H.1 Wereldbeeld
§1 – Patronen: verschillen in welvaart
Welvaart meten:
- Bbp/hoofd (bruto binnenlands product)
- Samenstelling van de beroepsbevolking
- VNontwikkelingsindex (inkomen, levensverwachting, analfabetisme) → het gaat van 0 tot 1, Nederlands is 4e met 0,91.
Nadelen van bbp/hoofd:
- In sommige landen is 1 dollar meer waard dan in andere.
- Informele sector telt niet mee.
- Bbp is gemiddeld en telt sociale en regionale ongelijkheid niet mee.
3 hoofdgroepen in de wereld:
- Centrum → rijk
- Semiperiferie → aan het groeien
- Periferie → arm
Hoe armer een land, hoe meer mensen werken in de landbouw.
§2 – Patronen: bevolkingsspreiding en cultuurgebieden
Bevolkingsdichtheid = gemiddeld aantal mensen per km2.
Bevolkingsspreiding = waar mensen wonen.
Verklaringen bevolkingsspreiding:
- Natuurlijke mogelijkheden → gunstig klimaat, vruchtbaar, genoeg water en niet te bergachtig.
- Ligging → gebieden die dichtbij economische kerngebieden liggen zijn rijker.
- Koloniaal verleden.
Natuurlijke omstandigheden hebben grote invloed op bevolkingsdichtheid en -spreiding.
Acculturatie = cultuurvermenging.
Diffusie van cultuur elementen door:
- Kolonialisme
- Internationale migratie
- Moderne communicatie
- Internationale handel
- Toerisme
Op 3 schaalniveaus:
- Mondiaal (over de hel wereld)
- Nationaal (ene land naar andere)
- Regionaal (stad → platteland)
§3 – de politieke en sociale wereldkaart
195 onafhankelijke staten die je kunt indelen in 3 groepen:
- Democratie → vrije verkiezingen met grote invloed op het bestuur.
- Beperkte democratie → 1 of 2 partijen om te stemmen, corruptie, groepen worden uitgesloten om te stemmen (bijv. vrouwen).
- Dictatuur → 1 partij/persoon aan de machten, weinig/geen mensenrechten.
Regel 1: sinds 1990 neemt het aantal democratische landen toe.
Regel 2: het democratisch gehalte in rijke landen is in het algemeen hoger dan in arme landen.
Regel 3: onderwijs kan bijdragen aan het democratisch gehalte.
§4 – Samenhang: ontwikkeling en werk
Hoe armer een land, hoe grote het aandeel van de agrarische beroepsbevolking
3 ingrijpende veranderingen:
- Agrarische revolutie: jagen/verzamelen → landbouw.
- Industriële revolutie: handarbeid → fabriek
- Opkomst dienstenmaatschappij en de digitale revolutie (1990).
Komt door:
- Stijging arbeidsproductiviteit door mechanisering, automatisering en robotisering.
- Stijging welvaart (meer vraag naar hoogwaardige goederen en diensten).
Internationale arbeidsverdeling verschuift
↓
Zichtbaar aan:
- Verdeling beroepsbevolking
- Samenstelling beroepsbevolking
↓
- Centrum levert zakelijke en financiële diensten
- Semiperiferie levert industriële producten
- Periferie levert grondstoffen
Nadelen grondstoffen in de handel:
- De prijzen stijgen minder snel dan die van eindproducten.
- De prijzen dalen en stijgen erg veel in de wereldmarkt.
- De oogst kan mislukken.
§5 – Samenhang: ontwikkeling en demografie
Bevolkingsgroei: geboortecijfer – sterftecijfer (natuurlijke groei)
vestiging – vertrek (vestigingsoverschot/sociale groei)
Hoe lager de welvaart, hoe hoger de vruchtbaarheid/natuurlijke bevolkingsgroei.
Relatieve groei neemt af, absolute groei neemt toe. Oorzaak?
- Er zijn veel ‘moeders van morgen’, maar die krijgen minder kinderen dan hun moeder, dus de vruchtbaarheid neemt af.
- Stijging levensverwachting.
Redenen waarom arme landen vaak een hoog geboortecijfer hebben:
- Demografisch: jonge leeftijdsopbouw dus veel vruchtbare vrouwen.
- Onderwijs: beter onderwijs zorgt ervoor dat vrouwen minder snel trouwen en meer weten van geboorte beperking.
- Religie: sommige religies wijzen er abortus en voorbehoedsmiddelen af.
- Cultuur: in sommige culturen zorgen veel zonen voor veel aanzien.
- Gezondheid: hoge kindersterfte.
- Armoede; direct verband met stijgende welvaart en dalende vruchtbaarheid.
Demografisch transitiemodel:
- Fase 1: hoge geboorte + hoge sterfte → bevolking normaal
Veel geboorte: geen voorbehoedsmiddelen, zorgen voor ouder later, helpen met werken, reservekinderen.
Hoge sterfte: weinig voedsel, slechte medische voorzieningen.
- Fase 2: hoge geboorte + dalend sterftecijfer → bevolking groeit snel (periferie)
Dalende sterfte: medische voorzieningen, meet eten & water en riolering.
- Fase 3: dalende geboortes + lage sterfte → groei neemt af (semiperiferie)
Dalende geboortes: voorbehoedsmiddelen, minder kinderen nodig, kinderen kosten geld, scholing, emancipatie.
- Fase 4: lage geboorte + lage sterfte → bevolking normaal (centrum)
- Fase 5: lage geboorte + sterfte neemt toe → vergrijzing
§6 - Samenhang: ontwikkeling en verstedelijking
Verstedelijking: het proces waarbij er meer mensen in steden gaan wonen.
Oorzaken groei van steden in de 3e wereld:
- Trek van het platteland naar de stad.
- Uitbreiding van de steden.
- Natuurlijke bevolkingsgroei.
In rijke landen er nu veel suburbanisatie. Door verbeterde infrastructuur kunnen mensen nu buiten de stad wonen.
§7 – Voedsel: productie, handel en consumptie
Voedselgewas: plantaardige voedselgewassen die worden verbouwd in eigen land.
Handelsgewas: gewassen die speciaal voor handel worden geteeld.
Voedsel van het ene naar het andere gebied overbrengen heeft alleen zin als het voldoet aan de theorie van Ullman:
- Complementariteit: het ene gebied biedt iets aan waar in het andere gebied vraag naar is.
- Transporteerbaarheid: de relatieve afstand moet niet te hoog zijn.
- Geen tussenliggende mogelijkheid: je importeert van de optie die het meest dichtbij is.
Kwantitatieve honger: te weinig calorieën.
Kwalitatieve honger: te weinig eiwitten/vitaminen (slechte kwaliteit).
§8 – Globalisering en het voedselvraagstuk
Comparatieve voordelen: treden op als een land een bepaald product goedkoper kan produceren in vergelijking met andere producten.
2 valkuilen bij exportlandbouwen:
- Waar meer rond wordt gebruikt voor exportlandbouw, is er minder grond voor voedsellandbouw, dus de voedselproductie daalt.
- De efficiënte en goedkope productie verslaat de traditionele landbouw in productie per ha per persoon.
De voedselproductie kan nog sterk stijgen, onder andere door 2 technologische ontwikkelingen:
- De groene revolutie: door het kruisen en/of veredelen van gewassen ontstonden er nieuwe gewassen met een veel hogere opbrengst.
- Genetische modificatie: in het DNA van planten/dieren worden nieuwe genen toegevoegd, waardoor ze de eigenschappen kunnen aanpassen.
REACTIES
1 seconde geleden