationals vinden dit nieuws niet leuk, ze verliezen dan hun goede naam. Ze hebben daarom ‘gedragscodes’ opgesteld, ze wille alleen werk leveren aan bedrijven die hun werknemers goed behandelen. Maar niet iedereen houd zich hieraan, waarom?

 

-verplichte overuren door ‘stunten’ van prijzen en korte levertijden

 

-sweatshops, kleine werkplaatsen waar mensen dicht opeengepakt werken

 

Paragraaf 7

 

Etnische minderheden

 

In China wonen er 56 verschillende etnische groepen, de Han-Chinezen zijn de grootste (90% van de bevolking). Ze wonen vooral in het oosten en midden van het land. Het zijn de eigenlijke chinezen die de Chinese taal spreken en Chinese leefgewoontes hebben.

 

Er zijn grote gebieden in China waar de etnische minderheden in meerderheid zijn. Dat zijn de dunbevolkte woestijn- en berggebieden in het westen, noorden en zuiden.

 

Die dunbevolkte gebieden liggen in zelfstandige provincies. Ze heten wel zelfstandig, maar hebben eigenlijk niks te zeggen, het zorgt voor onvrede en spanningen.

 

De Oeigoeren in Xinjiang

 

In het noordwesten van China ligt Xinjiang, het grootste deel heeft een woestijnklimaat. Alleen in oasen is landbouw met irrigatie mogelijk. Het gebied is van strategisch belang, ook liggen er grote voorraden steenkool,aardolie en aardgas. Er wonen ongv. 18 miljoen mensen.

 

Qua cultuur sluit het aan bij Centraal-Azië, maar de overheersende bevolkingsgroep is de Oeigoeren. Hun cultuur lijkt helemaal niet op dat van de Han-Chinezen. Ze hebben een eigen taal en zijn islamitisch, terwijl de meeste Chinezen boeddhistisch of niet-religieus zijn.

 

De Chinese kolonisatie

 

Om de provincies bij China te houden doet de regering 2 dingen:

 

- infrastructuur, Han-Chinezen verbindt met afgelegen minderheidsgroepen

 

-migratie, ze sturen de Han-Chinezen naar die plekken om opstanden etc. te voorkomen

 

Door de migratie van Han-Chinezen voelen Oeigoeren zich steeds meer tweederangsburgers, ze krijgen namelijk slechter betaalt dan de chinezen. Ze zoeken hierdoor aansluitingen bij extremistische islamitische groeperingen, met aanslagen proberen ze aandacht te krijgen voor hun positie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.