Domein Migratie en Vervoer

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1389 woorden
  • 22 januari 2004
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofstuk 1, inleiding 2 belangrijke kenmerken van geografische mobiliteit - verplaatsingen met een ruimtelijk aspect (van A naar B) - verplaatsingen met een tijdsaspect (voor een bepaalde tijd. Bv, permanent of voor een week
Circulatie houdt in als mensen zich verplaasten niet op basis van het permanent-karakter. Dus wekelijks of maandelijks bv. Migratie is als mensen zich in een nieuwe vaste woonplaats vestigen (dus niet van Noord naar Schalkwijk, wel van Bloemendaal naar Noord) Emigratie is als mensen zich in een ander land vestigen. (gaan) In het nieuwe land ben je dan voor dat land een immigrant. En voor ons een emigrant. Immigratie is het zich vestigen in een land. (komen) Migratiesaldo is het vershil tussen migratie en emigratie. Het is positief als er meer mensen immigreren dan emigreren. Dan spreek je van een migratie overschot. Een emigratie-overschot is een negatief migratiesaldo. Allochtoon; persoon die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, die buiten Nederland is geboren of van wie 1 of beide ouders buiten Nederland zijn geboren. Buitenlander; iemand die (nog) niet de nationaliteit bezit van het land waar hij/zij woont of verblijft; andere naam: vreemdeling of niet-Nederlander. (Het verschil is bepalend waar degene geboren is?) Vluchteling: Een voormalige asielzoeker die tot Nederland is toegelaten en de status van vluchteling heeft, alsmede een asielzoeker die naar Nederland is gekomen en een vergunning tot verblijf (VTV) heeft gekregen. Ruraal: platteland
Urbaan: stadsleven
Hoofstuk 1, §1 Migranten richting het Noorden trekken na 1945 vooral naar Noord-Amerika. Immigranten in de verenigde Staten komen steeds meer uit landen in het Zuiden. Migranten uit het Zuiden die richting Europa trekken, komen vooral uit Noord-Afrika en Azië ------ De migratie in het Zuiden is groter dan de migratie van het Zuiden naar het Noorden. Dit geldt vooral voor Afrika en Azië. Migranten in Afrika zijn voornamelijk vluchtelingen. In Azië komen zowel arbeidsmigranten als vluchtelingen voor. ------ Mensen vertrekken uit hun woonplaats omdat ze op vlucht zijn of omdat ze hopen elders kans te krijgen op werk. Hierbij spelen 2 factoren; Push- en Pullfactoren Migratie stromen zijn te verklaren door: 1) Kenmerken van de vertrek en vestigings gebieden: - Pushfactoren zijn afstondende krachten. Redenen waarom iemand weg wil of weg moet. - Pullfactoren zijn aantrekkende krachten. Reden waarom mensen naar een ander gebied willen. 2) Intermediaire factoren Factor die migratie kan bevorderen of verhinderen, buiten de kenmerken van de vertrek- en vestigingsgebieden. Bv. Geld of het toelatingsbeleid. 3) Persoonlijke kenmerken van de migrant. Het gaat hier om de ervaring van de migrant. Hier zouden wij nee zeggen tegen een baantje van 5 gulden per uur. Voor een migrant kan dit vorstelijk zijn. 4) Groepskenmerken. Iemand zal niet snel in zijn eentje beslissen om naar een ander land te gaan. Hij zal hier vaak zijn familie of dorpsgenoten raadplegen
Op pagina 9 staat een tabel met allerlei push en pullfactoren. Hoofstuk 1, §2 Van de EU-bevolking heeft 4,7% niet de nationaliteit van het woonland. Hiervan komt 3% van buiten de EU. (1,7% van de EU bevolking is dus een EU-bevolker uit een ander EU-land) Vooral Turken, voormalige Joegoslaven en Marokkanen in mindere maten zijn de volken die van buiten de EU komen. Bij verhuizers binnen de EU draait het vooral om Italianen en Portugezen. (de zuid Europeanen dus) Als resultaat van de Zuid-Noord migratie heeft West-Europa dus vooral te maken met mirgranten uit het zuiden van Europa en uit voormalige Europese koloniën
Zie tabellen blz. 12 ------ Voormalige wervingsgebieden van gastarbeiders en voormalige koloniën zijn nog steeds bepalend voor de nationaliteit van veel buitenlanders in een land. Daarnaast vormen ook mensen met de nationaliteit van de buurlanden een belangrijke categorie buitenlanders. Zie tabellen blz. 13 ------ Compartimentering is het opdelen van een politiek gebied in een aantal afzonderlijke politie-eenheden. Bij decompartimentering sluiten ze zich weer allemaal bij elkaar aan. De politieke situatie in Oost-Europa leidt tot politieke compartimentering: staten vallen uiteen in afzonderlijke eenheden. Dit leidt tot grote migratiestromen. Het is mogelijk dat politieke compartimentering in de EU en in de NAVO dit kan voorkomen. Hoofstuk 1, §3 Nederland was vroeger vooral een emigratieland. Het hoogtepunt kenden we in 1952 toen 50.000 landgenoten emigreerden. Deze grote emigratie trek werd begleid door de Nederlandse regering vanwege de grote werkloosheid. Zij hoopten hiermee het aantal werkzoekenden terug te dringen. Andere motieven om te emigreren waren angst voor een Russische invasie, voor overbevolking, een agenamer klimaat en betaande relaties met buitenlanders. Nu is Nederland hoofdzakelijk een immigratieland maar toch emigreerde er van 1990 tot 1997 al zo'n 67.000 Nederlanders. Het saldo tussen terugkeerende emigranten en mensen die gaan emigreren is de laatste jaren ongeveer gelijk in Nederland. De belangrijkste emigratielanden waren Canada, Australie en de Verenigde staten. De emigratie tegenwoordig is vooral op onze buurlanden gericht. ------
De belangrijkste immigranten in Nederland zijn: Nederlanders (terugkeren na emigratie) Indonesiers (vluchtelingen voor en na de onafhankelijkheid in 1949) Marokkanen en Turken (arbeidsmigranten, gezinsherenigers, gezinshervormers) Surinamers en Antilianen (vluchtelingen en arbeidsmigranten) Iranezen, Irakezen en Somaliers (vluchtelingen) en arbeids-, economische en huwelijks-migranten uit andere EU-landen ------ De eerste toestroom van arbeidsmigranten was in 1960 toen Nederland een economische bloei kende. Er was vooral een tekort aan arbeidskrachten in de mijnen van Zuid-Limburg en bij de textielindustrie in Twente. Later kwamen ook de industriegebieden in het westen en zuiden in arbeidsnood. Gastarbeiders verdienden lage lonen en waren daarom aangewezen op goedkope huizen. Door de nieuwe gastarbeiders ontstonden een aantal processen: Gezinshereniging (=volgmigratie); Buitenlanders die zich willen herenigen met hun gezinsleden, die al in het migratieland verblijven. Geszinsvormende migratie is het werkelijk over laten halen van je familie naar het land waar je nu zit. Segregatie; het ontstaan van een ruimtelijke scheiding tussen verschillende bevolkingsgroepen; door segregatie neemt ook de sociale afstand tussen groepen toe. Allochtonen vestigen zich vooral in oude stadswijken. Amsterdam-Zuidoost is daar een uitzondering op. Daar zitten veel alochtonen in de Bijlmer. De belangrijkste plaatsen waar alochtonen zich vestigen zijn Den Haag, Rotterdam en Amsterdam. Ook wonen er Turkse en Marokkaanse immigranten in (oude) idustriegebieden in het oosten en zuiden van Nederland. Hoofstuk 2, §1 De stedelijke bevolking groeit in de arme landen veel sneller dan in de rijke landen. De voornaamste oorzaak hiervan is migratie. Het percentage mensen dat in een arme land woont in een stad is in van 1950-1995 verdubbelt (18 > 37%) Ook in de rijkere landen heb je steeds meer verstedelijking maar groeit het relatief minder snel. ------ De trek van het platteland naar de stad heeft zijn voordelen. - De werkloosheid op het platteland neemt af - De migreerde mensen sturen veel geld terug waardoor het allemaal iets beter gaat op het platteland. - Er komt meer werkgelegenheid in de steden want die mensen moeten ook ergens wonen. Een nadeel er van is dat van de mensen die vertrekken het meestal de mensen zijn die ondernemend zijn. Een beetje geschoold zijn. Waardoor het platteland zichzelf niet echt doorontwikkeld. De overheidsmiddelen om het wegtrekken van mensen te voorkomen zijn maar beperkt. ------ In veel steden in arme landen heersen slechte leefomstandigheden. Om de problemen aan te pakken, moet het stadsbestuur de bestaande situatie eerst legaliseren. Dit gebeurt nu niet omdat dat leidt tot nieuwe migratie naar de stad. Hoofstuk 2, §2
Migratie is selectief
Als mensen migreren naar een ander gebied heeft dat gelijk gevolg tot de bevolkingsgroote. Op langere termijn dan ook op het geboorte cijfer. Zoals in vorrige paragraag te lezen viel heeft het vertrek niet alleen maar nadelen maar ook voordelen. Algemene kenmerken van een migrant: - tussen 15 en 45 - hoog scholingsniveau - het zijn voornamelijk mannen
De vrouwen blijven achter. Aangezien zij vaak niet genoeg geld van hun man ontvangen zijn ze soms genoodzaakt bij te werken in de commerciele of industriele centra. De vrouwen zijn over het algemeen niet goed opgeleid en zijn daarom economisch en sociaal afhankelijk. ------ Migratie beïnvloedt onder meer de etnische samenstelling, de groei van de bevolking, de sekse verdeling, de leeftijdsverdeling en het inkomensniveau in de ontvangende samenleving. Omdat migranten vooral naar stedelijke gebieden trekken, zijn de effecten daar ook het grootst. Op 1 januari 1996 had Nederland 15,5 miljoen inwoners. Daarvan waren er 2,6 allochtoon (17%) Tot tenminste 2015 zal de allochtone bevolking in Nederland blijven toenemen. Met een verwachte groei van 1 miljoen. Dat zou 80% van de totale nederlandse groei. De samenstelling van de allochtonen in Nederland verschilt ook sterk met het vaderlandse volk. Zo zijn er meer allochtonen mannen dan vrouwen en is er een hoog perctage jonger dan 15 jaar (Marokkanen 41% en Turken 34%). Ook krijgen allochtoonse vrouwen meer kinderen dan Nederlandse vrouwen. Dit neemt wel gelijdelijk af de laatste jaren. Hoofstuk 2, §3
Uit het boek leren

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.