Samenvatting Aardrijkskunde Systeem Aarde.
1
1.1
De aarde bestaat al zo´n 4,6 miljard jaar. Om een beeld hiervan te geven is er een geologische tijdschaal (blz 7) waarin tijdperken beschreven staan. Deze zijn te onderscheiden door het verschillende planten- en dierenleven of het karakter van het gesteente. Men heeft de gegevens kunnen bepalen mede door fossielen.
Asthenosfeer = een na buitenste laag van de aarde, heet en plastisch.
Lithosfeer = buitenste laag, afgekoeld en vast. (blz 8)
De aarde bestaat uit de kern, de mantel, en de korst. Dit weten we dankzij studie over aardbevingen en vulkanen. De kern is erg heet, en in het midden vast. De mantel is plastisch, en de korst is hard. De korst is onder continenten dikker dan onder oceanen. Je hebt dus de continentale korst en de oceanische korst. De eerste bestaat uit hoofdzakelijk graniet, de ander uit basalt.
1.2
In de 19e eeuw kwam men erachter dat de losse continenten in het verleden een supercontinent is geweest. Dit door overeenkomende flora en fauna in verschillende continenten, deze theorie heet ‘continental drift’. Ze ontdekte die midden-atlantische rug, een 19.000 kilometer lang gebergte in de oceaan. Aan beide kanten van deze rug is de aardkorst jong, en hoe verder je er vanaf gaat, word deze ouder. Door het lava wat hieruit komt, worden de platen steeds verder uit elkaar geduwd.
1.3
De lithosfeer bestaat ui ongeveer 15 platen waarvan er 6 een stuk groter zijn dan de rest. Deze platen drijven als het ware op de asthenosfeer. Dit komt door de hitte binnenin de aarde. Hoe hoger het materiaal komt, hoe kouder het wordt en hoe meer de massa toeneemt. Als het zwaar genoeg is zakt het weer naar beneden. Dit word convectiestroming genoemd. Door deze convectiestromen bewegen de platen. Dit gaat erg langzaam. Maximaal enkele decimeters per jaar. Over miljoenen jaren heeft dit toch drastische gevolgen.
Platen kunnen op drie verschillende manieren bewegen. Namelijk:
- Divergentie, de platen bewegen van elkaar af. Dit gebeurt met name op de bodem van oceanen waar de aardkorst ontstaat. Hierdoor ontstaan onderzeese ruggen. Het vulkanisme wat hiermee gepaard gaat is vaak rustig.
- Convergentie, de platen bewegen naar elkaar toe. Het kan gebeuren dat een oceanische plaat tegen een continentale plaat botst. De oceanische plaat zal onder de continentale schuiven, omdat hij zwaarder is: Subductiezone. Hier is altijd een trog, en vaak ook een gebergte. Er kunnen zeer zware aardbevingen voorkomen in een subductiezone. Als er twee oceanische platen botsen, zal de oudste, meest afgekoelde en dus zwaarste zakken. Het gevolg hiervan is een vulkanische eilandboog. Als er twee continentale platen botsen, zal geen van beide onder de ander duiken, ze hebben dezelfde massa. Er zal een plooiingsgebergte ontstaan. Dit gaat vaak gepaard met aardbevingen.
- Transforme beweging, de platen schuiven langs elkaar heen. Dit langs elkaar schuiven gaat met horten en stoten en is gevaarlijk. Er zullen diverse blokken gesteente ontstaan die langs de breuken kunnen verschuiven. Naast een horizontale verschuiving, kan er ook op- en afschuiving plaatsvinden. Er kunnen horsten (hooge gebieden) en slenken (lage gebieden) ontstaan. Dit worden breukgebergten genoemd.
1.4
Bij een eruptie komt er magma naar buiten, dit is afkomstig van de haard. De diepte en grootte van de haard hebben invloed op de kenmerken van de uitbarsting. Een vulkaan kan ook gassen en as produceren. Vulkanen komen het meest voor aan de randen van platen, met name convergerende platen. De vulkanen die niet op de rand van platen liggen, liggen op hotspots. Deze ontstaan doordat hete pluimen uit het onderste deel van de mantel naar boven komen. Hierboven ontstaat dan een vulkaan. De hotspots bewegen niet mee met de platen, waardoor er in de loop van miljoenen jaren een rij vulkanen kan ontstaan.
Op basis van de vloeibaarheid van de magma bij een uitbarsting, kunnen we verschillende vulkaansoorten onderscheiden.
- De Schildvulkaan heeft een licht gebogen oppervlaktevorm. Het lava is erg vloeibaar en kan daardoor ver weg stromen. Bij zo’n effusieve, rustige uitbarsting, worden meerdere lagen lava afgezet. Je vindt deze veel op hotspots en mid-oceanische ruggen. Spleeterupties zijn vaak ook erg effusief.
- Stratovulkanen zijn de meest mooie en dodelijke vulkanen. De lava is taai vloeibaar en vormt kegels. De vulkaan is opgebouwd uit verschillende lagen lava. De erupties, veel bij dubductiezones, zijn erg explosief.
- Caldeira. Deze soort ontstaat als het dak van de magmakamer instort. In de diepte die ontstaat, vormt zich een kratermeer.
Door de bewegingen in de lithosfeer bouwen er spanningen op tussen platen. Bij ontlading hiervan ontstaan aardbevingen. Het punt waar de aardbeving ontstaat heet het hypocentrum. De plek op het aardoppervlak precies boven het hypocentrum, heet het epicentrum. De meeste aardbevingen komen voor bij botsende platen. Een tsunami is een extreem hoge golf die ontstaat door een aardbeving onder de oceaan. Deze golf kan wel dertig meter hoog zijn en zich met 800km per uur verplaatsen. Dit omdat de trillingen erg heftig zijn.
2
2.1
De aarde is opgebouwd uit 4 sferen:
- atmosfeer: lucht
- lithosfeer: vast gesteente
- hydrosfeer: water
- biosfeer: leven
Deze sferen vallen ook weer te onderverdelen. De motor achter de sferen is de zon, en de sferen hebben invloed op elkaar. Er is sprake van een wisselwerking tussen de sferen. Als er iets gebeurd in een sfeer, heeft dat dus altijd gevolg op een of meerdere andere sferen.
In de gesteente kringloop gaat men er vanuit dat er drie soorten gesteente zijn. Stollingsgesteenten, sedimentgesteenten en metamorfe gesteenten. Elk soort kan worden gevormd uit de andere twee.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden