Grenzen
1. Politieke geografie: Politieke geografie is een deelvak van de geografie. De politieke geografie onderzoekt in hoeverre grenzen invloed hebben op ruimtegebrek. Vragen van politiek geograaf: *In welke mate belemmeren grenzen mensen in hun ruimtelijk gedrag? *Waarom is het effect op de ene plek op aarde sterker dan op de andere?
Veel staatsgrenzen hebben een negatief effect op mobiliteit van mensen. (Gastarbeiders)
Politieke geografie bestudeerd ook de relatie tussen geografische factoren en regio’s zoals gemeenten, werelddelen enz. (Waarom wonen mensen op een bepaalde plek?)
Politieke geografie houdt zich ook bezig met overeenkomsten en verschillen tussen politieke verschijnselen op verschillende plaatsen op aarde. (Verschil stemgedrag stad en platteland)
VINEX- vierde nota extra - Verschillende type woningen voor menging bevolkingsgroepen.
Politiek invloed op inrichting ruimte: VINEX. Ruimtelijke processen inrichting politiek: Protest aanleg wegen door dorp.
2. Territorium: Exclusieve recht: Niemand mag iets doen zonder jouw toestemming. Afgrenzen: Bijv. deur van kamer op slot. Identificeren: Bijv. kamer inrichten zoals jij je thuis voelt. (Mensen in Nederland identificeren zich met taal, klimaat, landschap enz.) De drie kenmerken van een territorium: *Exclusiviteit: Een territorium is een gebied waarop een groep mensen die exclusief aanspraak meent te maken. *Afgrensbaarheid: Een territorium is een gebied waarvan een groep mensen de grens kunnen aangeven. *Identiteit: Een territorium is een gebied waarmee een groep mensen zich identificeren.
3. Regionaal bewustzijn: Wanneer iemand zich sterk verbonden voelt met de regio waarin hij woont noem je dat regionaal bewustzijn. De Koerden maken aanspraak over het over vele landen verdeelde Koerdistan dat noem je exclusiviteit.
4. Grenzen: Natuurlijke grenzen: Wanneer elementen in een landschap een natuurlijke barrière vormen. (zeeën, rivieren, bergen enz.) Fysiek ruimtelijke structuur: Als het aan alle kanten wordt begrensd door iets natuurlijks. Kunstmatige grenzen: Door mensen vastgesteld. Kan komen door: verovering, vertraging, splitsing of juist samenvoeging van staten. Gesloten grenzen: Hekken of controle posten. Open grenzen: Geen duidelijk kenmerk van grens. Territoriale wateren: Wateren van een bepaalde staat tot op 12 mijl vanaf de kust. EEZ: exclusieve economische zone- Kuststaten kregen daarmee het recht tot 200 mijl uit de kust.
5. Exclaves en enclaves: Enclave: Deel van een staat dat volledig binnen een andere staat ligt. Exclave: Enclave bezien vanuit waarin dit stuk land ligt. Het gezichtspunt bepaalt of het om een enclave of om een exclave gaat. Voorbeeld: Baarle-Hertog in Noord-Brabant en het is van België.
De aarde verdeeld.
6. Afbakening van landgroepen: De aarde is te verdelen in landgroepen van landen die vanwege bepaalde kenmerken bij elkaar horen. Kenmerken: ligging, gemeenschappelijk kenmerk enz.
7. Staten: Een staat is een politiek geordende samenleving met een eigen, soevereine (onafhankelijke) overheid op een afgebakend grondgebied. Soeverein –onafhankelijk. Kolonie –afhankelijk gebied dat bestuurd wordt door moederland. Protectoraat- zelfstandige staat die op vrijwillige basis bescherming geniet van een mogendheid.
8. Bestuurlijke onderverdelingen binnen staten: Binnen de grenzen van een staat zijn er grenzen die kleinere bestuurlijke eenheden omsluiten. Provincies ontstaan door hertogdommen en adellijke bezittingen uit 16e eeuw. Provincies zijn in Irak governorates of muhafadha.
9. (De)centralisatie: Gedecentraliseerd bestuur: Regering heeft deel zeggenschap overgedragen aan kleinere regio’s. Confederatie/statenbond - als samenwerkende regio’s niet samen onder een sterk centraal gezag vallen. (Bijv. Zwitserland) Federatie/bondsstaat – Afzonderlijke politieke eenheden gaan op in een overkoepeld politiek systeem. (Bijv. VS en Mexico)
Nederland is een gecentraliseerde staat - als de regering iets bepaald kan de provincie er niets tegen in brengen. Provincies hebben een belangrijke rol op het gebied van ouderzorg, gezondheidszorg en jeugdhulpverlening. Gemeenten voert beleid dat gericht is op bewoners. Provincie neemt overkoepelende besluiten.
10. Functionele en formele regio’s: Functionele regio’s: Gebieden waarin dorpen, steden of leefgebieden door relaties aan elkaar verbonden zijn. Voorbeelden: Migratie, forensisme, bestuur, economie, cultuur enz. Stadsgewest is een functionele regio. Stadsgewest bestaat uit een centrale plaats met kleinere kernen daaromheen die samen en functioneel geheel vormen. De kleinere kernen zijn op een of meer criteria aan een plaats gebonden. Ze maken bijvoorbeeld gebruik van voorzieningen of er werken veel mensen. Formele regio: gebieden die als een geheel worden beschouwd omdat daar een of meerdere verschijnselen centraal staan. Voorbeeld is een landbouwgebied waar veel maïs verbouwd wordt. Een ander voorbeeld is een Euregio deze regio is ontstaan uit een samenwerkingsverband van lokale en regionale overheden aan weerszijden van staatsgrens in de EU.
11.Stadsprovincies: Stadsprovincie –Een groter bestuurlijk geheel bestaand uit een of twee grote gemeenten met de omliggende kleinere kernen. Het neemt de bevoegdheid op van :infrastructuur, woningbouw, milieu, onderwijs, politie, brandweer en economische ontwikkelingen. Voorbeelden: Rijnmond -Rotterdam en Haaglanden -Den-Haag en omstreken.
12. Bestuurlijke herindeling: Bij bestuurlijke herindeling worden bestuurlijke grenzen aangepast, vaak om het bestuur te vergemakkelijken of om schaalvoordelen te behalen. Door bestuurlijke herindeling veranderen het aantal gemeenten en de samenstelling ervan. Recente herindelingen vonden plaats om kosten te besparen, beter 1 gemeentehuis dan 3. Stadsdeel -Samenvoeging van aantal wijken. Gemeentelijke bevoegdheden zijn overgedragen aan stadsdeelkantoren. Kleine gemeentes protesteren hiertegen omdat ze bang zijn dat identiteit verloren gaat en door schaalvergroting -afstand tussen burger en overheid te groot.
13. Wijken: Steden kunnen worden verdeeld in wijken. Wijken zijn eenheden van een stad die een eenheid kunnen vormen op verschillende criteria. Bijvoorbeeld huizen die in dezelfde periode zijn gebouwd, functie is het een woonwijk of een kantoorwijk, status van een wijk - arbeiderswijken of elitewijken. Grenzen wijken bestaan meestal uit wegen, water, park, industrieterrein enz.
Factoren.
14. Factoren die territoriale conflicten bepalen: Om territoriale conflicten te kunnen begrijpen moet je drie factoren bestuderen: *sociaal-culturele –Hangen samen met bevolkingsgroepen die in een land wonen. Verschillen in ras etniciteit, taal, religie enz. *politieke –Staatsvorm, staatsinrichting en bestuursvorm. *economische -Bestaansbronnen van een land. Mate van economische onafhankelijkheid, welvaart bevolking.
Sociaal -culturele factoren.
15. Volk, natie en staat:
Volk: groep mensen die zich verbonden voelen door gemeenschappelijke geschiedenis, taal, cultuur en iconografie.
Iconografie: zaken waaraan mensen symboolwaarde hechten zoals: vlag, kledendracht en vrijheidsstrijd. Voorbeeld Zigeuners.
Natie: Gemeenschappelijke kenmerken en verbondenheid door grondgebied. Voorbeeld Koerden.
De Koerden hebben soennitische en sjiïetische stroming. Sjiïeten zijn voor leiderschap op basis van overerving. De soenieten zijn voor gekozen leiderschap.
Koerdistan is verdeeld over Perzië en het Osmaanse rijk.
Friezen voelen zich verbonden door hun eigen taal
Staat: Voelt zich verbonden met grondgebied en bevolkingsgroep heeft soevereine macht over territorium.
Vorming:
Staat: officieel op papier vastgelegd. Met datum aan te geven.
Natie: gevoelens en emoties bevolking. Alleen globaal aan te geven.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden