Aardrijkskunde H4 §2
Verwering : het verbrokken van gesteente onder invloed van het weer en de werking van planten. Erosie: de uitscheurende werking van stromend water, wind of ijs.
sedimentatie: proces waarbij korrels blijven liggen.
De schakel tussen het zeewater, waterdamp en het water op het land wordt gevormd door de kringloop. Je hebt de korte (verdampt en regent boven zee) en de lange (verdampt en regent boven land) het zoete water maakt niet alleen leven
mogelijk het vormt ook het landschap.
het meeste water valt boven gebieden waar geen mensen wonen, zoals tropische regenwouden, of op momenten wanneer gewassen het water niet nodig hebben zoals in de winter. De waterbalans laat
zien hoeveel water er in een gebied komt en er ook weer uitgaat.
een gebied komt op 2 manieren aan water.
- Door
neerslag.
de nuttige neerslag is het verschil tussen neerslag en verdamping. Het water wat neerkomt verdwijnt voor een deel in de grond, soms blijft het hangen in de bovenste laag, bodemwater. Maar het meeste water zakt dieper weg, grondwater.
- Door
aanvoer van water uit andere gebieden.
in landen zoals Egypte valt weinig regen, maar door de Nijl krijgen ze per jaar toch een behoorlijke hoeveelheid water.
In sommige landen hebben ze onder het land nog diep in poreus gesteente (gesteente met gaatjes)een aquifer (waterhoudende laag) in droge tijden kunnen ze hier
water vandaan pompen.
dit zijn nietvernieuwbare voorraden
(water voorraar die niet of heel langzaam wordt aangevuld)
neerslag en water dat uit andere gebieden komt is de vernieuwbare voorraad(het wordt steeds aangevuld). Als je alleen je vernieuwbare voorraad gebruikt is er sprake van duurzaam waterbeheer.
§3
In een rivier heb je 2 soorten erosie, horizontale
erosie die slijpt brede bochten uit.
En verticale erosie die diept de rivier uit. In traag stromende wateren neemt de sedimentatie sterk toe, de rivier vult zijn eigen bedding, het gevolg is dat een onbedijkte rivier bij een overstroming kiest voor een nieuwe stroomgeul en daarbij de scherpe meanderbochten afsnijdt. Hierdoor wordt na een tijd een delta opgebouwd. De delta’s zijn vaak vruchtbaar. 70 % van de bevolking woont langs een rivier of aan zee.
Soms treedt een rivier buiten zijn oevers dat hangt af van:
- Natuurlijke factoren, de waterafvoer kan in de loop van het jaar sterk verschillen dit heet regiem.
- Bij de overgang van gebergte naar laagland, het kleine stroomgebeid kan het water aanbod niet aan. Bij rotsondergrond neemt de grond niet snel genoeg het water op.
- In laagland kan er plotseling een vloedgolf afzakken, smeltwater samen met regen. De rivier kan de piekafvoer niet verwerken en overstroomt.
- In woestijn- en steppegebieden, de rivier staat een groot deel van het jaar droog, zo’n rivier heet een wadi. Na een flinke regenbui neemt de grond/planten niet snel genoeg het water op waardoor het opzwelt tot een woeste stroom.
- Menselijke factoren, mensen kappen bomen en verstenen het oppervlak en trekken rivieren recht. Het water kan niet meer infiltreren en wordt snel afgevoerd, rivieren krijgen daardoor vaker door piekafvoeren te maken waardoor ze vaker overstromen.
Mensen bouwen nu dijken om het water tegen te houden, daardoor wordt het water opgesloten. Als dán 1 van de dijken doorbreekt overstroomt het water met een verwoestende kracht het lager gelegen land in. Ook het vruchtbare slib wordt niet meer gedumpt in de overstromingsvlakte. Boeren in mali en Niger wachten het hele jaar tot de rivier overstroomt en nadat het vruchtbare slib op het land licht kunnen ze beginnen met poten van plantjes.
§4
Je
hebt veel verschillende soorten kusten.
Riakust: kustvorm met langgerekte en soms vertakte inhammen, ontstaan doordat vroegere rivier-dalen door de
stijgende zeespiegel onder water zijn komen te staan.
duinkust: de grens tussen land en
zee wordt gevormd door een of meerdere duinrijen.
klifkust: steile kust ontstaan door
afbrokkeling van de rotsen door de branding
fjordenkust: kust met diepe inhammen, ontstaan doordat gletsjerdalen door de stijgende zeespiegel onder water zijn komen te staan.
Vorming
van een fjord.
Fjorden komen voor in noordelijke gebieden met vergletsjerd kustgebergte. Tijdens de ijstijd schuurt de gletsjer tot ver voor de kust een diep,
trogvormig dal uit.
na de ijstijd smelt het ijs en loopt het diepe dal vol. Zo ontstaan fjorden en
ria’s
Omdat de gletsjer kleiner wordt laat hij puin achter waar het vroeger was, dat zorgt ervoor dat het water rustiger is dan de open zee. Een ander gevolg is dat de oppervlakte water zoet is door het smelt en regenwater en op diepere diepte
het zout is.
De vorm van de Atlantische kust in west Europa is ontstaan door:
- De stijging en daling van de zeespiegel in het verleden.
- Het verschil in materiaal waaruit de kust is opgebouwd (los, vast, hard, zacht)
In warme periode verschuift de kustlijn landwaarts. In ijstijden schuift de
kustlijn zeewaarts.
in kustgebieden waar veel mensen wonen is de dreiging van overstroming. Die kan uit verschillende hoeken komen.
- Springtij, sprintij ontstaat als zon, maan en aarde op één lijn staan, het is een gevaarlijke combinatie met een op de kust gerichte storm. De vloedstand loopt dan maximaal op
- Kustvorm. Gebieden waar de vorm van de kust het opstuwen van de zee bevordert. Zoals een baai.
- Ondiepe randzee. In ondiepe kustzeeën kan het opgestuwde water door de verhoogde weerstand op de zeebodem moeilijker terug stromen naar de open zee.
- Estuarium. (trechtervormige monding vaneen rivier, ontstaan door de getijden eb en vloed) het water kan door hoog opgestuwd worden.
- Tropische wervelstormen. In een tropische storm zakt de luchtdruk naar 100 millibar. Daardoor wordt de zeespiegel met 10 cm opgetild. Tegelijkertijd maakt de storm golven van 10 meter. Hoosbuien waarbij soms wel 70 cm neerslag valt verhogen de wateroverlast nog eens extra tijdens de storm. Bij de storm nargis vielen na schatting zo’n 140.000 slachtoffers, de overheid liet de hulpdiensten pas na 3 weken helpen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden