§1.1
Internationale arbeidsverdeling: Nergens produceren mensen alles nog zelf
Handelsrelaties
Schommelingen in economieën hangen met elkaar samen
Ondernemingen kunnen zich overal vestigen
Afhankelijkheid van hulpbronnen uit andere landen
Wereldsysteem:
Kern: - Veel handel in kern en tussen kernen
- Bestuurd de rest van de wereld
Semi-Periferie: - Exporteert industrieproducten naar de kern
- Neemt middenpositie in
Periferie: - Productie voor de kern/semi-periferie
- Uitvoer vooral landbouw/mijnbouwproducten
- Lage inkomens, lage productiviteit
Veranderingen:
Landen klimmen op/landen vallen af
Landen veranderen van positie: global shift: verschuiving zwaartepunt
Handel in andere producten: Primaire producten ==> Secundaire producten
Productiefactoren:
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Ondernemersschap
§1.2
Voor ±1500 geen wereldsysteem want de elementen en de relaties daartussen ontbraken:
Geen staten
Handel binnen de regio's
Geen handels- / kapitaalstromen tussen staten
Door de ontdekkingsreizen werden de regio's verbonden
De koloniën waren voor de productie van handelsproducten
Succes van West-Europa is te wijten aan:
Kapitalistische markteconomie
Staten stimuleerden door middel van infrastructuur ==> eenheid en economische ontwikkeling
Veel inkomsten door handel en koloniën
Door bovenstaande voorwaarden was de industriële revolutie mogelijk
In industriële revolutie: massaproductie
Daarvoor afhankelijk van producten uit andere landen.
Exploitatiekolonies voor deze natuurlijke hulpbronnen en de afzet van deze massaproductie
De VS waren een vestigingskolonie
Succes na onafhankelijkheid te wijten aan:
Veel onontgonnen gebied beschikbaar voor ontwikkeling
Frontier: Grens tussen verkend en niet verkend gebied
Hegemoniale staat: staat die en dominante rol speelt in het wereldsysteem
Imperialisme: Volledige beheersing van een perifeer land door een kernland: Afrika, Azië, Eilanden in de Stille Oceaan
Na WO2
Planeconomie: alles door de staat geregeld/gecontroleerd = Communisme
Neokolonialsme: Invloed van kernlanden op perifere landen gehandhaafd
Na de dekolonisatie bleef alles ongeveer gelijk.
export gericht op één centrumland (met soms één product)
ruilvoetverslechtering: uitvoer primaire producten <=> import industrieproducten
Machines worden relatief duurder
Door import industrieproducten uit kernlanden werd de eigen industrie vernietigd
Uitschuiving: Verplaatsing productie naar perifere landen (Nieuwe Industrielanden/NIC-landen)
§1.3
Absolute afstand: Afstand hemelsbreed gemeten in een afstandsmaat
Relatieve afstand: Afstand gemeten in tijd, moeite en kosten
Tijd/ruimtecompressie: Afnemen relatieve afstand
Hubs/Spokes:
Voordelen elektronische snelweg Nadelen elektronische snelweg
Goede afstemming levering producten Energie afhankelijkheid
Dienstverlenende activiteiten kunnen worden verplaatst Risico van virus-software
Snelle uitwisseling kennis en kapitaal Misbruik van informatie
Deelvragen §1 t/m §3:
1.1
Waarom spreken geografen steeds meer over een systeem van landen?
Hoe is het wereldsysteem economisch georganiseerd?
1.2
Hoe is het patroon in het economisch wereldsysteem ontstaan en welke rol speelden de hegemoniale staten hierbij?
1.3
Welke transport- en communicatietechnologie maakte de samenhang tussen landen mogelijk?
REACTIES
1 seconde geleden