H1 Zuid-Afrika en Argentinië

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1658 woorden
  • 30 mei 2017
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
22 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee

H1 Zuid-Afrika en Argentinië

Paragraaf 1

Zeestromen hebben invloed op het Zuid-Afrikaanse klimaat. Er is een berg, de drakenberg.

Er waren Nederlandse migranten, daarom is de taal een beetje hetzelfde. Later kwamen er Britten. Er zijn vier bevolkingsgroepen:

1. zwarten

2. blanken

3. Kleurlingen (gemengd)

4. Indiërs

Tijdens de apartheid was er in Zuid-Afrika een gebied voor de blanken en een gebied voor de zwarten (thuislanden). De zwarten woonden ook bij de blanken, in townships. Er was segregatie. Nog steeds zijn de blanken rijker dan de zwarten.

Zuid-Afrika is rijk vergeleken met de andere landen van Afrika. Ze hebben veel grondstoffen. Het gaat niet goed met de basisbehoeften bij de zwarten.

Paragraaf 2

Kaapstad is verdeeld in een blank en een zwart gedeelte. Een Afrikaanse stad heeft in het midden het centrum, daarom heen de blanke wijken en daar om heen de townships en daar tegenaan zijn krottenwijken geplakt. De krottenwijken zijn onwettig.

De regering wil gemengde wijken, maar dat lukt niet. De blanke wijken zijn heel veel beter dan de zwarte.

Er zijn ook rijkere zwarten, die heten black diamonds. Ze zijn goed voor integratie omdat:

1. Ze gaan wonen in blanke wijken, dan is daar meer integratie.

2. Ze blijven wonen in de townships, dan worden die wijken opgeknapt.

Paragraaf 3

In een krottenwijk zijn er twee soorten huizen:

1. De door de overheid gebouwde huizen, die zijn van steen en hebben meestal leidingwater en riool.

2. Shacks. Dat zijn krotten. Ze zijn niet goed geïsoleerd en hebben geen voorzieningen.

Verder zijn er in een krottenwijk heel veel andere problemen. Geen goede basisvoorzieningen.

De slechte levensomstandigheden komen vooral doordat ze arm zijn en geen werk hebben. Meestal wonen mensen in een township, maar werken ze ergens anders. De regering is bezig om centra en werkvoorzieningen in de townships op te zetten. Ze slopen ook shacks en vervangen die voor betere huizen.

Paragraaf 4

In Zuid-Afrika hebben de grote commerciële bedrijven bijna alle grond, en de zelfvoorzienende hebben net genoeg voor zichzelf.

De regering heeft belooft grond van de blanke boeren op te kopen en aan de zwarte te geven, maar deze landhervorming kost erg veel geld, daarom duurt dat nog wel even.

Het bestaan op het platteland is slecht, er is meestal geen ander werk dan de landbouw. Daarom gaan ze naar de stad in krottenwijken wonen en werken ze in de vluchtsector. De groei van het aantal stadsbewoners noem je urbanisatie.

In Zuid-Afrika is de urbanisatiegraad hoog, er wonen steeds meer mensen in de stad.

Hoe beter het gaat met de economie, hoe kleiner de bevolkingsgroei. In Afrika groeit de bevolking snel, maar niet in Zuid-Afrika. In arme landen sterven mensen ook sneller en jonger.

Zuid-Afrika heeft een duale economie, dat betekend dat een deel van de economie rijk (modern en ontwikkeld)  is en de andere helft arm (traditioneel en achtergebleven).

Paragraaf 5

Argentinië kan je verdelen in vier landschappen:

1. De pampa’s/steppen. Ze zijn soms geschikt voor akkerbouw.

2. Savannes en moerassen. Vochtig en warm.

3. Hooggebergtes. Vlak bij Chili, het is er droog.

4. Hoogvlakte. Steppe en woestijn.

Argentinië lijkt op Europa, omdat het een vestigingskolonie was. Hoe verder je van het centrum gaat, hoe slechter en minder Europees het wordt.

De meeste invloed op de cultuur komt van Spanje. Dat heeft Argentinië ook veroverd. Ze zijn er nog steeds katholiek, er zijn nog steeds grote stukken landbouwbedrijven.

Paragraaf 6

Waarom loopt Afrika achter en is dat niet zo goed als een Europees land?

1. Vijandige stammen zijn door kolonisatie bij elkaar gezet -> burgeroorlogen.

2. Vriendjespolitiek

3. De grond is niet geschikt voor landbouw, geen modernisatie.

4. Verwaarloosde infrastructuur en industrie.

5. De leiders zijn corrupt en geven veel geld aan zichzelf uit.

6. Ze leveren grondstoffen, maar daarvoor is de markt ongunstig. -> schulden

7. Tariefmuren.

Basisboek nummers

30 Temperatuurfactoren

Er zijn drie factoren die invloed hebben op de temperatuur:

1. breedteligging : hoe verder van de evenaar, hoe kouder.

2. hoogteligging: hoe hoger, hoe kouder.

3. land-zee verdeling: hoe verder van de zee, hoe warmer in de zomer en hoe kouder in de winter.

38 Zeestromen

Als de wind boven de zee langdurig in één richting waait, gaat het water stromen, er ontstaan zeestromen. Zeestromen kunnen warm en koud water vervoeren. Zo heeft dat invloed op de temperatuur. Elke zeestroom heeft een naam.

41 Neerslag in een gebergte

51 Klimaatsysteem van Köppen:

A = tropisch regenklimaat

B = droog klimaat

C = zeeklimaat

D = landklimaat

E = koud klimaat

Bij A, C en D kunnen deze extra letters erbij:

f = geen droge tijd

s = droge tijd in de zomer

w = droge tijd in de winter

Bij B:

w = heel erg droog

s = beetje droog

Bij E:

f = eeuwige sneeuw in poolgebieden

h = eeuwige sneeuw in hooggebergte

t = toendra

124 Multiculturele samenleving

Multiculturele maatschappij

Mensen uit verschillende culturen leven met elkaar samen.

Culturele/etnische minderheden

Meestal is er een cultuur het grootst, de rest is dan dit.

Maatschappelijke segregatie

Als mensen uit verschillende culturen weinig of geen contact met elkaar hebben. (andere scholen en sportclubs)

Integratie

het tegenovergestelde van segregatie, mensen uit verschillende culturen leven gewoon bij elkaar.

Assimileren

Als migranten steeds meer elementen van de overheersende cultuur overnemen.

155 Etnische wijken

Ruimtelijke segregatie

het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken.

Etnische wijk

Een wijk met alleen personen met bijvoorbeeld dezelfde godsdienst of taal.

Het voortbestaan van etnische wijken heeft te maken met deze drie factoren:

1. Mensen zoeken de veiligheid van hun eigengroep, ze kennen daar bijvoorbeeld de taal al en er zijn speciale godsdienstdingen of winkels.

2. Ze zijn te arm voor een huis buiten de wijk.   

3. Als ze ergens anders gaan wonen, worden ze misschien gediscrimineerd.

170 Tweedeling in de wereld

Ontwikkelingspeil

Hoe ver een land ontwikkelt is op een bepaald moment.

Ontwikkelde landen

Landen met een hoog ontwikkelingspeil. Ze zijn rijk.

Onontwikkelde landen

Landen met een laag ontwikkelingspeil. Ze zijn arm.

172 Kenmerken van ontwikkeling:

In dit nummer staat eigenlijk alleen dat in de nummers die hierna komen, alle basis kenmerken van ontwikkeling worden uitgelegd. Daarmee meet je het ontwikkelingspeil. Dit zijn ze:

1. inkomen

2. basisbehoeften

a. voedsel

b. huisvesting

c. onderwijs

d. gezondheidszorg

Verder kan je de ontwikkeling meten met:

3. bevolkingsgroei

4. bestaansmiddelen

5. verdeling stad-platteland

173 Basiskenmerk: inkomen

Je kan dit basiskenmerk (indicator) ook BNP noemen, Bruto Nationaal Product. Dat is het geld dat allen inwoners van een land samen verdienen, gedeeld door het aantal inwoners van het land. Dit is geen goede indicator, omdat er hele rijke en hele arme mensen in een land kunnen wonen.

Een andere indicator van inkomen is het BBP, het Bruto Binnenlands Product. Dat is de totale productie in een land, uitgedrukt in geld. Het verschil met het BNP is dat daar naar alle inwoners van een land wordt gekeken, ook als ze in het buitenland werken. Buitenlanders die in dat land werken, tellen niet mee.

174 Basiskenmerk: basisbehoeften

Er zijn vier basisbehoeften. Ze zijn gelijk ook basiskenmerken. Dit zijn ze:

1. Voedsel. Het wordt uitgedrukt in kilojoules, eiwitten en vitaminen.

2. Huisvestiging. Het percentage huizen met een waterleiding en riolering.

3. Onderwijs. Het percentage analfabeten en mensen met een diploma.

4. Gezondheidszorg: De artsendichtheid (het aantal inwoners per arts) en zuigelingensterfte (Het aantal kinderen dat in het eerste levensjaar sterft.

175 Voedsel

Er zijn twee soorten honger:

Kwalitatieve honger/ondervoeding

Als mensen wel genoeg eten, maar de kwaliteit van het voedsel is niet goed (genoeg).

Kwantitatieve honger

Als mensen te weinig eten eten.

176 Huisvesting

Plattelands huizen zijn goed, ze hebben alleen geen riolering en water.

Je hebt elitewijken, met goede huizen voor de elite.

Je hebt krottenwijken, als ze langer bestaan, zijn ze meestal beter, omdat de bewoners de huizen dan hebben opgeknapt.

177 Onderwijs

Er zijn analfabeten door:

1. Er zijn te weinig school(spullen) of de scholen zijn te ver weg.

2. Kinderen moeten werken.

Er zijn ook kinderen die overdag werken en zo ’s avonds naar school kunnen.

178 Gezondheidszorg

In arme landen is er een lagere levensverwachting. Dat komt vooral door de huizen en het eten.

179 Beroepsbevolking in de eerste sector

In arme landen zijn boerenbedrijfjes vaak zelfverzorgend. In rijke landen zijn ze commercieel.

Als je van zelfverzorgend commercieel wordt, heet dat commercialisering.

181 Beroepsbevolking in de derde sector

In rijke landen is de dienstensector is de grootste, in arme meestal de tweede grootste.

In rijke landen betaalt de dienstensector meestal het best, omdat je daar voor opgeleid moet zijn, in arme landen zijn daar juist mensen die geen opleiding hebben gehad (schoenpoetsers). Daar heet deze sector ook wel vluchtsector. Je kan hem ook informele sector noemen, omdat de regering niet precies weet hoeveel mensen er werken.

183 Tempo bevolkingsgroei

De geboortecijfers in de derde wereld zijn groter dan in de rijkere landen. Dat komt door:

1. er is te weinig geld en kennis is voor family-planning.

2. Kinderen kunnen werken en je verzorgen als je oud bent.

3. Sommige godsdiensten verbieden family-planning.

194 Kolonisatie en dekolonisatie

Vroeger jatten mensen land en bouwden daar koloniën. Koloniën leverden stoffen aan het moederland. De mensen van het moederland stichten daar plantages. Dat is een landbouwonderneming waar één soort gewas wordt verbouwd. Als een bedrijf één gewas verbouwd, noem je dat monocultuur. Als een kolonie weer van zichzelf wordt, noem je dat dekolonisatie.

195 Soorten koloniën

Er zijn twee soorten koloniën:

exploitatiekoloniën

Koloniën die grondstoffen leveren aan het moederland.

vestigingskoloniën

Koloniën waar Europeanen zich gingen vestigen omdat in hun thuisland er te weinig werk was.

201 Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingslanden krijgen hulp van rijkere landen.

Structurele hulp/duurzame hulp

Hulp die is bedoeld om blijvend verbetering aan te brengen.

Noodhulp

Hulp die is bedoeld om mensen na een ramp in leven te houden.

joint venture

Een land en een bedrijf die samenwerken om hulp te verlenen.

bilaterale hulp

Eén land dat hulp geeft aan een ander land.

multilaterale hulp

Meerdere landen die samen hulp verlenen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.