Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

mavo 4 aardrijkskunde samenvatting hoofdstuk 1 tm 3 de geo

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 3927 woorden
  • 25 oktober 2021
  • 83 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
83 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Inspiratie nodig voor je profielwerkstuk?

Ben jij op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk, maar weet je niet waar te beginnen? Bij de Universiteit Twente vind je volop inspiratie. Van organen op chips tot fast fashion tot het programmeren van een robot – er is altijd wel een onderwerp dat bij jouw interesses past.

Lees meer!

Het weer speel zich af in de( atmosfeer ) (dampkring). Het is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment, in een bepaald gebied .

  • Weerelementen zijn: temperatuur , wind , bewolkingsgraad , neerslag en luchtdruk .
  • uv-straling is een onderdeel van zonlicht. Het is schadelijk voor je huid. De zonkracht of uv-index (1-8) is een maat voor de hoeveelheid uv-straling in het zonlicht die de aarde bereikt. Bij een hoge bewolkingsgraad is de zonkracht klein.

Klimaat

► Het klimaat is het gemiddelde weer over een langere periode ( 30 jaar ) in een bepaald gebied.

  • Klimaten zijn ingedeeld op basis van de neerslag en temperatuur . Het gaat om de gemiddelde temperatuur en ,neerslag over een lange periode in een bepaald gebied. In een klimaatgrafiek zie je deze gemiddelde temperatuur en neerslag per maand .

Klimaatfactoren

► Vijf klimaatfactoren bepalen het klimaat in een gebied.

  • Breedteligging. Hoe verder van de evenaar , hoe lager de gemiddelde temperatuur.
  • Hoogteligging boven zeeniveau. Hoe hoger, hoe lager de gemiddelde temperatuur. De ligging van een gebergte heeft ook invloed, bijvoorbeeld door vochtige lucht vanaf een zee tegen te houden.
  • De gesteldheid van het aardoppervlak. Water warmt langzamer op dan land en koelt langzamer af.
  • De afstand tot zee of een ander groot wateroppervlak .
  • De aanvoer van warmte , koude of vochtigheid van elders, door wereldwijde wind- en oceaanstromingen. 

temperatuur

► Temperatuur is een maat voor de kou of de warmte op een bepaald moment, in Europa aangegeven in de Schaal van Celsius. Het wordt gemeten met een thermometer. Op kaarten wordt de temperatuur weergegeven met isothermen, lijnen die plaatsen met een gelijke temperatuur met elkaar verbinden.

Zoninvalshoek en breedteligging

► De zon warmt de lucht indirect op, via het aardoppervlak. Daarom wordt het hoger in de atmosfeer gemiddeld steeds kouder. De temperatuur neemt vanaf het aardoppervlak elke 1.000 m af met 6 °C tot zo’n 10 km hoogte.

  • De zoninvalshoek is op hoge breedte kleiner dan op lage breedte. Een bundel zonnestralen verwarmt op hoge breedte daardoor een groter oppervlak dan op lage breedte en warmt dat oppervlak minder op, dus ook de lucht daarboven. De gemiddelde temperatuur rond de evenaar is hierdoor lager dan op hoge breedte.
  • Op hoge breedte legt een bundel zonnestralen een langere weg door de atmosfeer af, waardoor deze tegen meer deeltjes botst. Op hoge breedte ontvangt het aardoppervlak daarom nog iets minder zonne-energie dan op lage breedte.

Seizoenen

► Door de schuine stand van de aardas is de ene helft van het jaar het noordelijk halfrond naar de zon toegekeerd, en de andere helft van het jaar het zuidelijk halfrond. Hierdoor verandert tijdens een jaar de zoninvalshoek op elke breedtegraad, en dus ook de hoeveelheid warmte die de lucht boven het aardoppervlak ontvangt. Zo ontstaan de seizoenen.

■ In de tropen, het gebied tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring, merk je weinig van de seizoenen, omdat de zoninvalshoek hier het hele jaar groot is.

Andere invloeden op de gemiddelde temperatuur

► Ook de klimaatfactoren hoogteligging, ligging aan zee en aanvoer van warmte en koude van elders hebben invloed op het klimaat in een gebied.

  • Het aardoppervlak in een gebergte wordt opgewarmd door zonnestralen, dus ook de atmosfeer erboven. Maar omdat daar minder luchtdeeltjes boven het aardoppervlak zitten, houdt de atmosfeer boven gebergten minder warmte vast en ontsnapt meer warmte naar het heelal. Hoe hoger je in een gebergte komt, hoe lager de gemiddelde temperatuur van de lucht is.
  • De zee heeft in een gebied met seizoenen een matigende invloed op de gemiddelde temperatuur. Dat komt door het verschil in opwarmen en afkoelen van water en land.
  • Warme en koude zeestromen hebben ook invloed op de gemiddelde temperatuur in kustgebieden.

Luchtdruk en wind

► Luchtdruk is de kracht die het gewicht van de lucht in de atmosfeer op het aardoppervlak uitoefent. Je meet het met een barometer (in hectopascal). Een isobaar is een lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk met elkaar verbindt.

  • Verschillen in luchttemperaturen zorgen voor verschillen in luchtdruk. Warme lucht stijgt op, waardoor aan het aardoppervlak een lagedrukgebied of minimum ontstaat. Lucht stroomt vanuit de omgeving toe: dit is wind. Op andere plaatsen daalt lucht waardoor aan het aardoppervlak een hogedrukgebied of maximum ontstaat. Rond de evenaar zie je door de sterke opwarming een luchtcirculatiesysteem (figuur 10).
  • Waar koude en warme lucht botsen, mengen ze niet met elkaar, maar beweegt de warmelucht over de koude lucht omhoog. Dit komt doordat de warme lucht lichter is dan koude lucht. Aan het aardoppervlak ontstaat dan een lagedrukgebied.

Windkracht, windsnelheid en windrichting

► Bij een groot verschil in luchtdruk, waait er een harde wind. De isobaren liggen dan dicht bij elkaar op een weerkaart.

  • De Schaal van Beaufort is een maat voor de windkracht.
  • Je kunt de windsnelheid meten met een windmeter (in m/s of km/u). Hoe groter de windsnelheid, hoe krachtiger de wind. Boven land wordt de wind afgeremd door wrijving.
  • De windrichting wordt genoemd naar de kompasrichting van waaruit de wind waait.

- Als een wind over zee naar land waait, noem je het een zeewind of aanlandige wind.

- Waait de wind over land naar zee, dan noem je het een landwind of aflandige wind.

Luchtvochtigheid en het ontstaan van wolken

► Luchtvochtigheid is de hoeveelheid waterdamp die lucht bevat. Lucht met veel waterdamp erin is vochtige lucht. Lucht met weinig waterdamp is droge lucht.

  • Luchtvochtigheid is afhankelijk van de temperatuur. Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht. Als lucht afkoelt, raakt deze verzadigd en dan condenseert waterdamp tot water in kleine druppeltjes (wolken). Als ze klein zijn blijven ze zweven, maar ze kunnen ook zo groot worden dat ze door de zwaartekracht naar beneden vallen (neerslag).
  • Overal waar lucht opstijgt en afkoelt, kan de lucht verzadigd raken en kunnen wolken ontstaan, en bij voldoende waterdamp ook neerslag.
  • (Koude) lucht kan ook dalen, waarbij deze opwarmt. De lucht kan daardoor meer waterdamp bevatten, en dan verdampen waterdruppels en verdwijnen wolken.

Soorten neerslag

► Neerslag ontstaat in gebieden waar (warme) lucht opstijgt.

  • Stijgingsneerslag ontstaat waar het aardoppervlak de lucht erboven flink opwarmt, bijvoorbeeld in de tropen rond de evenaar. Deze warme lucht stijgt op en koelt af. Als er genoeg vocht in de lucht zit, ontstaan er wolken en neerslag.
  • Als warme en koude lucht botsen, dan beweegt de warme lucht over de koude lucht omhoog. Zo ontstaat er een lagedrukgebied, een depressie. Het grensvlak tussen de warme en koude lucht noem je eenfront. Als koude lucht in een gebied met warme lucht komt, dan noem je het een koufront. Als warme lucht in een gebied met koude lucht komt, dan noem je het een warmtefront. De neerslag die hierdoor valt noem je frontale neerslag.
  • Stuwingsneerslag ontstaat bij een gebergte als de wind van één kant komt en de lucht omhoog wordt gestuwd. Aan deze loefzijde koelt de lucht af, kunnen wolken en neerslag zich vormen. Aan de andere kant van het gebergte, de lijzijde, daalt de lucht en warmt op, waarbij eventuele wolken verdampen en er valt geen neerslag. Deze zijde ligt in de regenschaduw.

Waterkringloop

► In de waterkringloop komt water in drie fasen voor: vast, vloeibaar engas. Van water naar ijs noem je bevriezen en andersom smelten. Van water naar waterdamp noem je verdampen en andersom condenseren.

  • Water verdampt uit oceanen, zeeën en meren. Op plaatsen waar de lucht afkoelt, kunnen wolken ontstaan en kan neerslag vallen, vaak boven oceanen en zeeën.
  • Neerslag op land wordt ijs (landijs of gletsjers), of het stroomt af via beekjes, meren en rivieren naar zee. Neerslag kan ook infiltreren en via de ondergrond als grondwater naar rivieren, meren, en naar zee stromen.

Wereldwijde luchtcirculatie

► Luchtstromen en winden op wereldschaal ontstaan door lage- en hogedrukgebieden aan het aardoppervlak. Die ontstaan op hun beurt door meer of minderzonne-instraling (figuur 19).

  • De tropen, het gebied rondom de evenaar, ontvangt gemiddeld veel zonne-energie, waardoor in dit hele gebied aan het aardoppervlak een lage luchtdruk ontstaat. In dit tropische gebied valt veel stijgingsneerslag.
  • Het gebied rondom de polen ontvangt gemiddeld minder zonne-energie dan alle andere gebieden op aarde. Op de polen beweegt de koude lucht in de atmosfeer naar beneden. Hierdoor heerst er altijd een hoge luchtdruk aan het aardoppervlak. Omdat het hele gebied zo koud is, warmt de dalende lucht daar niet op en kan er neerslag vallen, vaak als sneeuw.
  • De van de evenaar hoog in de atmosfeer wegstromende lucht koelt af en gaat rondom de 30° N.B. en Z.B. dalen. Deze dalende lucht zorgt hier voor een hogeluchtdruk. De dalende lucht warmt hier op, doordat het aardoppervlak op deze breedte veel zonne-energie ontvangt. Het is hier droog.
  • Rond 50 tot 60° N.B. en Z.B. ontmoeten de koude lucht vanaf de polen en de warme lucht vanaf het zuiden (of op het zuidelijk halfrond: vanaf het noorden) elkaar. Hier beweegt de warme lucht over de koude lucht omhoog en ontstaan depressies (lagedrukgebieden) met veel wolken waaruit frontaleneerslag valt. Op deze breedte heerst er dan ook een gebied met lage luchtdruk.

Wereldwijde windsystemen

► Er is een mondiale luchtcirculatie met continu bewegende lucht.

  • De wet van Buys Ballot luidt: als je met je rug naar het hogedrukgebied staat, dan heeft de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naarrechtsen op het zuidelijk halfrond naarlinks.
  • Er zijn wereldwijde winden die altijd uit dezelfde richting waaien: de passaatwinden, de westenwinden en de oostelijke winden in de poolgebieden.

Hoofdstuk 2

Weer

► Het weer in Spanje en Nederland wordt beïnvloed door hoge- en lagedrukgebieden.

  • Bij Nederland botsen vaak warme en koude lucht, waarbij de warme lucht over de koude lucht omhoog beweegt. Zo ontstaat een lagedrukgebied, een depressie, waarbij de lucht tegen de klok in naar het lagedrukgebied stroomt (figuur 1 en 2). Bij zo’n depressie ontstaat altijd aan de ene kant een warmtefront, en aan de andere kant een koufront. Hier valt frontale neerslag.
  • Bij Spanje ligt er vaak een hogedrukgebied (figuur 2). Dan valt er geen of weinig neerslag en is het er droog en zonnig weer. Als het hogedrukgebied bij Spanje zwak is, dan kan een depressie ook boven Spanje voorkomen. Dit is vaker zo in de winter dan in de zomer.
  • Andere hogedrukgebieden boven Europa beïnvloeden ook het weer in Spanje en Nederland.

Klimaat

► Spanje ligt zuidelijker dan Nederland en heeft gebergten. Welke klimaten komen er voor?

  • Gematigd zeeklimaat in het noorden van Spanje, door de ligging aan de Atlantische Oceaan.
  • Middellandse Zeeklimaat in het zuiden.
  • Landklimaat in het binnenland.
  • Hooggebergteklimaat in de bergen.
  • Droogklimaat in het binnenland: steppeklimaat.

Zie H1 voor de uitleg over de klimaten en hoe klimaatfactoren die bepalen.

Neerslagverdeling en neerslagintensiteit

Neerslagverdeling en neerslagintensiteit geven informatie over de hoeveelheid water die beschikbaar is in een gebied.

  • Het klimaat bepaalt wanneer neerslag valt en waar neerslag valt.

Droogte en nattere perioden komen voor binnen een periode van 30 jaar.

  • De neerslagintensiteit wisselt per seizoen. De kans op een hoosbui is in Nederland eens per 10 jaar. Er valt dan zoveel neerslag dat het water dan niet de grond in kan zakken, maar direct over land afstroomt naar rivieren en riolen. Dit zorgt voor een piekafvoer en overstromingen, bodemerosie en modderstromen.

Waterbalans

► Het verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de verdamping (uit oppervlaktewater, uit de bodem en de ademhaling van planten) in een gebied noem je de nuttige neerslag. Deze kan positief of negatief zijn. De waterbalans van een gebied is de nuttige neerslag in een jaar berekend over een langjarig gemiddelde.

  • In Spanje hebben gebieden met een steppeklimaat een negatieve waterbalans.

Landbouw en toerisme

► In grote delen van Spanje is er vaak een watertekort.

  • In akkerbouw- en tuinbouwgebieden is vaak irrigatie nodig. Als er teveel water wordt opgebracht en de drainage is niet goed, dan is er een nadeel: verzilting. Een goede manier van irrigeren is druppelirrigatie.
  • Waar voldoende neerslag valt, komt intensieve landbouw (intensieve veeteelt en akkerbouw) voor. In droge gebieden zie je extensieve veeteelt.
  • Spanje heeft veel stuwmeren met een watervoorraad voor droge tijden. Er wordt ook grondwater opgepompt. Een nadeel hiervan kan zijn: verdroging.

Versterkt broeikaseffect

► In de atmosfeer zitten gassen, bijvoorbeeld zuurstof en stikstof. En ook broeikasgassen als koolstofdioxide, methaan en waterdamp. Zij zorgen voor het natuurlijke broeikaseffect. Hierdoor is de aarde leefbaar. Op dit moment neemt de concentratie broeikasgassen toe door onze manier van leven. Hierdoor neemt het broeikaseffect toe. Dit noem je het versterkte broeikaseffect. Dit leidt tot extremer weer, klimaatverandering, het smelten van land- en gletsjerijs en zeespiegelstijging.

Klimaatverandering en extremer weer

► Neerslag en temperatuur zijn belangrijk weerelementen die het klimaat bepalen.

  • In de zomer zal het in Europa gemiddeld warmer worden: het klimaat wordt dan dus warmer. Door schommelingen in het weer kan het af en toe binnen een periode van 30 jaar extra warm worden: in Spanje de zomer elke 30 jaar en in Nederland elke 20 jaar. Ook de winters worden gemiddeld warmer. Dit betekent in Spanje vaker droogte.
  • In Nederland neemt de neerslag in de winter toe en er komen meer hoosbuien. Dit komt onder andere door de stijging van de temperatuur: warmere lucht kan meer waterdamp bevatten. In Spanje is de neerslagverandering nog onzeker. Problemen met de beschikbaarheid van water ontstaan als er een langere droge periode is samen met grotere verdamping door hogere temperaturen.

Zeespiegelstijging

► Zeespiegelstijging komt door: het opwarmen en uitzetten van het zeewater en het afsmelten van land- en gletsjerijs.

  • Wereldwijd: het tempo van de zeespiegelstijging zal volgens het IPCC toenemen. De zeespiegel zal nog lang door blijven stijgen omdat het lang duurt voordat oceanen, zeeën en ijskappen zich hebben aangepast aan de opwarming van de aarde.
  • In Nederland: deze eeuw 25 tot 100 cm zeespiegelstijging, afhankelijk van de uitstoot van broeikasgassen.
  • In Spanje: deze eeuw 50 tot 100 cm zeespiegelstijging.

Hoofdstuk 3

Frontale neerslag en droogte

► In de VS komt soms extreem weer voor. Dit komt doordat de VS groot zijn en er gebergten zijn die noord-zuid lopen. Ook oceanen hebben invloed. Zie figuur 1.

  • Er komen lagedrukgebieden (depressies) voor waar vochtige, tropische lucht uit het zuiden endroge poollucht uit het noorden bij elkaar komen. Daar valt dan ook vaak frontaleneerslag.
  • In de winter ligt er vaak een hogedrukgebied boven de VS. In het binnenland valt er daardoor in de winter weinig neerslag.

■ Cold wave: ver naar het zuiden doordringende droge poollucht > extreem koud weer.

■ Warm wave: ver naar het noorden doordringende vochtige, tropische lucht > hoge temperatuur.

  • Boven het zuiden van de VS ligt vaak een hogedrukgebied. Hier is het warm en valt er weinigneerslag, ook door de ligging van gebergten langs de kust.

Stuwingsneerslag

► Noord-zuid lopende gebergten hebben invloed op het weer in het westen van de VS.

  • Westzijde van deze gebergten is deloefzijde, daar valt veel neerslag.
  • Oostzijde van deze gebergten is de lijzijde, daar valt weinig neerslag > regenschaduw. Voor de verklaring hiervoor zie H1.

Stijgingsneerslag

► Zuiden van Florida en Hawaii: tropische klimaatzone > veel stijgingsneerslag.

Veranderingen

► In de VS stijgt de gemiddelde jaarlijkse temperatuur en zal dit blijven doen. Het groeiseizoen neemt toe. De hoeveelheid neerslag zal in een groot deel van de VS toenemen. De neerslagintensiteit neemt toe.

  • Extreme buien zorgen voor een piekafvoer, waardoor overstromingen, modderstromen en erosie optreden. Dit water blijft niet in het gebied waar het als neerslag valt, maar stroomt het gebied uit. Samen met de neerslag bepaalt de verdamping hoeveel water in een gebied beschikbaar is. Dit kun je zien in de waterbalans van een gebied.
  • Ander extreem weer kan ook voorkomen, zoals droogte of hoge temperaturen. Hierdoor is er kans op verdroging, verziltingenverwoestijning en natuurbranden.

■ Het risico op watertekorten in gebieden die afhankelijk zijn van grondwater neemt toe, met een gevaar voor een verminderde opbrengst in de landbouw.

■ Koeien en runderen kunnen slecht tegen warmte. Hun welzijn en melkproductie nemen dan af.

  • De kustgebieden krijgen te maken met zeespiegelstijging, met kans op overstromingen, kustafslag en verzilting.

Duurzaamheid en ecologische voetafdruk

► Een maat voor de duurzaamheid van een land en zijn inwoners is de ecologische voetafdruk. Deze hangt af van onder andere: CO2-uitstoot, het verbruik van grondstoffen en water, en milieuvervuiling.

  • Voor iedereen is er gemiddeld 1,7 hectare beschikbaar, dan zouden we duurzaam leven. Gemiddeld over de hele wereld gebruiken we 2,8 hectare. De ecologische voetafdruk verschilt tussen landen en regio’s.

Beleid van Trump

► Trump heeft de VS teruggetrokken uit het Akkoord van Parijs. Hij zette de economische belangen van het land voorop en wilde meer fossiele brandstoffen gaan winnen en gebruiken. Dit deed hij onder andere om meer banen te scheppen in de industrie. Hij draaide ook wetten terug die de CO2 uitstoot wilden verminderen. In 2020 werd Biden president van de VS. Hij heeft de besluiten van Trump over het klimaat teruggedraaid.

  • De VS is een federatie. Er zijn nationale wetten. Maar deelstaten kunnen zelf ook wetten bedenken die gelden binnen hun grondgebied. Sommige deelstaten doen nog wel wat aan klimaatbeleid, maar hebben daar minder geld voor gekregen van de regering van Trump.

Wat er wel gebeurt

► Er zijn wel klimaatinitiatieven.

  • Bedrijven maken gebruik van hernieuwbare energie.
  • Sommige federale ministeries vinden klimaatverandering toch een belangrijk probleem en doen daar ook iets mee.
  • Staten en grote steden in de VS maken wel plannen om hun CO2-uitstoot te verminderen en zich zo te houden aan het Akkoord van Parijs. Ook duurzaam omgaan met water is voor hen een speerpunt.
  • Laag gelegen kustgebieden krijgen last van zeespiegelstijging. Bij stormen of orkanen is het gevaar op overstromingen heel groot. Deze gebieden probeert men veiliger te maken.

casus 

Hurricane Katrina

► Katrina is een tropische orkaan die in 2005 veel schade aanrichtte in New Orleans en omgeving.

  • Tropische stormen krijgen elk jaar afwisselend jongens- en meisjesnamen op alfabetische volgorde. Een tropische orkaan heet in Noord-Amerika hurricane.

Snel ronddraaiende lucht

►Vanuit een tropische depressie kan eentropische storm ontstaan, die kan uitgroeien tot een tropische orkaan. Hier is warm zeewater voor nodig met een temperatuur van tenminste 26,5 °C. De warme, vochtige lucht boven dit zeewater kan snel opstijgen, waardoor er aan het oppervlak een lagedrukgebied ontstaat. Van alle kanten stroomt lucht toe die ook weer snel kan opstijgen. De luchtdruk in het midden wordt steeds lager. Zo kan een tropische depressie een tropische orkaan worden. Dit gebeurt alleen als de tropische depressie lang genoeg boven de warme zee kan bewegen. Hoger in de atmosfeer condenseert de waterdamp en ontstaan enorme wolken waaruit veel neerslag valt.

  • Een tropische orkaan is 500 tot 1.500 km in doorsnede. In het middel zit het oog van de orkaan, waar het bijna windstil is. De toestromende lucht en de wolkenmassa’s draaien met orkaankracht rond het oog. Boven de orkaan heerst een hoge luchtdruk. De lucht stroomt daar naar alle kanten weg, en zakt ook naar beneden in het oog. Hier is het wolkenvrij. Hoe groter de windkracht van een orkaan, hoe hoger de klasse (1 t/m 5).
  • Als een tropische orkaan boven land of koeler zeewater komt, dan neemt de kracht af. Dit komt doordat er dan geen warme, zeer vochtige lucht meer is die snel kan opstijgen.

Verspreidingsgebied van orkanen

► Rond de evenaar tot ongeveer 20° N.B. en Z.B. is er zeewater met de juiste temperatuur voor het ontstaan van tropische orkanen. Op het zuidelijk halfrond draaien ze andersom dan op het noordelijk halfrond. Eerst bewegen ze mee met passaatwinden om noordelijker en zuidelijker af te buigen en met de westenwinden mee te bewegen. Een andere naam voor tropische orkaan is tyfoon (Azië) en cycloon (zuidelijk halfrond).

  • De tropische stormen ontwikkelen zich in de warmste maanden tijdens de zomer en de herfst op beide halfronden.

Natuurramp in Joplin

► In Joplin bracht een tornado in 2011 veel schade toe. Een tornado is een wervelwind die als een trechtervormige slurf onder een onweerswolk te zien is.

  • In Tornado Alley in de VS komt ongeveer 90% van de gemiddeld 1253 tornado’s per jaar voor.

Het ontstaan van tornado’s

► In Tornado Alley komen twee tot drie luchtsoorten bij elkaar: warme vochtige lucht vanaf de Golf van Mexico, koude droge lucht vanaf de Rocky Mountains en soms ook warme droge woestijnlucht uit het zuidoosten. Deze luchtsoorten mengen niet makkelijk met elkaar. De koude droge lucht schuift over de warme vochtige lucht heen, met soms de warme droge lucht er nog tussenin. Dit noem je een instabiele atmosfeer, waarin de warme vochtige lucht plotseling heel snel omhoog kan bewegen. Dan ontstaat een supercell storm, waaruit een tornado kan ontstaan.

  • Een tornado ontstaat als een supercell storm snel gaat ronddraaien. Dit gebeurt als de windrichting en windsnelheid met de hoogte verandert. Als tegelijkertijd de warme vochtige lucht snel opstijgt, ontstaat er aan het aardoppervlak een lage luchtdruk. Uit de omgeving stroomt dan nieuwe warme en vochtige lucht toe, die weer kan opstijgen en rond gaat draaien met steeds meer energie en snelheid.
  • Onder aan de onweerswolk ontstaat er dan een slurf van snel ronddraaiende en omhoog wervelende lucht. Als die de grond raakt noem je het een tornado. Een tornado is 100 tot 450 m in doorsnede en kan windsnelheden bereiken tot ongeveer 400 km/uur. De schade ontstaat op twee manieren: door de grote windkracht en door rondvliegend puin.
  • De tornado houdt op te bestaan als er niet meer genoeg warme en vochtige lucht beschikbaar is in de omgeving.
  • De kracht van tornado’s geef je aan met de EF-schaal, die loopt van EF1 t/m EF5. 95% van de tornado’s in Tornado Alley is een EF1 of EF2. EF5 bereikt 0,1% van alle tornado’s.

Het voorkomen van tornado’s

► Er is geen echt tornadoseizoen. Als de temperatuurverschillen tussen de luchtsoorten groot is, dan is er kans op tornado’s. Dit is meestal vanaf de lente tot in de herfst. In Tornado Alley zie je in die periode een verschuiving van zuid naar noord en dan weer terug naar het zuiden. Maar tornado’s kunnen het hele jaar voorkomen en op elk moment van de dag.

Er kan veel misgaan

► Op Katrina konden mensen zich voorbereiden. Toch ging er veel mis.

  • Er waren mensen in de stad achtergebleven, ondanks waarschuwingen. Bij het overstromen van de stad zijn er hierdoor mensen verdronken en vast komen te zitten in hun huis.
  • Hulpverlening kwam langzaam op gang, omdat er geen stroom was en de mobiele telefoons waren uitgevallen. Het Superdome-stadion raakte overvol en evacuatie was noodzakelijk maar duurde vijf dagen. Er was te weinig voedsel en water. Er was veel kritiek op de aanpak van de regering.

Rampenbestrijding

Hazard management (rampenbestrijding) zijn maatregelen van de overheid om natuurrampen en de ernst ervan te voorspellen en de gevolgen ervan te beperken. Hierbij zijn twee dingen belangrijk: een waarschuwingssysteem en een rampenplan. Soms kun je ook nog andere dingen doen, zoals stevigehuizen en gebouwen bouwen.

  • Een waarschuwingssysteem werkt goed bij een tropische orkaan omdat je deze lang van tevoren ziet aankomen met satellieten. De route van de tropische orkaan is ook redelijk te voorspellen.

Een waarschuwingssysteem voor tornado’s is lastiger omdat ze niet goed te voorspellen zijn. Het weerbericht geeft wel informatie over de kansen op tornado’s en satellieten en storm chasers houden ze in de gaten. Toch is de gemiddelde waarschuwingstijd maar ongeveer 13 minuten.

■ Bij hazard management moet je ook rekening houden met de risicoperceptie van mensen: de persoonlijke inschatting van een risico.

  • In een rampenplan staat precies wie wat moet doen in het geval van een ramp en hoe bewoners worden voorgelicht.
  • Bij tropische orkanen en tornado’s kun je ook stevige huizen bouwen als voorzorgsmaatregel. Voor een tornado is een schuilkelder onder de grond het beste.

Verbeteringen

► Wat is er geleerd van de rampen bij Joplin en New-Orleans?

  • In New Orleans zijn dijken verhoogd, en dammen en stormvloedkeringen gebouwd: een soort deltaplan met deltawerken.

● In Tornado Alley zijn na 2011 de bewoners beter voorgelicht over tornado’s en wat ze moeten doen als er eentje op hun woonplaats afkomt. De waarschuwingen voor de bewoners zijn duidelijker en begrijpelijker gemaakt. Bewoners komen daardoor sneller in actie als ze zo’n bericht horen. Ook worden nieuwe satellieten en supercomputers gebruikt om tornado’s beter te voorspellen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.