Endogene en Exogene processen

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 980 woorden
  • 6 december 2014
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
5 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

OPBOUW VAN DE AARDE

Korst

Licht gesteente, drijft op de mantel.

Oceanische korst = 7km dik

Continentale korst = 40km dik

Mantel

Zwaarder gesteente dan de korst. De onderkant wordt verwarmd door de kern. Om deze warmte kwijt te raken, gaat het gesteente bewegen. Niet gesmolten à door te hoge druk. Asthenosfeer (wel gesmolten laag) en lithosfeer (vaste gesteente + aardkorst). Convectiestroming is de beweging van het vaste gesteente.

Kern

Bestaat vooral uit ijzer, de radioactieve elementen produceren de warmte. Binnenkern (= vast) + buitenkern (= vloeibaar)

HOOFDSTUK 2 ENDOGENE EN EXOGENE PROCESSEN PARAGRAAF 1 T/M 5
 

PARAGRAAF 2 OPBOUW AARDE

Oceaanbodem – basalt ( zware steen )

Continenten – graniet ( lichtere steen )

Omdat de oceaanbodem zwaarder is, zakt deze verder weg dan de continenten.

De aardkorst drijft op de aardmantel.

Midoceanische rug =onderwatergebergte op de oceaanbodem, loopt over de hele                                  wereld.

De aardkorst bestaat uit twee soorten korst. De lichtste aardkorst is het dikst.

De dunne oceanische korst weegt evenveel als de dikke continentale korst.

De lithosfeer drijft op de asthenosfeer.

PARAGRAAF 3 PLATENTEKTONIEK

Aardkorstplaten = bestaan uit continentale en oceanische bodem. Ze bewegen als geheel.

Drie soorten beweging van een plaat

  1. Convergente beweging

                Subductie: oceaan à continent, dan duikt de oceaan          onder het continent. Op deze grens ontstaan        diepzeetroggen.

  2. Divergente beweging

                Er ontstaat een gat à wordt gevuld met lava uit de    mantel. Nieuwe oceaanbodem groeit zo aan.

  3. Transforme beweging

                Platen bewegen langs elkaar.

    Continenten blijven bestaan en groeien alleen aan. Oceaanbodem verdwijnt en groeit aan. Continentaal gesteente is te licht en kan niet ‘zinken’. Door subductie groeit continent aan en verdwijnt er steeds meer oceaan.

    Convectiestroming = de platen bewegen mee met de convectiestromen van de mantel. (Geen officieel aangetoonde theorie)

divergerende platen

convergerende platen

Overal

midoceanische rug

basaltische lava

stratovulkaan

caldera

intrusie

explosief vulkanisme

andesitische lava

subductiezone

schildvulkaan

hotspot

effusief vulkanisme

basaltische lava

Naar beneden trekken: oude en koude oceaanbodem krimpt en wordt zwaar

Convectiestroming: verwarming aan de onderkant en afkoeling aan de oppervlakte

Uit elkaar duwen: opstijgend magma heeft ruimte nodig

Er kunnen in de toekomst nieuwe oceanen ontstaan, maar dat gaat heel langzaam.

De Atlantische oceaan wordt op dit moment steeds groter.

PARAGRAAF 4 VULKANISME

Effusieve erupties = een rustig verlopende uitbarsting van een vulkaan, bijvoorbeeld bij Midoceanische ruggen à er ontstaat een gat in de aardkorst à wordt meteen gevuld met magma à magma komt in contact met de oceaan en stolt.

De mantel bestaat uit vast gesteente, maar door het wegvallen van de druk gaat het smeltpunt omlaag. Daardoor komt magma dus altijd vloeibaar naar boven.

Explosieve erupties = veroorzaakt door andere samenstelling van de magma (bestaat hier uit omgesmolten oceaanboden + meegesleurd sediment van oceaanbodem en zeewater). Deze magma hoopt zich op en blokkeert hiermee het opstijgen. Wanneer na lange tijd de druk hoog genoeg is, gaat de uitbarsting gepaard met een grote explosie.

magma waaruit basalt ontstaat

magma waaruit andesiet ontstaat

magma waaruit graniet ontstaat

vloeibare, stroperige of zeer stroperige magma

vloeibaar

stroperig

zeer stroperig

weinig of grote drukopbouw

weinig drukopbouw

grote drukopbouw

effusieve, explosieve of geen uitbarsting

effusief

explosief

geen

Andesiet = stollingsgesteente bij uitbarstingen in subductiezones

Basalt = stollingsgesteente bij vulkaanuitbarstingen

Graniet = stollingsgesteente bij ondergrondse intrusies

Pyroclastisch materiaal = wat de lucht in wordt geslingerd bij een uitbarsting.

Stratovulkaan = ontstaan doordat lava en as zich na elke uitbarsting in lagen ophopen rond de krater.

Caldera = een vulkaan die na een hele heftige explosie zijn top verliest.

Schildvulkanen = worden gevormd door dun vloeibare basaltische lava die rustig uit de krater stroomt en daarmee een groot gebied kan bedekken. Deze vulkanen liggen niet aan de rand van een plaat. De plaatsen waar ze voorkomen worden hotspots genoemd.

Hotspot = hier vindt in de mantel een continue stijging van magma plaats, die mantelpluimen worden genoemd.

Intrusies = stroperige magma die zich ophoopt koelt langzaam af à door deze afkoeling kunnen de elementen stabiele chemische verbindingen aangaan à mineralen worden gevormd. Hierdoor wordt graniet gevormd. Basaltische en andesitische lava stollen te snel en kunnen daardoor geen stabiele verbindingen aangaan.

soort vulkaan

samenstelling magma

kies uit: basaltisch – andesitisch – granitisch

herkomst van het magma

kies uit: mantel – weggedoken oceaanbodem

midoceanische rug

Basaltisch

Mantel

stratovulkanen

andesitisch

weggedoken oceaanbodem

hotspot

basaltisch

Mantel

intrusie

granitisch

weggedoken oceaanbodem

caldera

andesitisch

weggedoken oceaanbodem

Basalt is zwaar en stijgt daardoor niet op.

Bij de subductie neemt de oceaanbodem sediment en water mee de diepte in. Als dit omsmelt ontstaat er een gesmolten mengsel dat lichter is dan de omgeving.

Het type vulkaan dat ergens voorkomt wordt bepaald door:

PARAGRAAF 5 AARDBEVINGEN

Zware aardbevingen : convergerende / transforme bewegingen à daar is de druk het grootst.

Epicentrum = plaats aan het aardoppervlak die direct boven de haard van de aardbeving ligt. Hoe dieper de haard, hoe minder heftig de aardbeving.

Tsunami = door plotselinge beweging van de oceaanbodem.

Plooien = gesteente dat door de druk in de aardkorst verbogen wordt. Dit gebeurt onder hoge druk en temperatuur à het gesteente wordt plastisch.

Gesteente aan de rand dat uitgerekt of ingedrukt wordt zal breken.

Langs een breuk in een aardkorst zullen delen van de aardkorst omhooggeduwd worden (horst) en delen wegzakken (slenk)

Plooiingsgebergten = gebergte dat ontstaat door de druk in de aardkorst waarbij gesteente geplooid en opgeheven wordt.

Breukgebergten = gebergte dat ontstaat als langs een breuk delen van de aardkorst omhoog bewegen,

Breuk = gesteente dat onder invloed van rek of druk in de aardkorst breekt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.